31 311 Zelfstandig ondernemerschap

Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2015

Naar aanleiding van vragen van de leden Lucas en Aukje de Vries (beiden VVD) heb ik uw Kamer eind 2014 geïnformeerd over het onderzoek dat door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) is uitgevoerd naar de vraag of het huidige toezichtsysteem beter kan worden toegesneden op de snelle groei van crowdfunding.1 In mijn reactie op het onderzoeksrapport heb ik toegezegd de aangegeven knelpunten nader te beschouwen en waar nodig weg te nemen. In maart jongstleden heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over de te nemen maatregelen, waarbij ik heb toegezegd u voor het einde van het jaar in te lichten over de voortgang wat betreft de implementatie van de maatregelen.2 Met deze brief doe ik die toezegging gestand.

In mijn brief van 31 maart 2015 wordt een viertal maatregelen beschreven die genomen worden om gesignaleerde knelpunten in de regelgeving aan te pakken. Ten eerste wordt een gerichte vrijstelling op het provisieverbod voor beleggingsondernemingen gerealiseerd. Afhankelijk van de precieze vormgeving kan een crowdfundingplatform als beleggingsonderneming kwalificeren in de zin van de Wet financieel toezicht (Wft). In dat geval is het voornoemde provisieverbod van toepassing. Dat betekent dat het platform geen vergoeding van de geldvrager mag vragen, maar alleen kosten in rekening kan brengen bij het publiek. Bij andere vormen van crowdfunding geldt een dergelijke beperking niet. Hierdoor ontstaat een ongelijk speelveld tussen platformen in verschillende toezichtsregimes. Met een gerichte uitzondering op het provisieverbod wordt deze belemmering weggenomen voor crowdfundingplatformen die als beleggingsonderneming kwalificeren.

Ten tweede wordt het ontheffingsregime voor het bemiddelen bij het aantrekken van opvorderbare gelden versterkt. De meeste crowdfundingplatformen in Nederland voeren hun activiteiten uit onder een individuele ontheffing van de AFM om te bemiddelen bij het aantrekken van opvorderbare gelden. Met het oog op de gewenste professionalisering van de platformen en de bescherming van geldgevers en -vragers, wordt het ontheffingsregime versterkt. Er zullen met name additionele vereisten worden gesteld met betrekking tot de bedrijfsvoering die erop zijn gericht om disfunctioneren van en fraude door het platform te voorkomen.

Als derde maatregel wordt gewerkt aan een vrijstelling op het verbod om opvorderbare gelden aan te trekken van het publiek. Op dit moment trekt de geldvrager in de meeste gevallen van crowdfunding opvorderbare gelden aan van het publiek. Op grond van artikel 3:5 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is dat verboden wanneer dat in de uitoefening van bedrijf gebeurt. Om eventuele belemmeringen weg te nemen en de markt duidelijkheid te bieden, zal een op crowdfunding gerichte vrijstelling van het verbod worden gerealiseerd.

De laatste maatregel betreft het hervormen van de door de AFM gehanteerde investeringsgrenzen. In maart heb ik uw Kamer laten weten dat de AFM voornemens was om de investeringsgrenzen te vervangen door een passenheidstoets (investeerderstoets). Na uitvoerig overleg met de sector heeft de AFM besloten de investeringsgrenzen te verdubbelen. Voor crowdfunding waar de investering is vormgegeven als een participatie in het eigen vermogen (ook wel equity based)zal de grens worden verhoogd naar € 40.000 en voor het zogenaamde loan based naar € 80.000. Deze grenzen gelden overigens niet voor vormen van crowdfunding met het karakter van donaties of sponsoring. Aanvullend zullen platformen bij consumenten een investeerderstoets moeten afnemen: is de investering wel of niet verantwoord voor de desbetreffende consument? Met het verhogen van de investeringsgrenzen en de investeerderstoets wordt beoogd de groei van crowdfunding te stimuleren en tegelijk consumenten te beschermen. Na een jaar zal de AFM samen met de sector evalueren in hoeverre deze maatregelen hebben bijgedragen aan de groei van crowdfunding en bescherming van consumenten.

De inwerkingtreding van deze maatregelen was voorzien per 1 januari 2016. Helaas moet ik u berichten dat de inwerkingtreding van het pakket maatregelen wordt uitgesteld. Een aantal van de beschreven maatregelen is opgenomen in het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2016. Dit besluit is ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. De Raad hanteert voor zijn advies een termijn van drie maanden. Het Wijzigingsbesluit hangt samen met de Wijzigingswet financiële markten 2016. In een dergelijk geval neemt de Raad van State een besluit in behandeling als de bovenliggende wet is aangenomen door de Tweede Kamer. De Wijzigingswet is, na heropening van het debat, op 6 oktober 2015 aangenomen, waarna de Raad het Wijzigingsbesluit in behandeling heeft genomen. De Raad heeft op 10 december 2015 advies uitgebracht. Met het oog op een zorgvuldige behandeling van het advies van de Raad is het daardoor helaas niet meer mogelijk om het Wijzigingsbesluit tijdig in het Staatsblad te publiceren, waardoor inwerkingtreding per 1 januari 2016 niet meer mogelijk is. In verband met het doorvoeren van een eenduidig pakket maatregelen ten behoeve van crowdfunding wordt de inwerkingtreding van het gehele pakket voorzien per uiterlijk 1 april 2016.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1843 en Kamerstuk 31 311, nr. 145.

X Noot
2

Kamerstuk 31 311, nr. 148.

Naar boven