nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat:
– de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen
Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde
Staten van Amerika;
– het op 29 september 2004 te ’s-Gravenhage totstandgekomen
Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de
Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika
en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake
de toepassing van het uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te ’s-Gravenhage op
24 juni 1980 (met bijlagen);
– de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen
Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese
Unie en de Verenigde Staten van Amerika;
– het op 29 september 2004 te ’s-Gravenhage totstandgekomen
Verdrag bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de
Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde
Staten van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni
2003, inzake de toepassing van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken,
ondertekend te ’s-Gravenhage op 12 juni 1981 (met bijlagen);
ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de
Staten-Generaal behoeven, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
De op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst
betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van
Amerika, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst in Tractatenblad 2004,
297, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 2
Het op 29 september 2004 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag
bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst
betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese
Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing
van het uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde
Staten van Amerika, ondertekend te ’s-Gravenhage op 24 juni 1980,
met bijlagen, waarvan de Nederlandse en Engelse tekst is geplaatst in Tractatenblad
2004, 299, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 3
De op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst
betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en
de Verenigde Staten van Amerika, waarvan de Nederlandse tekst is geplaatst
in Tractatenblad 2004, 298, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 4
Het op 29 september 2004 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag
bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst
betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde Staten
van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni
2003, inzake de toepassing van het verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp
in strafzaken, ondertekend te’s-Gravenhage op 12 juni 1981, met
bijlagen, waarvan de Nederlandse en Engelse tekst is geplaatst in Tractatenblad
2004, 300, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 5
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,