31 305 Mobiliteitsbeleid

Nr. 317 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Leden

Den Haag, 8 oktober 2020

Het presidium legt hierbij conform artikel 30 tweede lid van het Reglement van Orde aan u voor het verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat bij brief van 22 september 2020 om advies te vragen aan de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur in het kader van haar kennisagenda 2020 ten aanzien van mobiliteits- en bereikbaarheidsvraagstukken.

Het presidium stelt u voor om in te stemmen met het bijgevoegde verzoek en dit door te geleiden aan de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib

BIJLAGE BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan het presidium,

Den Haag, 22 september 2020

Op 9 september 2020 heeft de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat tijdens haar procedurevergadering besloten om in het kader van haar Kennisagenda 2020 een adviesaanvraag te willen neerleggen bij de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli).

Een voorbereidingsgroep (bestaande uit de leden Amhaouch (CDA), Schonis (D66) en Laçin (SP)) heeft eerder dit jaar in overleg met Rli een voorstel voor een adviesaanvraag uitgewerkt. De commissie heeft op 9 september jl. ingestemd met dit voorstel. Doel van het advies is mede om de commissie te begeleiden in de besluitvorming ten aanzien van mobiliteits- en bereikbaarheidsvraagstukken in de toekomst. De commissie zou het advies eind 2020 kunnen ontvangen

Het voorstel is ter informatie opgenomen als bijlage bij deze brief.

Namens de commissie verzoek ik het presidium deze adviesaanvraag ter instemming voor te leggen aan de Kamer.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Rijkers

Actie van de voorbereidingsgroep

De voorbereidingsgroep Mobiliteitskeuzes van de commissie I&W heeft in mei 2020 besloten om via ambtelijk overleg tussen de commissiestaf en PBL en Rli de mogelijkheid te verkennen van een paper ter beantwoording van bij de commissie levende vragen.

De gezamenlijke conclusie na dit verkennend overleg was dat er met recente rapporten zoals «Van B naar anders« (Rli; 2018) en «Kansrijk mobiliteitsbeleid» (CPB, PBL; 2016) al nuttige bespiegelingen op de toekomst liggen, maar dat het nog ontbreekt aan een analyse hoe een transitie van denken in modaliteiten naar denken in mobiliteits-/bereikbaarheidsopgaven kan worden gerealiseerd.

Geconcludeerd is dat de kennisvraag van de commissie het best beantwoord zou kunnen worden door Rli en dat de Kamer hiervoor een adviesaanvraag kan doen. De voorbereidingsgroep en Rli hebben vervolgens in samenspraak een vraagstelling geformuleerd die voor de Kamer relevant is en voor Rli werkbaar. In de programmering voor de komende maanden is door de raad rekening gehouden met een mogelijke adviesaanvraag.

Het voorstel aan de commissie

De voorbereidingsgroep Mobiliteitskeuzes stelt de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat voor om in het kader van de Kennisagenda 2020 advies te vragen aan de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur met de volgende vraagstelling:

Hoe kan in de praktijk de transitie naar een toekomstbestendige en integrale afweging van mobiliteits-/bereikbaarheidsopgaven worden gerealiseerd?

Welke institutionele belemmeringen zijn er binnen overheidsorganisaties en hoe kunnen deze worden weggenomen?

Wat betekent dit voor de nationale, regionale en grensoverschrijdende mobiliteitsopgaven?

Hoe kan een integrale afweging worden geborgd in de diverse afwegingsinstrumenten, zoals de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA)?

En, hoe kan de Kamer hierop invloed uitoefenen?

Uitdagingen in het mobiliteitsbeleid in een notendop

Voorzieningen en plekken voor wonen, werken en recreëren moeten goed bereikbaar zijn met een diversiteit aan mobiliteitssystemen. Een goede inrichting van de ruimte kan bijdragen aan betere bereikbaarheid door bij voorbeeld het clusteren van voorzieningen of het situeren van kantoren bij knooppunten van (openbaar) vervoersystemen.

Voor de overgang naar duurzamere mobiliteit en betere bereikbaarheid is een kader nodig om bij beleidskeuzes en investeringsbeslissingen evenwichtig te kunnen afwegen tussen uiteenlopende mobiliteitsoplossingen enerzijds en tussen mobiliteitsoplossingen en oplossingen door middel van het ruimtelijk beleid anderzijds.

Digitalisering en informatietechnologie helpen om de vraag van de burger centraal te stellen in plaats van de afzonderlijke mobiliteitssystemen. Dat vraagt echter om het doorbreken van zowel de verkokering in de beleidsstructuren als het modaliteitsdenken in de regelgeving en bij het verdelen van geldstromen.

De duurzaamheidsopgaven, de dynamiek in behoeften van reizigers en de snelle ontwikkelingen in de informatietechnologie vragen om een hoge mate van flexibiliteit in de planning, aanleg, benutting en het onderhoud van infrastructuren. Het overstijgen van de diepgewortelde taakverdeling en regels tussen verschillende bestuurslagen, bestuursorganen en marktpartijen is daarbij de grote uitdaging, zeker wanneer ingrepen nodig zijn op verschillende schaalniveaus en de onderlinge afhankelijkheden binnen -en tussen- mobiliteitssystemen duidelijk aan het licht treden.

Naar boven