31 301
Wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies)

nr. 11
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 april 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het opschrift komt te luiden: Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen.

2.

In de considerans wordt «in de Invorderingswet 1990 het zogenoemde g-rekeningenstelsel te vervangen door een depotstelsel bij de ontvanger van de rijksbelastingen, het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting tijdelijk te verlagen en omissies te herstellen» vervangen door: enkele fiscale stimuleringsmaatregelen te treffen ter uitwerking van het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst en voorts enkele wijzigingen, bijstellingen en technische reparaties aan te brengen.

3.

Artikel IIA wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «B.» geplaatst. Voorts wordt «In artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969» vervangen door: In artikel 22.

2. Voor onderdeel B (nieuw) wordt ingevoegd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, zevende lid, onderdeel m, wordt «Fortis Verzekeringen Nederland N.V.» vervangen door: ASR Nederland N.V..

4.

In artikel IIC wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A. Aan artikel 3.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor de energie-investeringsaftrek is het eerste lid, onderdeel d, niet van toepassing op bestaande woonhuizen die bestemd zijn voor anders dan kortstondige verhuur.

5.

Na artikel IIC wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IICA

Artikel 3.45, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt met ingang van 1 januari 2011.

6.

Artikel IID komt te luiden:

Artikel IID

De Comptabiliteitswet 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 45, zevende lid, wordt «zestiende lid» vervangen door: zeventiende lid.

B. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «achtste lid» vervangen door: negende lid.

2. In het vierde lid wordt «de uitvoering van taken ter uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap» vervangen door: taken ter uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap.

7.

Na artikel IIF worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel IIG

Artikel 77 van de Wet belastingen op milieugrondslag komt te luiden:

Artikel 77

Het tarief per passagier bedraagt € 0.

Artikel IIH

Artikel 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «€ 110 000» vervangen door: € 150 000.

2. In het vijfde lid wordt «€ 8 000 000» telkens vervangen door: € 14 000 000.

Artikel IIJ

Artikel 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt met ingang van 1 januari 2011 als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «€ 150 000» vervangen door: € 110 000.

2. In het vijfde lid wordt «€ 14 000 000» telkens vervangen door: € 8 000 000.

8.

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. artikel IIF terugwerkt tot en met 1 januari 2008;

b. de artikelen IIA, onderdeel B, IIC, onderdelen A en B, IIE en IIH terugwerken tot en met 1 januari 2009;

c. artikel IIA, onderdeel A, terugwerkt tot en met 5 maart 2009, en

d. artikel IIC, onderdeel 0A, terugwerkt tot en met 1 april 2009.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I en II in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij dat koninklijk besluit kan worden bepaald dat van het in artikel I, onderdeel C, opgenomen artikel 57a van de Invorderingswet 1990 de eerste en tweede volzin van het tweede lid op een eerder tijdstip in werking treden en het zevende lid op een later tijdstip in werking treedt.

3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IIG in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat dit artikel terugwerkt tot en met een eerder tijdstip.

TOELICHTING

I. Algemeen

Inleiding

Deze nota van wijziging bevat onder meer enkele fiscale voorstellen uit het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst1 van het kabinet. Het gaat om een drietal maatregelen die op zeer korte termijn en bovendien deels met terugwerkende kracht in werking zouden moeten treden. Het betreft het intensiveren van de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk, het toepassen van de energie-investeringsaftrek voor energiebesparing in huurwoningen en het verlagen van de tarieven in de vliegbelasting naar nul. Gezien het politieke belang en de budgettaire gevolgen van de in deze nota van wijziging voorgestelde maatregelen zal met deze nota van wijziging de naam van het voorliggende wetsvoorstel worden gewijzigd in Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen. Voorts bevat deze nota van wijziging een technische aanpassing als gevolg van de naamsverandering van Fortis Verzekeringen N.V. in ASR Verzekeringen N.V. en een wetstechnische wijziging van een reeds opgenomen – eveneens louter wetstechnische wijziging – van de Comptabiliteitswet 2001.

Uitwerking van de fiscale stimuleringsmaatregelen

Op 25 maart jl. hebben de minister-president en de beide vice-premiers het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst aan de Tweede Kamer aangeboden.1 Het beleidsakkoord biedt een overzicht van de gerichte aanpak van stimuleringen die het kabinet zich in 2009 en 2010 heeft voorgenomen. De stimuleringen uit het aanvullend beleidsakkoord zijn voornamelijk van tijdelijke aard (2009–2010) en bovendien gerichte maatregelen die het rendement van groei, innovatie, duurzaamheid en werkgelegenheid doen toenemen. Het stimuleringspakket bevat een aantal fiscale maatregelen die gerichte lastenverlichting bewerkstelligen. Het doel van deze fiscale maatregelen loopt uiteen van stimulering van duurzame energie tot liquiditeitsverruiming voor het bedrijfsleven in het algemeen en voor het MKB, innovatieve ondernemers en de luchthaven Schiphol in het bijzonder.

Teneinde maximaal gebruik te kunnen maken van de stimulerende werking dienen enkele voorgenomen maatregelen op zeer korte termijn en bovendien deels met terugwerkende kracht in werking te treden. Op deze wijze wordt ook het budget dat voor deze fiscale maatregelen is gereserveerd optimaal benut. Voor drie van de maatregelen is een wetswijziging nodig. Om deze drie maatregelen snel en effectief in werking te kunnen laten treden heeft het kabinet ervoor gekozen de wetswijzigingen die voor deze maatregelen nodig zijn, door middel van een nota van wijziging op het in de Tweede Kamer aanhangig zijnde voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel, tijdelijke verlaging van het MKB-tarief van de vennootschapsbelasting en herstel van enkele omissies) aan te bieden. Gezien het begunstigende karakter van de voorgestelde maatregelen, het belang van een snelle doorwerking van de maatregelen in de economie en van duidelijkheid over de strekking van de voorgestelde maatregelen voor de belastingplichtigen en ook voor beide Kamers der Staten-Generaal is voor het instrument van de nota van wijziging gekozen. Met deze voortvarende aanpak tracht het kabinet optimale snelheid in het wetgevingsproces te bewerkstelligen, waardoor de ontvangers van de stimuleringsmaatregelen zo snel mogelijk duidelijkheid geboden kan worden. Daarbij wordt het oorspronkelijke voorstel van wet weliswaar ingrijpend gewijzigd, maar zijn de voorgestelde wijzigingen ieder voor zich niet ingrijpend. Het betreft namelijk de uitbouw van twee bestaande instrumenten en een tariefsverlaging naar nul. Voorts is getracht de zorgvuldigheid van de wetgeving optimaal te garanderen. Zo komen in deze nota van wijziging ook de budgettaire, Europeesrechtelijke en uitvoeringsaspecten van de voorgestelde wijzigingen aan de orde alsmede de administratieve lasten. De drie voorgestelde wijzigingen worden in het vervolg toegelicht.

Behalve de drie voornoemde wijzigingen bevat het aanvullend beleidsakkoord ook nog drie andere fiscale maatregelen die al in 2009 in werking zullen treden. Twee maatregelen hebben een directe liquiditeitsimpuls voor het bedrijfsleven in het algemeen tot doel, namelijk de verruiming van de verliesverrekening over 2008 en de BTW-afdracht per kwartaal. Met een verruiming van de verliesverrekening in 2009 beoogt het kabinet direct liquiditeit te creëren voor bedrijven die over 2008 verliezen hebben gemaakt. Bedrijven kunnen hun verlies verrekenen met de winst die ze in het verleden hebben behaald. De voorgestelde verruiming komt neer op vervroeging van de uitbetaling van de verliesverrekening met minimaal een half jaar. Ondernemers die inkomstenbelasting betalen over hun winst kunnen drie jaar terug hun verlies verrekenen; ondernemers die vennootschapsbelasting betalen (NV’s en BV’s) kunnen één jaar terug hun verlies verrekenen. Om in aanmerking te komen voor de verruiming is het niet nodig om bij de Belastingdienst een aangifte te overleggen. Het is voldoende om een redelijke schatting van het verlies over 2008 te doen, bijvoorbeeld op basis van een voorlopige jaarrekening. Verder hoeft de aanslag over het jaar waarmee het verlies wordt verrekend niet definitief te zijn vastgesteld. Een voorlopige aanslag is al voldoende. Voor deze maatregel is geen wetswijziging nodig, maar volstaat een uitvoeringsbesluit van de Belastingdienst.

Voorts heeft het kabinet besloten btw-plichtige ondernemers in staat te stellen hun afdracht van btw uit te stellen. Btw-ondernemers die maandaangifte doen en maandelijks btw afdragen, krijgen de mogelijkheid om met ingang van 1 juli 2009 te kiezen voor kwartaalaangifte- en betaling. Hiertoe schrijft de Belastingdienst eind april 2009 de betrokken ondernemers aan met het verzoek aan te geven of zij voor een kwartaalaangifte in aanmerking willen komen. Naar verwachting zullen de belastingplichtigen die maandaangifte doen en gewoonlijk een maandelijkse teruggave van btw ontvangen (bijvoorbeeld exporterende ondernemers) ervoor kiezen maandaangifte te blijven doen. De uit de aanschrijvingsronde voortvloeiende mutaties worden vóór 1 juli 2009 verwerkt teneinde met ingang van het derde kwartaal 2009 de tijdvakwissel van maand- naar kwartaalaangifte mogelijk te maken. Door deze maatregel wordt betalingsuitstel gerealiseerd en daarmee een rentevoordeel voor de ondernemers gecreëerd. Voor deze maatregel is eveneens geen wetswijziging nodig.

De derde maatregel betreft een intensivering van de regelingen van milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). De MIA-regeling is een fiscale aftrekregeling voor ondernemers die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Met behulp van de MIA-regeling zijn naast de afschrijvingen 15%, 30% of 40% van de investeringskosten op bepaalde bedrijfsmiddelen aanvullend aftrekbaar bij de bepaling van de fiscale winst. De Vamil-regeling biedt ondernemers die bepaalde milieu-investeringen doen een liquiditeits- en rentevoordeel door het fiscaal vrij (willekeurig) afschrijven van bepaalde milieu-investeringen toe te staan. Het budget van deze regelingen wordt voor de jaren 2009 en 2010 gezamenlijk met € 30 miljoen verhoogd. De uitvoering van deze maatregel voor 2009 wordt in een ministeriële regeling vormgegeven. Hiervoor is geen wetswijziging nodig. Zoals te doen gebruikelijk zullen de ministeries van VROM en LNV de meldingsplicht bij de Europese Commissie verzorgen.

De overige fiscale stimuleringsmaatregelen uit het aanvullend beleidsakkoord zullen in het Belastingplan 2010 worden opgenomen.

Intensiveren faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk

Juist in economisch zware tijden is het belangrijk dat innovatief ondernemerschap gestimuleerd wordt. Innovatie levert immers een belangrijke bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen van Nederland. In dit kader stelt het kabinet een tijdelijke intensivering van de WBSO voor, voor zover deze is gebaseerd op de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA). De WBSO is de verzamelnaam voor de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk in de WVA en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). De genoemde afdrachtvermindering kan worden verkregen door werkgevers die werknemers in dienst hebben die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk in een onderneming. De afdrachtvermindering bedraagt per inhoudingsplichtige 42% over maximaal € 110 000 van het S&O-loon van alle werknemers die S&O-werkzaamheden verrichten. Over het meerdere geldt een afdrachtvermindering van 14%. Per inhoudingsplichtige, respectievelijk per fiscale eenheid, bedraagt de afdrachtvermindering maximaal € 8 miljoen. Onderstaand wordt ingegaan op de tijdelijke intensivering van de WBSO. Deze intensivering levert een direct (extra) liquiditeitsvoordeel op voor zowel kleine en middelgrote als grote ondernemingen en draagt bij aan het behouden van vakmensen en kenniswerkers.

In 2009 en in 2010 wordt de hiervoor genoemde loongrens verhoogd van € 110 000 naar € 150 000. Hierdoor kan de S&O-inhoudingsplichtige over een groter deel van het S&O-loon het (verhoogde) percentage van de eerste schijf toepassen. Ook wordt het plafond verhoogd van € 8 miljoen naar € 14 miljoen. Tegelijkertijd worden met terugwerkende kracht de percentages van de afdrachtvermindering voor 2009 en 2010 verhoogd. Het percentage van de 1e schijf komt uit op 50% en het percentage van de 2e schijf komt uit op 18%. De wijzigingen in het percentage vinden plaats bij ministeriële regeling van de minister van Economische Zaken. In 2011 worden de loongrens, het plafond en de percentages weer op het niveau van 2008 gesteld.

In tabelvorm zien de tijdelijke maatregelen er als volgt uit:

Tabel 1: Tijdelijke intensivering WBSO 2009/2010

 200820092010
1. Loongrens110 000150 000150 000
2. Plafond8 mln14 mln14 mln
3. Percentage 1e schijf42%50%50%
4. Percentage 2e schijf14%18%18%

Deze forse impuls voor speur- en ontwikkelingswerk biedt een evenwichtige stimulans op korte termijn aan zowel het midden- en kleinbedrijf als grote ondernemingen. De budgettaire derving van dit pakket is zowel voor 2009 als voor 2010 geraamd op € 150 miljoen. Met de voorgestelde maatregelen wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie Besselink en Blanksma-van den Heuvel waarin het kabinet is verzocht om te onderzoeken of de WBSO-regeling incidenteel voor de jaren 2009 en 2010 kan worden uitgebreid.1

Energie-investeringsaftrek voor energiebesparing huurwoningen

Voor bedrijfsmatige verhuurders wordt het fiscaal aantrekkelijk gemaakt om het bestaande woningbestand energiezuiniger te maken. Investeringen in bestaande huurwoningen die leiden tot een significante duurzaamheidverbetering komen met ingang van 1 april 2009 namelijk in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze maatregel bewerkstelligt niet alleen een positieve impuls voor investeringen en daarmee voor de werkgelegenheid maar ook voor een meer duurzame en energiezuinige economie. In de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 zal daartoe worden opgenomen dat een woningverbetering die resulteert in het bereiken van energielabel B dan wel in een vooruitgang van twee energielabels, voor maximaal € 15 000 in aanmerking komt voor de EIA. Het betreft een tijdelijke stimuleringsmaatregel die vervalt per 1 januari 2011. De regeling wordt gefinancierd uit het incidentele budget «Energie: energiebesparing woningen» van € 160 miljoen in zowel 2009 als 2010. Bij de budgettaire beheersing zal worden voorkomen dat het beslag van de energie-investeringen die tot nu toe voor de EIA in aanmerking komen en het beslag van de energie-investeringen in huurwoningen ten laste gaan van elkaars budget. Om te kunnen beoordelen of daarvoor nadere maatregelen nodig zijn, zal het beslag van deze twee investeringen afzonderlijk worden gemonitord. De onderhavige nota van wijziging bevat de wetswijziging die nodig is om de bovengenoemde wijziging in de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 te kunnen aanbrengen.

Verlaging tarieven in de vliegbelasting

De vliegbelasting is ingevoerd om de maatschappelijke kosten van het vliegen meer tot uitdrukking te brengen in de prijs. Bij de totstandkoming ervan is onderzoek gedaan naar de modelmatig te verwachten effecten voor de luchtvaartsector in 2011. Uitgaande van een autonome groei van circa 4% per jaar bleken deze effecten neer te komen op een vertraging van de groei met enkele jaren. De luchtvaartsector ondervindt momenteel echter sterk de gevolgen van de economische crisis, na eerder al geconfronteerd te zijn met sterk wisselende brandstofprijzen en voor de sector ongunstige koersontwikkelingen. Daardoor is sprake van fors dalende omzetten in de luchtvaartsector, onder meer in het passagiersvervoer. Het kabinet heeft daarom besloten de heffing van de vliegbelasting op de volgende manier te beëindigen. Bij de voorliggende nota van wijziging worden beide tarieven van de vliegbelasting op nul gezet. Deze tariefsaanpassing treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, omdat de beëindiging van de heffing van de vliegbelasting mede afhankelijk is gesteld van de inzet van de luchthaven Schiphol inzake kostenstructurering. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer Schiphol aan deze voorwaarde voldoet. Het kabinet streeft ernaar de maatregel onder de hiervoor genoemde voorwaarde per 1 juli 2009 in werking te laten treden. Het voorstel voorziet in de mogelijkheid van terugwerkende kracht. De afschaffing van de vliegbelasting zal daarna worden geregeld bij het Belastingplan 2010.

Naamswijziging Fortis Verzekeringen Nederland N.V.

Op 5 maart 2009 is de naam van Fortis Verzekeringen Nederland N.V. gewijzigd in ASR Verzekeringen Nederland N.V. In verband hiermee wordt de lijst van belastingplichtige overheidsbedrijven aangepast, met terugwerkende kracht tot en met het moment van die naamswijziging. Daarmee wordt voorkomen dat de naamswijziging gevolgen voor de belastingplicht zou hebben.

Europeesrechtelijke aspecten

Deze nota van wijziging bevat geen Europeesrechtelijke aspecten.

Budgettaire aspecten

In onderstaande tabel zijn alleen de wetswijzigingen die met deze nota van wijziging worden aangebracht en die budgettaire consequenties hebben opgenomen.

Tabel 2: Budgettaire effecten van de fiscale maatregelen (€ mln / – = lastenverlichting)

Onderwerp200920102011(structureel)
1. Verruiming faciliteit speur- en ontwikkelingswerk1– 150– 15000
2. EIA energiebesparing huurwoningen2– 160–16000
3. Verlagen tarieven vliegbelasting naar 0– 150– 305– 305– 305
Totaal nota van wijziging– 460– 615– 305– 305

1 De intensivering van de faciliteit voor speur- en ontwikkelingswerk brengt eenmalig geringe uitvoeringskosten voor bij het agentschap SenterNovem van het ministerie van Economische Zaken met zich mee. Deze uitvoeringskosten zullen worden opgevangen binnen de begroting van het ministerie van Economische Zaken.

2 Het bedrag is inclusief jaarlijks € 2 miljoen uitvoeringskosten bij het agentschap SenterNovem van het ministerie van Economische Zaken.

Uitvoeringskosten Belastingdienst

De besparing van uitvoeringskosten door het op nul zetten van de tarieven van de vliegbelasting is afhankelijk van de datum van inwerkingtreding van de tariefsaanpassing. Door het verlagen van beide tarieven in de vliegbelasting naar nul komen de uitvoeringskosten voor deze belasting in zijn geheel te vervallen. Uitgaande van effectuering van de verlaging van de tarieven per 1 juli 2009 zal de inzet van de Belastingdienst voor de vliegbelasting vermoedelijk met ingang van 1 september 2009 worden beëindigd. Dat levert een besparing op van € 0,3 miljoen in 2009 en € 1,1 miljoen in de volgende jaren. De verruiming van de verliesverrekening, die niet in deze nota van wijziging maar bij beleidsbesluit geschiedt, brengt voor de Belastingdienst eenmalig extra uitvoeringskosten van € 1,35 miljoen jaarlijks gedurende 2009 en 2010 met zich. De uitvoeringskosten van de Belastingdienst worden opgevangen binnen zijn begroting. De overige maatregelen hebben geen uitvoeringskosten voor de Belastingdienst.

Samengevat levert het vorenstaande het volgende overzicht op:

200920102011
€ 1,1 mln€ 0,3 mln€ – 1,1 mln

Administratieve lasten

Vooruitlopend op de wijzigingen van de WBSO bij wet en ministeriële regeling om de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk te kunnen intensiveren zijn het agentschap SenterNovem van het ministerie van Economische Zaken en de Belastingdienst genoodzaakt om tijdig aan de wijzigingen uitvoering te geven. Door de uitvoering zo snel mogelijk ter hand te nemen, doch uiterlijk in de maand mei van dit jaar, worden de administratieve lasten voor de betrokken ondernemers en de uitvoeringsinstanties zoveel mogelijk beperkt. Overigens is onderzocht of het mogelijk is om de inwerkingtreding van de wijzigingen op een ander moment dan per 1 januari te laten ingaan. Een wijziging gedurende het jaar zou voor de betrokken ondernemers en de uitvoerders echter tot aanzienlijke stijging van de administratieve lasten leiden en heeft bovendien het risico in zich dat een aantal ondernemers zal proberen de claim op de afdrachtvermindering door te schuiven naar tijdvakken waarin de wijziging van kracht is geworden. Dit is niet gewenst. Om te voorkomen dat de WBSO-impuls zou worden uitgesteld tot 2010 wordt voorgesteld de maatregelen vanwege hun begunstigende karakter met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009 in werking te laten treden.

De administratieve lasten van de intensivering van de energie-investeringsaftrek zijn beperkt tot het invullen van het korte aanmeldingsformulier van twee bladzijden. Voor zakelijke verhuurders zal de mogelijkheid worden geboden om middels één formulier voor meerdere woningen de investeringsaftrek aan te vragen, zodat niet per woning één formulier hoeft te worden ingevuld. Het verlagen van beide tarieven in de vliegbelasting naar nul zal, indien deze geëffectueerd wordt, op jaarbasis een verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven van € 1 miljoen opleveren.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdelen 1 en 2

Het opschrift van het voorstel van wet alsmede de considerans zijn aangepast aan de daarin opgenomen nieuwe maatregelen.

Onderdelen 3 en 7 (artikel IIG)

De in deze onderdelen opgenomen wijzigingen van artikel 2, zevende lid, onderdeel m, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en artikel 77 van de Wet belastingen op milieugrondslag zijn toegelicht in het algemeen deel van de toelichting op deze nota van wijziging.

Onderdelen 4 en 5

Ingevolge het in artikel IIC opgenomen onderdeel 0A wordt de bestaande uitzondering van woningen voor de energie-investeringsaftrek (EIA) tijdelijk ongedaan gemaakt voor bestaande woningen die bestemd zijn om anders dan kortstondig te worden verhuurd. Het «bestemd zijn voor anders dan kortstondige verhuur» houdt in dat de maatregel niet geldt voor vakantiewoningen en dergelijke, waarvan de bewoning doorgaans immers slechts tijdelijk is. Op grond van de wijziging van artikel III, eerste lid, wordt aan deze maatregel terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 2009. Dit houdt in dat investeringen gedaan vanaf die datum in aanmerking komen voor de maatregel. Omdat het een tijdelijke stimuleringsmaatregel betreft, vervalt deze met ingang van 1 januari 2011 (zie het nieuwe artikel IICA).

In de Uitvoeringsregeling energie-investeringaftrek 2001 zal met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2009 worden geregeld dat investeringen in bestaande huurwoningen die leiden tot een significante duurzaamheidverbetering in aanmerking komen voor de EIA. Concreet zal dit betekenen dat bij een woningverbetering die resulteert in het bereiken van energielabel B dan wel in een vooruitgang van twee energielabels naast de afschrijvingen 44% (dit betreft het wettelijke percentage) van het investeringbedrag aanvullend ten laste van de winst mag worden gebracht als energie-investeringsaftrek, waarbij van het investeringsbedrag per woning ten hoogste € 15 000 in aanmerking wordt genomen (en mits uiteraard ook aan de overige voorwaarden is voldaan).

Onderdeel 6

De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel IID (wijziging Comptabiliteitswet 2001) is van redactionele aard.

Onderdeel 7 (artikelen IIH en IIJ)

De aanpassing van het derde lid van artikel 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) ziet op het tijdelijk in 2009 en 2010 verlengen van de eerste schijf van de S&O afdrachtvermindering van € 110 000 naar € 150 000. Hierdoor kan een S&O-inhoudingsplichtige over een groter deel van het S&O loon het (verhoogde) percentage van de eerste schijf toepassen.

De aanpassing van het vijfde lid van artikel 23 van de Wva ziet op het S&O plafond. In 2009 en 2010 bedraagt de aan een inhoudingsplichtige toe te kennen S&O afdrachtvermindering tijdelijk maximaal € 14 miljoen.

In artikel IIJ worden de grenzen zoals deze in artikel IIH worden zijn opgenomen aangepast op niveau 2008. Dit betekent dat de loongrens wordt gewijzigd van € 150 000 naar € 110 000 en het plafond van € 14 miljoen naar € 8 miljoen.

Onderdeel 8

Dit onderdeel bevat de wijzigingen van artikel III (inwerkingtreding) van het voorstel van wet.

De wijziging van het eerste lid, onderdeel b, strekt er toe de in artikel IIH opgenomen aanpassingen in de S&O afdrachtvermindering per 1 januari 2009 in werking te laten treden. Dit is reeds toegelicht in het algemeen deel van de toelichting op deze nota (administratieve lasten).

Ingevolge het eerste lid, onderdeel c, treedt de in onderdeel 3 opgenomen wijziging van artikel 2, zevende lid, onderdeel m, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (naamswijziging Fortis Verzekeringen Nederland N.V.) met terugwerkende kracht in werking tot en met het moment van die naamswijziging, in casu 5 maart 2009.

De inwerkingtreding van de overige in deze nota van wijziging opgenomen maatregelen is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting op deze nota.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Werken aan toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij «samen werken, samen leven».

XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 31 070, nr. 24.

XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 27 406, nr. 137.

Naar boven