31 300
Monitoring verwerving Joint Strike Fighter

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2009

Bijgaand bied ik u aan, op verzoek van de vaste commissies voor Defensie, Economische Zaken en Financiën en de commissie voor Rijksuitgaven (19 februari 2009, Kamerstuk 31 300, nr. 6), de op 25 november 2008 door de Algemene Rekenkamer (ARK) aan mij gezonden brief met bevindingen van de ARK inzake de herijking van de businesscase1.

De bevindingen van de ARK hebben betrekking op het volgen van het MFO-rekenmodel, de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gehanteerde informatie en het moment van controle van de herberekening door de auditdiensten van de ministeries van Economische Zaken en Defensie. Hieronder volgt een toelichting op deze bevindingen.

Bij de berekening van de Medefinancieringsovereenkomst JSF (MFO) dient te worden uitgegaan van het totaal aantal te produceren exporttoestellen zoals het Joint Strike Fighter Program Office (JPO) dat op 1 juli 2008 heeft geraamd. De ARK concludeert dat het JPO op 1 juli 2008 1555 exporttoestellen heeft geraamd, terwijl in de berekening van de MFO is uitgegaan van 1390 exporttoestellen. De door het JPO op 1 juli 2008 opgegeven raming is niet echter bruikbaar, omdat het een «high estimate» betreft, terwijl Nederland sinds 2002 formeel altijd het door JPO aangegeven «likely estimate» van 1390 (meest recent op 14 maart 2008) heeft gehanteerd. Bovendien geeft de raming van 1 juli 2008 geen goed beeld van de verdeling van de exporttoestellen in de tijd. De Staat heeft de JPO-raming daarom zo realistisch mogelijk gecorrigeerd.

De grondslag voor de FMS toeslag in de berekening is gecorrigeerd conform de opmerking van de industrie. Het afdrachtpercentage is daarmee inderdaad vastgesteld op 10,09%. Dit is u medegedeeld op 16 december 2008, TK 26 488, nr. 128.

Met betrekking tot de eenmalige bijdrage van het ministerie van Economische Zaken van € 42 miljoen in 2002 merkt de ARK op dat niet duidelijk is of de industrie is ingelicht over het «terugdraaien van de expliciete toezegging uit 2002». Er is echter in 2002 geen sprake geweest van het expliciet toekennen van een subsidie, een subsidiebeschikking ontbreekt. Zoals de ARK ook constateert, is er in de MFO niets opgenomen over een eventuele subsidie en is de eenmalige bijdrage derhalve terecht buiten de berekening van het nieuwe afdrachtpercentage gehouden.

De ARK stelt dat het totaal aantal geproduceerde en te produceren toestellen dat de Staat heeft gehanteerd in het MFO-rekenmodel niet correspondeert met de som van de door de partnerlanden aan te schaffen toestellen (zoals deze worden genoemd in het PSFD MoU) en de raming van exporttoestellen van het JPO op 1 juli 2008. Het totaal aantal te produceren toestellen is door het JPO in de brief van 1 juli 2008 gesteld op 4500. Dit aantal correspondeert met eerdere formele reacties van het JPO hierover en is derhalve conform de MFO opgenomen in het rekenmodel.

In opdracht van de Staat heeft het NIVR de verwachte omzet berekend op basis van het in de MFO vastgestelde rekenmodel. Het NIVR heeft hiervoor gegevens gebruikt van de betrokken Nederlandse industrie. Deze gegevens mag het NIVR vanwege het commercieel-vertrouwelijke karakter niet aan derden verstrekken, de ARK heeft derhalve de berekening niet kunnen verifiëren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de berekening overeenkomt met de eerder in verschillende jaarrapportages gemelde omzetcijfers. Bovendien is ieder betrokken bedrijf afzonderlijk in de gelegenheid gesteld de wijze waarop haar gegevens in de berekening zijn meegewogen te verifiëren.

Tot slot constateert de ARK dat de auditdiensten van de ministeries van Economische Zaken en Defensie de berekening van het afdrachtpercentage hebben gecontroleerd naar de stand van 30 juni in plaats van 1 juli 2008. In verband met de complexiteit van de berekening is deze reeds voor 1 juli 2008 uitgevoerd. Op 1 juli 2008 zijn de gebruikte gegevens vervolgens nogmaals door de Staat geverifieerd. Deze bleken niet te zijn gewijzigd. Een nieuwe audit op 1 juli 2008 was daarom niet noodzakelijk.

Ik merk op dat de berekening van het afdrachtpercentage inmiddels onderwerp is van arbitrage. Uitspraak wordt niet eerder dan in de loop van 2009 verwacht. Zolang deze arbitrage niet is beslecht, zal over het uiteindelijke afdrachtpercentage door het kabinet geen uitspraak worden gedaan.

De minister van Economische Zaken,

M. J.A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven