nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2008
Op verzoek van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie
(WWI-07–060) doe ik u hierbij mijn opvatting toekomen over de wijze
waarop de brief van de RECRON te Driebergen, verzonden 5 maart 2008,
wordt betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling van de regeling voor bouwen
zonder vergunning.
In het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden
van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen
(Kamerstukken II 2007/08, 31 295), is onder meer voorzien in een aanpassing
van artikel 40 van de Woningwet die verband houdt met het intrekken van de
Wet op de openluchtrecreatie per 1 januari 2008.
Na ambtelijk overleg met onder meer de RECRON, ANWB en enkele gemeenten
met veel terreinen voor verblijfsrecreatie, is met hun instemming besloten
om zo snel mogelijk een aanpassing van artikel 40 van de Woningwet in procedure
te brengen die de situatie van voor 1 januari 2008 zoveel mogelijk zou
continueren. Dat zou betekenen dat voor plaatsing van caravans op recreatieterreinen,
mits geplaatst overeenkomstig een bestemmingplan, geen bouwvergunning is vereist.
Om tegemoet te komen aan bezwaren dat andersoortige kampeermiddelen –
zoals een tent, tentwagen of kampeerauto – wel als bouwvergunningplichtig
aangemerkt zouden worden, is de nieuw voorgestelde regeling ten opzichte van
de regeling van voor 1 januari 2008 met deze type bouwwerken verruimd.
Nadrukkelijk was bij het in procedure brengen van deze regeling bekend dat
daarmee nog niet alle problematiek zou zijn opgelost.
Een vaker gestelde vraag is bijvoorbeeld wat verstaan kan worden onder
een caravan. Een van de eisen die hieraan in de jurisprudentie wordt gesteld
is dat het moet gaan om een kampeermiddel dat geschikt is om regelmatig te
kunnen worden vervoerd. Stenen of houten huisjes, de meeste stacaravans en
ook trekkershutten zijn niet geschikt voor regelmatig vervoer over de weg
en worden om die reden dan ook niet gezien als een caravan in
de zin van de Woningwet. Dergelijke bouwwerken waren in het verleden bouwvergunningplichtig
en zijn dat ook onder de thans voorgestelde regeling. Ik sta op zichzelf niet
onwelwillend tegenover de gedachte om ook meer permanent geplaatste gebouwen
voor recreatief nachtverblijf, zoals trekkershutten en recreatiehuisjes, onder
randvoorwaarden bouwvergunningsvrij te maken. Voorstellen hiervoor zijn ook
ambtelijk met partijen besproken, maar alle consequenties van een dergelijke
regeling waren nog allemaal in kaart te brengen en van consensus over een
precieze regeling was nog helemaal geen sprake. Ter wille van de tijd is er
met instemming van partijen, waartoe de RECRON ook behoorde, gekozen om eerst
de nu voorgestelde regeling in procedure te brengen. Daarbij is wel afgesproken
om in het kader van de evaluatie van de regeling voor bouwvergunningsvrij
bouwen nader te bezien in hoeverre de regeling voor recreatieve bouwwerken
verder verruimd en verduidelijkt kan worden. Binnenkort zal onder meer de
RECRON worden uitgenodigd voor verdere gedachtewisselingen rond dit onderwerp.
Het is de bedoeling dat de aangepaste regeling voor vergunningsvrij bouwen
met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking zal treden.
Mijn voorstel is thans om vast te houden aan de ambtelijk gemaakte afspraken
en de regeling zoals voorgesteld te aanvaarden. Het is in het belang van alle
partijen dat deze regeling zo snel mogelijk in werking kan treden omdat deze
voorziet in het hiaat dat is ontstaan met het vervallen van de Wet op de openluchtrecreatie
per 1 januari 2008.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar