31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2011

In antwoord op de brief van 20 januari 2011 van de griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2011D02630) bied ik u hierbij mijn reactie aan op het Onderwijsraadadvies «Een onderwijsprogramma met maatschappelijke voorhoedes».

Dit advies hangt sterk samen met twee andere adviezen van de Onderwijsraad, «Stand van educatief Nederland 2009» en «Uitgebreid onderwijs». Over laatstgenoemd advies, dat tegelijkertijd met het onderhavige advies werd uitgebracht, doe ik u een separate reactie toekomen.

In de publicatie «Stand van educatief Nederland 2009» heeft de Onderwijsraad gesteld dat hoog aangeschreven deskundigen, vaklieden en opinieleiders van lokale en regionale maatschappelijke voorhoedes zich inhoudelijk dienen in te zetten voor onderwijsinstellingen. Daarmee kan in die instellingen een onderwijsprogramma met maatschappelijke voorhoedes tot stand komen, als onderdeel van het concept uitgebreid onderwijs. «De stand van educatief Nederland 2009» wees met nadruk op het belang van een sterkere maatschappelijke identificatie met het onderwijs. In de beleidsreactie die mijn ambtsvoorganger u op 16 juni 2009 deed toekomen is dit belang onderschreven. Ook ik onderschrijf het belang van die maatschappelijke identificatie en vanuit dat standpunt neem ik goede nota van het advies over het betrekken van maatschappelijke voorhoedes.

Het advies «Een onderwijsprogramma met maatschappelijke voorhoedes» bevat een viertal aanbevelingen. Hieronder ga ik op elk van die aanbevelingen in.

Aanbeveling 1. Treed in contact met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld

Deze aanbeveling richt zich op het enthousiasmeren van de persoonlijke inzet voor het onderwijs van leidinggevenden en andere voorhoedes. Ik beaam het belang hiervan. Anders dan de Onderwijsraad echter ben ik van mening dat veel van deze «aanbieders» van maatschappelijke betrokkenheid een open houding hebben voor de betekenis van onderwijs. Hoewel ik in zijn algemeenheid wil bevorderen dat actoren in de samenleving zich betrokken voelen bij ons onderwijs, zal ik daarom geen specifieke activiteit inrichten om maatschappelijke voorhoedes nadrukkelijker op het onderwijs te oriënteren. Ik zal hen echter wel bij iedere gelegenheid aanspreken op het grote belang van hun zichtbare betrokkenheid. Dit vloeit voort uit mijn verantwoordelijkheid als minister van onderwijs.

Aanbeveling 2. Breng maatschappelijke voorhoedes en onderwijsveld met elkaar in contact

Bij deze aanbeveling adresseert de Onderwijsraad de ontvankelijkheid van onderwijsinstellingen voor de inbreng van maatschappelijke voorhoedes. Ik kan mij vinden in het voorstel van de Onderwijsraad om de sectororganisaties in alle onderwijssectoren te sensibiliseren voor de mogelijkheid om voorhoedes bij hun onderwijs te betrekken. Ook nodig ik de sectororganisaties graag uit om mij te attenderen op regelgeving die daarbij belemmerend werkt. Ik zal echter de suggestie om te bevorderen dat onderwijsprogramma’s met maatschappelijke voorhoedes worden opgenomen in de documentatie van de onderwijsinstelling of in (bijlagen bij) getuigschriften niet overnemen. Het is aan de instellingen zelf om vorm te geven aan de betrokkenheid van maatschappelijke voorhoedes.

Aanbeveling 3. Gebruik bestaande plaatselijke initiatieven voor coördinatie

De Onderwijsraad noemt in relatie tot deze aanbeveling het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en het helpen van scholen en opleidingen om te investeren in relaties met maatschappelijke voorhoedes in hun omgeving. Ik onderschrijf de betekenis hiervan, maar zie ook hier de verantwoordelijkheid primair bij de scholen. Ik ondersteun wel de opvatting van de Onderwijsraad dat bestaande plaatselijke initiatieven een aanknopingspunt bieden voor het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid bij de instellingen. Daarbij ben ik van mening dat het idee van de «brede school», dat op steeds meer plaatsen wordt ontwikkeld, in dit verband veel zal gaan betekenen.

Aanbeveling 4. Stimuleer lokale samenwerking

Ook in relatie tot deze aanbeveling wijs ik op de mogelijkheden die het idee van de «brede school» biedt. Ik wijs echter het voorstel van de Onderwijsraad om een bescheiden financiële stimulans beschikbaar te stellen, van de hand. Indien de instellingen en hun lokale partners volledig(er) gebruik maken van de mogelijkheden die er thans al zijn, zal dat effectiever zijn dan een bescheiden financiële stimulans.

De maatschappelijke stage

Er zijn verschillende manieren om school en samenleving dichter bij elkaar te brengen. Een belangrijke manier hiervoor is via volwassenen, bijvoorbeeld ouders, docenten en andere betrokkenen bij de school. Het rapport over maatschappelijke voorhoedes richt zich voornamelijk op deze groep. Maar ook via de leerlingen kunnen school en samenleving dichter bij elkaar gebracht worden, bijvoorbeeld via de maatschappelijke stage. Door middel van het verrichten van vrijwilligersactiviteiten maken jongeren kennis met en leveren zij een bijdrage aan allerlei aspecten en onderdelen van de samenleving. Dit bevordert de maatschappelijke leerresultaten van het onderwijs en de sociale samenhang in de samenleving.

Leerlingen ervaren tijdens de maatschappelijke stage wat het betekent om je belangeloos en onbetaald in te zetten voor een ander. Daarnaast maken ze kennis met mensen in de samenleving met wie ze anders wellicht niet in aanraking zouden zijn gekomen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat in het algemeen vergelijkbare projecten (community service, service learning) leiden tot een hogere burgerschapszin en toekomstige maatschappelijke participatie door een grotere betrokkenheid met de maatschappij, bewustwording van sociale* en politieke thema’s en de stimulering van de sociale verantwoordelijkheid onder jongeren.*

De maatschappelijke betrokkenheid bij onderwijs neemt toe. Het Onderwijsraadadvies «Een onderwijsprogramma met maatschappelijke voorhoedes» sluit dan ook aan bij de tijdgeest. Zeker valt er nog veel te leren en te verbeteren, maar tegelijkertijd wordt ook reeds veel bereikt. De brede school en de maatschappelijke stage geven daarvan blijk. Ik zou het Onderwijsraadadvies kunnen samenvatten met de zin «onderwijs is van ons allemaal». Dat is de visie van waaruit ik onderwijsbeleid voer.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
*

Metz, E., McLellan, J. en Youniss, J. (2003). Types of voluntary service and adolescents’ civic development. Journal of adolescent research. Vol. 18;188–203.

XNoot
*

– Eyler, J.S. en Giles, D.E., Jr. (1999). Where is the learning in service learning? San Francisco, CA: Jossey-Bass, Inc.

– Scales, P.C., Blyth, D.A., Berkas, T.H. en Kielsmeier, J.C. (2000). The effects of service-learning on middle school students´ social responsibility and academic success. The Journal of Early Adolescence. Vol. 20 (3); 332–358.

– Youniss, J., McLellan, J.A. en Yates, M. (1997). What we know about engendering civic identity. American Behavioral Scientist. Vol. 40 (5): 620–631.

Naar boven