31 293 Primair Onderwijs

Nr. 741 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2024

Met deze brief bied ik u de rapportage van het College voor Toetsen en Examens (CvTE) «Terugblik normering doorstroomtoetsen 2024» aan, over de eerste afname van de doorstroomtoetsen.1 Het CvTE ziet erop toe dat gelijke prestaties van leerlingen tot een gelijk toetsadvies leiden, ongeacht de toetskeuze van een school. De rapportage beschrijft hoe de kwaliteit van de doorstroomtoetsen dit jaar is gewaarborgd en gaat in op de normering van de toetsresultaten en de verschillen tussen toetsen. Met deze brief geef ik een duiding van de toetsresultaten en een eerste landelijk beeld van de schooladviezen. De definitieve cijfers omtrent de schooladviezen worden dit najaar officieel vastgesteld en vervolgens openbaar gemaakt. Gezien de recente aandacht voor de toetsresultaten en schooladviezen, deel ik een deel van de cijfers omtrent de schooladviezen nu al met uw Kamer. Uit deze eerste landelijke cijfers blijkt dat de doorstroomtoets dit jaar een nog sterker instrument is voor gelijke kansen bij het schooladvies dan in eerdere jaren. Dat is een mooie ontwikkeling waar ik mij hard voor blijf maken.

Stelselinrichting doorstroomtoets: keuzevrijheid en vergelijkbaarheid

De huidige vorm van toetsen in groep 8, waarbij scholen kunnen kiezen uit verschillende toetsen, is ontstaan vanuit een politieke wens met groot draagvlak in het onderwijsveld.2 Vanwege deze keuzevrijheid waren de afgelopen jaren forse maatregelen wat betreft de normering nodig: zoals beschreven in de Kamerbrief van 17 april jl., komen we op dat vlak van ver.3 Op advies van onafhankelijk onderzoek door het Research Center voor Examinering en Certificering (RCEC) en dankzij de voortdurende inzet van de verschillende toetsaanbieders, het CvTE, stichting Cito en OCW is toegewerkt naar het gebruik van één normering, die los staat van de voorlopige schooladviezen.4 Sinds het schooljaar 2023–2024 is het CvTE aan zet als centrale bewaker van de kwaliteit van alle doorstroomtoetsen en van de normering. Hierbij hanteert het CvTE een gedegen beoordelingskader met heldere eisen, waardoor alle toetsen voldoen aan een minimum aan kwaliteitsvoorwaarden. Alle toetsaanbieders worden zorgvuldig betrokken bij de totstandkoming van de normering, waar het gezamenlijk anker een onmisbare rol in speelt.5 Zoals wettelijk vastgelegd in de Regeling toetswijzer doorstroomtoets PO adviseert Stichting Cito het CvTE over de normering op grond van hun psychometrische expertise en onderzoek van de toetsgegevens. Hierdoor konden scholen dit jaar voor het eerst kiezen tussen zes verschillende doorstroomtoetsen, die allemaal aan dezelfde kwaliteitseisen voldeden, en die op grond van dezelfde prestaties kwamen tot dezelfde resultaten.

De keuzevrijheid tussen verschillende doorstroomtoetsen vereist een doorlopende inzet van de verschillende betrokken partijen. Zo kunnen we er voor zorgen dat de resultaten van die verschillende toetsen goed vergelijkbaar zijn en dat het voor een leerling niet uit maakt welke toets die maakt.

Rapportage CvTE 2024: kwaliteitsbewaking en normering doorstroomtoetsen

In de rapportage «Terugblik normering doorstroomtoetsen 2024» benadrukt het CvTE dat het huidige stelsel van toetsen sterk divers is, vanwege de eerdergenoemde keuzevrijheid: «verschillende scholen kiezen verschillende toetsen die verschillende groepen leerlingen onder verschillende omstandigheden maken.»6 Scholen kunnen zo de toets en de afnamecondities kiezen die het best bij hen past. De rapportage laat zien wat de verschillen zijn tussen de zes erkende doorstroomtoetsen.

Hieronder benoem ik een aantal belangrijke punten uit de analyse van het CvTE:

  • Alle doorstroomtoetsen worden nu op gelijke wijze genormeerd op basis van de prestaties van leerlingen op gezamenlijke ankeropgaven: dat is een set vragen die in elke toets hetzelfde is. Het CvTE gebruikt absolute standaarden en garandeert dat de toetsadviezen volledig onafhankelijk van de voorlopige schooladviezen tot stand komen. Deze methode geeft een goede afspiegeling van de daadwerkelijke prestatie op de toets van de individuele leerling.

  • Door deze wijziging in de normeringsmethode zijn de toetsresultaten van 2024 niet goed te vergelijken met de resultaten van eindtoetsen in eerdere jaren. Daarom beschouwen we dit eerste afnamejaar als een nulmeting.7 Dit heb ik nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van basisscholen en ook herhaaldelijk aan uw Kamer gemeld.8

  • De gezamenlijke ankeropgaven functioneren psychometrisch gezien goed: ze vormen een goede basis om de verschillende doorstroomtoetsen op dezelfde schaal te normeren. Dat betekent dat de resultaten op de toetsen onderling goed vergelijkbaar zijn en dat de resultaten vanaf dit jaar goed vergeleken kunnen gaan worden met de komende jaren.

  • Er zijn duidelijk verschillen te zien in de resultaten van de doorstroomtoetsen: de toetsadviezen zijn niet evenredig verdeeld over de diverse toetsen en dat geldt ook voor de percentages behaalde referentieniveaus. Met andere woorden: bij sommige toetsen zijn de scores gemiddeld hoger dan bij andere toetsen. We zien daarnaast specifiek verschillen tussen papieren en digitale toetsen.

  • Deze verschillen zijn geen gevolg van de gebruikte normeringsmethode, maar zijn representatief voor de prestaties van de leerlingen op de ankeropgaven.9

Verklaringen voor de verschillen

Het CvTE onderzoekt waar de onderlinge verschillen tussen de doorstroomtoetsen vandaan komen en hoe die, indien nodig, kunnen worden opgelost. Dit onderzoek is complex en vergt een lange adem, omdat resultaten van meerdere jaren nodig zijn om de analyses te maken. Waar mogelijk worden resultaten direct gebruikt ter verbetering van de toetsen.

In de onderzoeksagenda wordt onder andere de rol van de volgende mogelijke factoren geanalyseerd:

  • Het verschil in vaardigheden van leerlingen die de diverse toetsen maken. Scholen hebben vaak veel leerlingen die een flink hoger of flink lager vaardighedenniveau hebben dan het landelijk gemiddelde. Wanneer scholen met een specifiek vaardighedenniveau clusteren bij een bepaalde toets, dan kan dat terug te zien zijn in de resultaten van die doorstroomtoets. Bijvoorbeeld wanneer die doorstroomtoets vaak gekozen wordt door scholen in het speciaal onderwijs, door scholen waar veel leerlingen een lagere motivatie voor de toets hebben (denk bijvoorbeeld aan leerlingen met een voorlopig schooladvies vwo), of door scholen met een bepaalde didactische insteek of technische mogelijkheden.

  • Meer technische factoren. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken naar de verschillen tussen een papieren en een digitale afname van de toets, of de volgorde van vragen binnen de toetsen.

Deels zijn de verschillen tussen de doorstroomtoetsen dus simpelweg een reflectie van het feit dat niet alle scholen dezelfde scores kunnen behalen.10 Dat is een gegeven dat aandacht verdient en dat (juist) door de doorstroomtoetsen nog beter zichtbaar is gemaakt. Deze verklaring is niet voldoende meegenomen in de themarapportage van de PO-Raad van afgelopen maand, waarin werd gesproken van verschillen die «onacceptabel» zijn, en waarin die verschillen werden gezien als een teken dat de doorstroomtoets niet goed gefunctioneerd zou hebben.11 We hebben nu eenmaal te maken met de realiteit dat toetsprestaties van scholen verschillen en dat scholen vervolgens onevenwichtig verdeeld zijn over de diverse toetsen.

In de onderzoeksagenda is uiteraard oog voor verschillen tussen doorstroomtoetsen die wél kunnen en moeten worden opgelost. We willen immers niet dat de ene toets leerlingen beter in staat zou stellen om te laten zien wat ze in hun mars hebben dan de andere toets. Wanneer zulke factoren worden opgespoord, wordt meteen in samenwerking met de verschillende toetsaanbieders gewerkt aan verbeteringen. Dit is een continu proces. Zo hebben de doorstroomtoetsaanbieders afgelopen jaren samen nauwe afspraken gemaakt over de opmaak en weergave van ankeropgaven. Door de nieuwe normering komen dit soort technische verschillen beter in beeld en kunnen toetsaanbieders, met ondersteuning van stichting Cito, de nodige aanpassingen maken.

DUO-cijfers definitieve schooladviezen 2024: veel meer bijstellingen

De adviezen die uit de doorstroomtoets komen (de «toetsadviezen») kunnen we alleen duiden in de context van de schooladviezen. De doorstroomtoets geldt namelijk als objectief, tweede gegeven bij het schooladvies. Ik wil hierbij benadrukken: dit beleid is erop gericht om leerlingen passend te adviseren. De ene leerroute is niet «hoger» dan de ander: iedere leerling verdient een advies dat past bij diens mogelijkheden, zodat die zich optimaal kan ontwikkelen. Voor sommige leerlingen is dat een mooie plek in het praktijkonderwijs of het vmbo, bij andere leerlingen past het beter om te starten in havo of vwo. Maar, bij de bepaling van een geschikte plek moet het niet uitmaken hoeveel diploma’s je ouders hebben, waar je woont en of je een jongen of een meisje bent. Het uitgangspunt is: bij gelijke prestaties op de toets, krijgen leerlingen een gelijk advies.

Bijstellingen: grote stap in bevordering gelijke kansen

Wanneer uit de doorstroomtoets blijkt dat een leerling over meer kennis en vaardigheden beschikt dan werd verwacht op grond van het schooladvies, dan is het vanaf schooljaar 2023–2024 verplicht om het schooladvies bij te stellen, tenzij bijstellen niet in het belang van de leerling is. Scholen moeten dan verantwoorden waarom ze het advies niet of maar gedeeltelijk bijstellen. Voor leerlingen met een schooladvies praktijkonderwijs, die de doorstroomtoets maken en het toetsadvies pro/vmbo-bb krijgen, geldt dat er niet hoeft worden bijgesteld.12 Bij deze maatregel houden we rekening met hoe toetsen werken. Iedereen heeft namelijk wel eens een slechte dag waarop je niet kunt laten zien wat je in je mars hebt. Aan de andere kant geldt: je kunt niet per ongeluk boven je echte kunnen scoren op de toets. Daarom wordt het schooladvies alleen bijgesteld, wanneer uit de toets blijkt dat een leerling baat heeft bij meer uitdaging.

Driekwart van de leerlingen die op de toets liet zien over meer vaardigheden en kennis te beschikken, krijgt nu de kans om die vaardigheden verder te ontwikkelen in een leerroute die volgens de toets passender is.13 Afgelopen jaren was dat minder dan een derde van de leerlingen die op de toets lieten zien meer uitdaging aan te kunnen.14 Met het doel voor ogen dat leerlingen bij gelijke resultaten gelijke kansen verdienen, is dit een cijfer waar ik blij mee ben. In de afgelopen jaren was er nog in te veel gevallen sprake van onderadvisering. Met name leerlingen uit gezinnen waar het financieel moeilijk ging, leerlingen uit niet-stedelijke gebieden, leerlingen uit gezinnen met een migratieachtergrond en meisjes kregen minder kansen in hun schooladvies, terwijl ze dezelfde resultaten behaalden als andere leerlingen. Het hoge aantal bijstellingen draagt bij aan gelijkere kansen in de overgang van po naar vo. Met monitoring houden we er zicht op of groepen leerlingen die te maken hebben met structurele onderadvisering, evenredig profijt hebben van de nieuwe maatregel. Aangezien deze leerlingen onevenredig vaak in aanmerking komen voor een bijstelling, ligt dit wel in de lijn der verwachting.

Een leerling die op de doorstroomtoets laat zien een bepaalde uitdaging aan te kunnen, moet in beginsel de kans krijgen om dat in het vo te gaan uitproberen. Maar: scholen blijven leidend in het schooladvies en kunnen hierin hun eigen, professionele afweging maken. Dat scholen van die autonomie gebruik maken, blijkt ook uit de cijfers: van elke vier leerlingen die in aanmerking kwamen voor een bijstelling, hebben scholen dit jaar bij één leerling besloten het schooladvies niet bij te stellen.

Voorlopige schooladviezen, toetsadviezen en definitieve schooladviezen

In de bijlage presenteer ik de landelijke cijfers voor de toetsadviezen en de schooladviezen. Dit is een voorlopig beeld op basis van informatie van DUO. Dit najaar worden de data achter deze tabellen officieel vastgesteld en openbaargemaakt. In het voorjaar van 2025 ontvangt uw Kamer zoals ieder jaar een uitgebreide analyse van de data via de DUO Monitor Schooladvies en doorstroomtoets.15 Een aantal belangrijke conclusies op basis van deze cijfers:16

  • We zien minder enkelvoudige adviezen, de dubbele adviescategorieën zijn allemaal gestegen. In 2022–2023 waren 33 procent van de adviezen dubbel, dit jaar zijn dat er 44,4 procent. Deze trend zien we al een aantal jaar.17

  • Er is in het algemeen sprake van een teruglopend aantal leerlingen: 2,6 procent minder leerlingen dan vorig jaar heeft dan ook een definitief schooladvies gekregen. Dit heeft invloed op de aantallen leerlingen in de verschillende leerroutes.

  • We zien een daling van 0,1 procentpunt in de definitieve schooladviezen voor het praktijkonderwijs.

  • We zien minder vmbo-adviezen dan vorig jaar. In 2022–2023 was 39,6 procent van de definitieve schooladviezen een vmbo-advies, in 2023–2024 35 procent.18

  • Ingezoomd op het vmbo zien we minder beroepsgerichte vmbo adviezen: de vmbo-adviezen van vmbo-bb, vmbo-kb en vmbo-gt (en de daartussen gelegen dubbele adviezen) waren in 2022–2023 goed voor 17,6 procent van het totaal aantal definitieve adviezen, dit jaar was dat 14,1 procent.

  • We zien vooral meer dubbele havo/vwo-adviezen: in 2022–2023 waren dat 11,9 procent van de adviezen, in 2023–2024 15,8 procent.

  • Het aantal definitieve schooladviezen vwo is min of meer gelijk gebleven. Het toetsadvies vwo is dit jaar minder gegeven dan vorig jaar, maar dat heeft niet geleid tot grote wijzigingen in de schooladviezen: leerlingen met een voorlopig schooladvies vwo behouden immers hun advies. In 2022–2023 ging het om 20,3 procent van de definitieve schooladviezen, dit jaar is het 20,8 procent.

In verschillende media werden de afgelopen tijd zorgen geuit over de bijstellingen en schooladviezen: zo waren er zorgen over de lagere aantallen schooladviezen voor het vmbo en het praktijkonderwijs.

Doelgroep vmbo

Zoals hierboven genoemd zien we met name in het vmbo een aantal veranderingen optreden in de definitieve schooladviezen ten opzichte van vorig jaar. Er is een daling in het totaal aantal vmbo-adviezen. Daarnaast is een verschuiving binnen de vmbo-adviezen zichtbaar, van de beroepsgerichte leerwegen naar de theoretische leerweg. Het voortgezet onderwijs had in algemene zin al te maken met leerlingendaling en toename van het gemiddelde onderwijsniveau, ontwikkelingen die met name bij het vmbo hebben gezorgd voor een teruglopend leerlingaantal. Toch zien we leerlingen niet vastlopen: de meeste leerlingen in het vmbo halen hun diploma op het instroomniveau, en stromen door naar het mbo waar zij hun mbo-diploma ook vaak op instroomniveau halen.19

Om te zien hoe deze schooladviezen zich precies gaan vertalen in de praktijk, houden we via DUO scherp zicht op de instroomcijfers van komend schooljaar. In het najaar hebben we hier een eerste indruk van. Hierbij hebben we ook oog voor de organiseerbaarheid en andere vragen die hieruit voortkomen bij scholen, bijvoorbeeld wat betreft hun huisvesting of lerarenformatie. De precieze verdeling van leerlingen over scholen waar vmbo-onderwijs wordt gegeven, hangt natuurlijk ook sterk af van regionale afspraken, het plaatselijke aanbod en de keuzes die ouders en leerlingen maken.

Vooruitlopend op de feitelijke instroomcijfers lag een verschuiving binnen de vmbo-adviezen in de lijn der verwachting. We zien al jaren dat leerlingen met een voorlopig schooladvies vmbo-bb vaker hoger scoren op de toets (dan verwacht op grond van het schooladvies) dan leerlingen met andere voorlopige schooladviezen.20 En dat leerlingen een bijgesteld advies in het voortgezet onderwijs ook vaak waarmaken.21 Het was dus te verwachten en ook wenselijk dat deze groep nu vaak een bijstelling zou gaan krijgen.

Doelgroep Praktijkonderwijs (pro)

Vorig jaar kreeg 1,2 procent van de leerlingen in het regulier een voorlopig schooladvies pro (ongeveer 2000 leerlingen), dit jaar 1,3 procent (ongeveer 2200 leerlingen).22 Vanwege het relatief laag aantal leerlingen hebben kleine wijzigingen al snel een grote impact op de percentages en de onderwijspraktijk. Het merendeel van de leerlingen met een voorlopig advies pro maakt de doorstroomtoets.23 Zoals eerder genoemd, geldt dat bij leerlingen met een voorlopig schooladvies pro, die op de doorstroomtoets het toetsadvies pro/vmbo-bb halen, het schooladvies niet hoeft te worden bijgesteld.24 Hier is het onderwijsveld meermaals over geïnformeerd. Wat valt op aan de cijfers omtrent toetsadviezen en schooladviezen bij pro (tabellen 5 tot en met 10):

  • Net als vorig jaar liet bijna 60 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies pro, die in het regulier onderwijs zitten én de doorstroomtoets maken, op de toets zien vmbo-bb/vmbo-kb of meer theoretisch vervolgonderwijs aan te kunnen.25

  • 62,6 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies pro die in aanmerking kwamen voor een bijstelling, heeft ook daadwerkelijk een bijgesteld advies gekregen.26 Dat ging concreet om iets meer dan 500 leerlingen.27

  • Van de leerlingen in het regulier basisonderwijs met een voorlopig schooladvies pro, die een bijstelling hebben gekregen, had 86,4 procent een toetsadvies vmbo-bb/vmbo-kb, vmbo-kb-gl of vmbo-gl-tl.28 De overige 13,6 procent van de leerlingen die een bijstelling heeft gekregen had een toetsadvies pro/vmbo-bb.29

In een klein aantal gevallen (minder dan 150 leerlingen) hebben scholen dus afgeweken van de uitzonderingsregel voor leerlingen met een voorlopig schooladvies pro, die als toetsadvies pro/vmbo-bb hebben gekregen. Ik heb er alle vertrouwen in dat scholen hierin een weloverwogen keuze hebben gemaakt. Anderzijds krijg ik signalen dat scholen door ouders onder druk zouden zijn gezet om, ondanks de uitzonderingsregel, schooladviezen voor het praktijkonderwijs bij te stellen. In communicatie zal daarom nog meer bekendheid worden gegeven aan deze uitzonderingsregel en de mogelijkheid om niet bij te stellen, wanneer dit niet in het belang van de leerling is, alsook de regel dat niet elke leerling de doorstroomtoets hoeft te maken. Ook geven pro-scholen het signaal af dat zij te maken hebben met teruglopende aanmeldingen. Over deze ontwikkelingen ben en blijf ik in gesprek met de Sectorraad Praktijkonderwijs, de VO-raad, de PO-Raad en Ouders en Onderwijs. Ik kom hierop terug in de Kamerbrief over het praktijkonderwijs die de Tweede Kamer na de zomer ontvangt.

Monitoring en evaluatie

Zoals gezegd, ontvangt u in het voorjaar van 2025 de DUO Monitor Schooladvies en doorstroomtoets. Daarin worden de effecten onderzocht van de maatregel bijstellen schooladvies, zoals voor leerlingen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische positie. We hebben hier ook in het bijzonder oog voor de loopbanen van leerlingen die een voorlopig schooladvies praktijkonderwijs of vmbo-bb hadden.

Naast doorstroomcijfers bekijken we ook de ervaringen met de Wet doorstroomtoetsen po. In dat kader zijn bij verschillende partijen de eerste praktische ervaringen met het nieuwe tijdpad en de nieuwe maatregel schooladvies opgehaald, nadat het tijdpad één keer doorlopen is.30 De input gebruiken we om te onderzoeken hoe we de wet doorstroomtoetsen po kunnen aanscherpen. Ik verwacht uw Kamer in het voorjaar van 2025 te informeren over de uitkomsten. Daarnaast start dit najaar een evaluatie van de wet op de langere termijn. De looptijd van dit onderzoek beslaat meerdere schooljaren en afnames van de doorstroomtoets. Ik verwacht u hierover eind 2027 te informeren.

Tot slot

Met de nieuwe inrichting van de doorstroomtoetsen zetten we belangrijke stappen om leerlingen zoveel mogelijk kansen te geven bij de overgang naar het vo. We moeten er zorg voor dragen dat leerlingen ook daadwerkelijk een passende plek in het vo vinden en dat zij daar voldoende ondersteund worden om zich optimaal te ontwikkelen. Ik vind het van belang dat leerlingen de mogelijkheid hebben om ook in het voortgezet onderwijs van leerroute te wisselen. Na het zomerreces zal ik uw Kamer informeren hoe ik verder werk aan doorstroommogelijkheden om eventuele nadelige effecten van het huidige overgangsmoment te ondervangen. Als uw Kamer daar behoefte aan heeft, zijn mijn ambtenaren bereid in samenwerking met het CvTE en stichting Cito een technische briefing te geven over het proces rond de doorstroomtoets.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul


X Noot
1

Zoals toegezegd tijdens het debat van de onderwijscommissie op 27-06-2024 over het vmbo (TZ202406–064).

X Noot
2

Zie Motie van de leden Rog (CDA) en Van Meenen (D66), Kamerstuk 33 157, nr. 55, vergaderjaar 2013–2014. Daarnaast werd naar aanleiding van een Motie van het lid Kwint (SP), Kamerstuk 31 293, nr. 479, vergaderjaar 2018–2019, nog een extra toets aan het aanbod toegevoegd, een doorstroomtoets die vanuit de overheid wordt aangeboden (de DOE-toets). Bij de evaluatie van de Wet eindtoetsen po gaf 90 procent van de ondervraagde scholen aan de keuze tussen verschillende toetsen te willen behouden. Oomens, Scholten & Luyten, (2019). Evaluatie Wet Eindtoetsing PO. Eindrapportage. Utrecht: Oberon. Ook de PO-Raad formuleerde in 2018 in een sectoraal standpunt dat zij de keuzevrijheid wilde behouden, mits een aantal verbeteringen zou worden doorgevoerd: «Handhaaf meerdere eindtoetsen maar herstel zonder enige vrijblijvendheid de onjuistheden met betrekking tot de psychometrische kwaliteit zodat vergelijkbaarheid van eindtoetsen geoptimaliseerd wordt. Hiervoor is heldere centrale sturing nodig, duidelijke kaders en een verplicht pakket van eisen met betrekking tot psychometrische kwaliteit en (digitale) veiligheid». po-raad_standpunt_eindtoets.pdf (poraad.nl).

X Noot
3

Er is bijvoorbeeld sprake geweest van verschillende en te sterk uiteenlopende normeringen en van gecorrigeerde toetsadviezen. Zie Kamerbrief over 1e afname doorstroomtoets: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 31 293, nr. 729.

X Noot
4

Kamerbrief over 1e afname doorstroomtoets: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 31 293, nr. 729.; RCEC rapport Onderzoek naar de kwaliteit van de normering eindtoetsen primair onderwijs 2022 | Rapport | Rijksoverheid.nl

X Noot
5

De normering is vastgelegd in de regelingen beoordelingsnormen doorstroomtoetsen po en het normeringshandboek 2024. wetten.nl - Regeling - Regeling beoordelingsnormen doorstroomtoetsen PO - BWBR0047606 (overheid.nl); wetten.nl - Regeling - Het normeringshandboek 2024 - BWBR0049380 (overheid.nl).

X Noot
6

Zie bijlage 1.

X Noot
7

Zie ook Kamerbrief over 1e afname doorstroomtoets: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 31 293, nr. 729.

X Noot
8

Begeleidende brief bij resultaat doorstroomtoets 2024 | Brief | Rijksoverheid.nl Zie Kamerbrief over 1e afname doorstroomtoets: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 31 293, nr. 729.; Zie verder ook: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 31 293, nr. 720; Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 31 293, nr. 608; Normering | Toetsen primair onderwijs | CvTE[147745996] en Normering doorstroomtoets primair onderwijs - factsheet | Publicatie | CvTE.

X Noot
9

Dat wil zeggen dat waar bepaalde toetsen lagere toetsadviezen hebben gegeven en lagere referentieniveaus hebben gerapporteerd, de leerlingen die die toets gemaakt hebben ook minder juiste antwoorden hebben gegeven op de ankeropgaven.

X Noot
10

De grote onderlinge verschillen tussen scholen waren dit jaar bijvoorbeeld ook een belangrijk onderwerp in de Staat van het Onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2024), «Rapport De Staat van het Onderwijs 2024».

X Noot
12

Zie ook Handreiking schooladvisering, hoofdstuk 6. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/10/12/handreiking-schooladvisering

X Noot
13

Zie bijlage 2, tabel 4.

X Noot
15

In die uitgebreide analyse worden cijfers over het schooladvies onder andere geduid in context van de daadwerkelijke instroom in het 1e jaar van het vo, en verder uitgesplitst naar relevante categorieën, zoals naar sociaaleconomische status, meisjes versus jongens en verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Zie Monitor schooladvies en doorstroomtoets 2022-2023 | Rapport | Rijksoverheid.nl Voorheen heette deze jaarlijkse monitoring het DUO Rapport Wegvallen eindtoets.

X Noot
16

Zie bijlage 2, tabel 1,2,3.

X Noot
18

Als je het dubbele advies vmbo-t/havo meerekent is het aantal leerlingen met vmbo in het advies bijna gelijk gebleven: van 50,6 procent in 2022–2023 naar 49,7 procent in 2023–2024.

X Noot
19

DUO (2024). Opwaartse druk bij de doorstroom van het vmbo naar het mbo. Zie: Resultaten doorstroom vmbo-mbo - Publicaties - DUO.

X Noot
20

Dit heeft onder andere te maken met de toetsadviescategorieën: leerlingen met een enkelvoudig advies vwo kunnen immers geen bijstelling meer krijgen. Zie ook Monitor schooladvies en doorstroomtoets 2022-2023 | Rapport | Rijksoverheid.nl

X Noot
21

Voor cijfers omtrent doorstroom, zie De Staat van het Onderwijs 2023, Inspectie van het Onderwijs, p. 59. Hierin staat dat bijna 80 procent van de leerlingen met een bijgesteld advies in leerjaar 3 van het vo nog steeds op het schooltype zit dat zij door de bijstelling kregen.

X Noot
22

Als we het bo, sbo en so samennemen gaat het om 3,2 procent (ca. 5800 leerlingen) in 2022–2023 en 3,4 procent (ca. 6000 leerlingen) in 2023–2024.

X Noot
23

Bij leerlingen die de toets niet maken, gaat het met name om leerlingen met een IQ onder de 75. Zie ook Handreiking schooladvisering, p. 8. In schooljaar 2022–2023 deed 52,8 procent van de leerlingen in het regulier onderwijs met een voorlopig schooladvies pro mee aan de toets, dit jaar was dat 59,6 procent. Voor bo, sbo en so samen was het in 2022–2023 63,7 procent en in 2023–2024 68,3 procent. Voor leerlingen die de toets niet maken, geldt dat hun voorlopig schooladvies pro wordt omgezet naar een definitief advies pro.

X Noot
24

Uit de doorstroomtoets kan namelijk geen enkelvoudig advies pro komen, omdat de kenmerken voor dat advies niet getoetst kunnen worden met de doorstroomtoets. Deze uitzondering staat ook vermeld in de Handreiking schooladvisering. Handreiking schooladvisering, p. 10 en 40. Er zijn ook leerlingen die ondanks de ontheffing toch de doorstroomtoets hebben gemaakt. Deze leerlingen worden in bijgevoegde cijfers meegenomen.

X Noot
25

Voor bo, sbo en so samen was dit 37,6 procent.

X Noot
26

Voor bo, sbo en so samen was dit 54,6 procent.

X Noot
27

Voor bo, sbo en so samen waren dit ca. 850 leerlingen.

X Noot
28

Voor bo, sbo en so samen was dit 85,4 procent.

X Noot
29

Voor bo, sbo en so samen was dit 14,6 procent.

X Noot
30

De verschillende raden, Ouders en Onderwijs, regionale organisaties die zich bezighouden met de overgang van po naar vo, leraren en schoolleiders hebben hiervoor input geleverd.

Naar boven