31 293 Primair Onderwijs

Nr. 649 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2022

Op 29 augustus jl. heb ik u geïnformeerd over de escalatie in het toezichttraject van de Stichting Islamitische School Amsterdam (ISA).1 Ik heb in mijn brief aangekondigd voorbereidingen te treffen om een aanwijzing op te leggen. Het bestuur van ISA heeft een zienswijze ingediend bij de voorgenomen aanwijzing.

Ik heb besloten om een definitieve aanwijzing op te leggen aan het bestuur van ISA in het belang van de leerlingen, ouders en staf. U treft de definitieve aanwijzing aan in de bijlage.

De kern van de aanwijzing is dat het huidige bestuur zo snel mogelijk dient te worden versterkt met drie toezichthoudende bestuursleden. Ook dient de huidige voorzitter van het bestuur uiterlijk in mei 2023 af te treden. Tot slot dient een directeur-bestuurder in vast dienstverband te zijn benoemd voor het eind van dit schooljaar. De onlangs aangestelde interim directeur-bestuurder kan zo het schooljaar afmaken, om in ieder geval in de dagelijkse gang van zaken rust te brengen.

Het langlopende bestuurlijk conflict bij de stichting heeft niet alleen wanbeheer opgeleverd, zoals de inspectie constateerde in het rapport dat u op 1 september 2022 heeft ontvangen2, maar heeft ook sporen in de organisatie en op de scholen achtergelaten. Het draagvlak voor de zittende, toezichthoudende bestuurders op de school ontbreekt bij directeuren en een groot deel van de staf. Daarnaast staat de kwaliteit van het onderwijs steeds meer onder druk. Dit is een onacceptabel gevolg van het (niet) handelen door de toezichthouders.

In een situatie zoals die zich nu voordoet, moet ik ingrijpen. De constatering van wanbeheer door de inspectie is de basis op grond waarvan ik nu ingrijp.

Ik had, en heb, geen vertrouwen in een duurzaam herstel van de vele geconstateerde gebreken. Uit de toezichthistorie – ik tel negen inspectierapporten naar het bestuurlijk handelen in de laatste tien jaar – blijkt dat deze bestuursleden niet in staat zijn een school deugdelijk te besturen. Daarmee is duurzaam herstel van de geconstateerde gebreken, inclusief het wanbeheer, niet gegarandeerd.

Hoewel het bestuur ogenschijnlijk goede stappen heeft gezet – zo is er een interim directeur-bestuurder aangesteld die vertrouwen lijkt op te bouwen bij de scholen en bij de inspectie – heb ik geen garanties dat niet wéér tekortkomingen ontstaan of zelfs maar normale verhoudingen hersteld worden binnen de instelling als deze persoon weer is vertrokken.

Ik kies er daarom voor om in het belang van de leerlingen een aanwijzing op te leggen. Het alternatief, een financieel sanctietraject, biedt onvoldoende waarborgen voor een vlot en duurzaam herstel van de tekortkomingen en komt onvoldoende tegemoet aan het toekomstperspectief waar ook ouders, directie en medewerkers van de scholen behoefte aan hebben. Ouders, leerlingen en staf verdienen goed onderwijs.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 31 293, nr. 643.

X Noot
2

Kamerstuk 31 293, nr. 644.

Naar boven