31 293 Primair Onderwijs

Nr. 621 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 25 mei 2022.

De wens dat het in de maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld kan door of namens de Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 juni 2022.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2022

Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Besluit van 3 mei 2022 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de ministeriële instemming met de statuten van het participatiefonds en de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van het participatiefonds als gevolg van de modernisering van het participatiefonds en beëindiging van het vervangingsfonds (Besluit participatiefonds 2022)1. Voor de inhoud van het besluit verwijs ik u naar de nota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure, bedoeld in artikel 194, zevende lid, van de Wet op het Primair Onderwijs. De nahangprocedure ziet op artikel 4 van het besluit.

Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de inwerkingtreding van het besluit niet dan nadat vier weken zijn verstreken na de overlegging van het besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 augustus 2022. Gelijktijdig met de Wet van 11 oktober 2021 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en modernisering participatiefonds), voor zover het de onderdelen betreft die zien op de modernisering van het participatiefonds.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Zie bijlage.

Naar boven