31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 502 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2020

In 2014 zijn het bestuursakkoord PO en het sectorakkoord VO (hierna: de sectorakkoorden) afgesloten met een looptijd tot en met 2020. Door gerichte inzet op een aantal grotere ambities moeten deze akkoorden met de PO-Raad en de VO-raad leiden tot een kwaliteitsimpuls voor het gehele funderend onderwijs. Voor het uitvoeren van de afspraken uit de sectorakkoorden zijn extra middelen beschikbaar gesteld via de prestatiebox-regeling. In de prestatiebox zijn ook middelen voor de uitvoering van onderdelen van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit opgenomen.

In juli 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de meest recente voortgang op de diverse doelstellingen uit de akkoorden.1 Ik stelde toen vast dat we met een groot aantal ambities op koers liggen, maar dat op enkele punten nog extra aandacht nodig was. De afgelopen maanden heb ik, samen met de raden, extra aandacht besteed aan deze thema’s. In de bijlage vindt u een overzicht van de uitkomsten van deze inspanningen2.

Deze inspanningen hebben geleid tot een verbetering, maar duidelijk is dat meer nodig is om de uitdagingen waar de onderwijssectoren voor staan goed het hoofd te kunnen bieden.

Tijdens de begrotingsbehandeling 2019 is de motie van de leden Van Meenen en Rog over de verbetering van de salarispositie en carrièrepaden van basisschoolleerkrachten aangenomen.3 De motie verzoekt de regering te onderzoeken of, en op welke wijze, verantwoord een deel van de middelen uit de prestatiebox po per 2020 kan worden aangewend voor verdere verbetering van de salarispositie en carrièrepaden van basisschoolleerkrachten. In deze brief ga ik in op de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek. Het onderzoeksrapport stuur ik met deze brief mee als bijlage4.

Uitkomsten onderzoek prestatiebox po

Naar aanleiding van de motie van de leden Van Meenen en Rog is een onderzoek uitgevoerd door Regioplan. Dit onderzoek is in december 2019 opgeleverd. De uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat de middelen uit de prestatiebox op dit moment met name worden ingezet op de actielijnen talentontwikkeling en professionele scholen. Het geld wordt, in het kader van talentonwikkeling, besteed aan met name investeringen in ICT-hardware, het extra inzetten van ICT-coördinatoren en het inzetten op plusklassen. Ook worden de middelen, in brede zin, besteed aan cultuureducatie. Op het onderdeel professionele scholen wordt met name geïnvesteerd in de vaardigheden van startende en zittende leraren en schoolleiders door het inkopen van scholing en het vrijroosteren van leerkrachten. De meeste besturen geven hierbij aan dat de middelen uit de prestatiebox worden ingezet voor structurele uitgaven, waar nog doorlopende verplichtingen aan verbonden zijn. Het gaat dan met name om salaris van personeel of de afschrijving van ICT-hardware.

Het ontvangen van minder middelen uit de prestatiebox zou volgens de onderzoekers betekenen dat een deel van de besturen moet bezuinigen op personeel. Dit zou leiden tot minder formatie voor extra taken en functies. In een aantal gevallen wordt aangegeven dat ook bezuinigd zou moeten worden op de reguliere formatie. Een korting op de middelen uit de prestatiebox zou naar verwachting daarom ten koste gaan van de onderwijskwaliteit en kunnen leiden tot een verhoging van de werkdruk.

Vervolg

Ik stel vast dat een groot aantal doelen van de sectorakkoorden zijn gehaald. Toch is op sommige thema’s minder voortgang geboekt dan gewenst. Ook op het gebied van verantwoording en inzicht in de bestedingen kan het nodige worden verbeterd.

Ik zal 2020, het laatste jaar van de sectorakkoorden, gebruiken om te komen tot een nieuwe inrichting. Ook zal ik samen met de werkgeversorganisaties en vertegenwoordigers van schoolleiders, leraren en (onderwijs)ondersteuners het gesprek voeren over toekomstige inzet van de middelen. Hiermee geef ik tevens invulling aan de motie van het lid Rog5 en de motie van het lid Van Dijk6.

Een mogelijk scenario zou kunnen zijn om de middelen structureel beschikbaar te stellen aan besturen en scholen, maar dat over de besteding daarvan (net als bij de werkdrukmiddelen) gemeenschappelijke besluitvorming plaatsvindt en er achteraf meer en betere verantwoording zal plaatsvinden. Een ander scenario zou kunnen zijn om enkele prioritaire thema’s te kiezen en daarvoor een ander instrument (bijvoorbeeld subsidie) te gebruiken.

Dit betekent dat ik de middelen in schooljaar 2020/2021 voor het laatst onder de huidige voorwaarden beschikbaar blijf stellen aan scholen. Tegelijkertijd kom ik voor het einde van 2020 met scenario’s voor de toekomstige inzet van de prestatieboxmiddelen. Vanaf 1 januari 2021 kunnen besturen en scholen dan, in hun begrotingsproces voor het volgende schooljaar 2021/2022, tijdig rekening houden met op welke manier de middelen worden ingezet. Uiteraard betrek ik bij het opstellen van de scenario’s ook de uitkomsten van de eindevaluatie van de sectorakkoorden die in dit jaar plaatsvindt. Ik zal tegelijkertijd ook het kader voor de inzet van doelfinanciering binnen het funderend onderwijs met u delen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 489

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 68

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 31 289, nr. 241

X Noot
6

Kamerstuk 31 289, nr. 242

Naar boven