31 293 Primair Onderwijs

Nr. 435 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2019

Inleiding

De hoge werkdruk in het basisonderwijs heeft mijn voortdurende aandacht. Ik constateer dat de middelen uit het werkdrukakkoord positief worden ontvangen door scholen en dat er concrete stappen worden gezet om de werkdruk te verminderen. Om die reden is besloten middelen uit het werkdrukakkoord eerder beschikbaar te stellen. Dit schooljaar was € 237 miljoen beschikbaar om de werkdruk op scholen tegen te gaan. Vanaf schooljaar 2019/2020 komt € 333 miljoen beschikbaar. Het bedrag per leerling stijgt daarmee van € 155,55 naar € 220. Dat komt neer op een bedrag van circa € 49.500 per school.1 Dat is € 15.000 meer per school dan het huidige schooljaar.

Werkdruk kent vele oorzaken en dus ook maatregelen die per school en zelfs per leraar kunnen verschillen. Uit een peiling van de PO-Raad onder circa 300 schoolbesturen blijkt dat schoolteams vooral meer onderwijsassistenten (77%), leerkrachten (60%) en vakleerkrachten (43%) inzetten.2 Daarnaast wordt het beschikbare geld vaak ingezet voor ICT of conciërges. Deze keuzes kunnen scholen tegelijkertijd helpen bij de problemen die zij ervaren wegens het lerarentekort. Daarnaast tonen de verschillende keuzes die door scholen worden gemaakt aan dat maatwerk in de aanpak tegen werkdruk vereist is. Ik ben dan ook blij om te zien dat veel lerarenteams met elkaar het gesprek voeren over het verminderen van hun werkdruk en daarbij afwegen welke aanpak het beste past binnen hun context.

Mede op verzoek van CNV Onderwijs, één van de deelnemers van het landelijk overleg lerarentekort, heb ik verkend of het mogelijk is om de middelen uit het werkdrukakkoord eerder beschikbaar te stellen. Het extra geld kan worden toegevoegd aan het eerder beschikbaar gestelde geld en gebruikt worden voor onder andere het aanstellen van onderwijsassistenten en (tijdelijke) vakleerkrachten. Dit sluit aan bij de aanpak waar momenteel het meest voor wordt gekozen door scholen en wat scholen ondanks de huidige gespannen arbeidsmarkt weten te bewerkstelligen.

Proces

Het besluit om de middelen eerder beschikbaar te stellen wordt opgenomen in de Voorjaarsnota 2019 die door de Minister van Financiën naar uw Kamer wordt gestuurd. Scholen worden nu al geïnformeerd over het beschikbaar komen van dit geld, zodat zij voldoende tijd hebben om hier rekening mee te houden in het formatieplan voor schooljaar 2019/2020. Bijvoorbeeld door onderwijsassistenten en vakleerkrachten aan te trekken.

Zoals afgesproken in het werkdrukakkoord wordt het beschikbare geld rechtstreeks uitgekeerd aan de sector. Zo moet het gesprek over werkdruk en de benodigde oplossingen vorm krijgen binnen het team op school. Op basis van dit gesprek wordt een plan voor besteding van de werkdrukmiddelen opgesteld door de schoolleiding. De personeelsgeleding van de MR (hierna: P-MR) heeft instemmingsrecht op de besteding van de extra middelen voor werkdruk en het gevolgde proces. Na afloop van het schooljaar wordt de personeelsgeleding geïnformeerd over de besteding van de middelen.

Onderzoeken door de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS)3 en de PO-Raad wijzen erop dat het proces rondom de inzet van de middelen goed wordt gevolgd en dat de P-MR instemming heeft gegeven op de plannen. Uit signalen die ik vanuit de sector heb opgevangen blijkt ook dat scholen de middelen in goed overleg weten in te zetten en de eerste resultaten daarvan zien in de vermindering van de werkdruk. In 2020 vindt een tussenevaluatie van het werkdrukakkoord plaats. Op basis van die tussenevaluatie wordt bezien of bijsturing nodig is.

Daarnaast blijft dit jaar het meldpunt vanuit de sociale partners bereikbaar.4 Hier kunnen leraren, P-MR-en en andere betrokken die vinden dat het gesprek in de school niet goed is gevoerd of die vinden dat de werkdrukmiddelen niet doelmatig besteed worden, terecht. Tot op heden zijn er slechts enkele meldingen binnen gekomen waar, samen met sociale partners, naar een oplossing is gezocht.

Verder wil ik erop wijzen dat op 5 februari 2019 door uw Kamer het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans (Kamerstuk 35 074) is aanvaard. Hier is een wettelijke uitzondering voor het primair onderwijs opgenomen op de ketenbepaling voor tijdelijke contracten voor invalkrachten die zieke leerkrachten vervangen. Met deze uitzondering ondervinden schoolbesturen minder barrières bij het inzetten van invalkrachten. Dit is belangrijke ruimte om, om te gaan met het lerarentekort. Ik ben mij ervan bewust dat deze uitzondering op de ketenbepaling het tekort aan invalkrachten niet als zodanig wegneemt. Daarom zet ik, zoals uw Kamer bekend is, samen met het onderwijs in op een breder pakket aan landelijke en regionale maatregelen om het tekort aan te pakken. Hier wordt aan gewerkt binnen het landelijk overleg lerarentekort.5

Tot slot

Het beschikbaar stellen van geld is een van de voorwaarden om werkdruk op scholen te verminderen. Ik besef dat het belangrijk is om gericht te blijven nadenken over oplossingen om de werkdruk te verlagen. Dat is dan ook wat ik samen met alle betrokkenen in het onderwijs blijf doen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde schoolgrootte van 225 leerlingen.

X Noot
5

Partijen die deelnemen aan het landelijk overleg zijn: PO-Raad, VO raad, MBO Raad, VH, VSNU, CNV, AVS en FvOv en vertegenwoordiging uit de G4.

Naar boven