31 293 Primair Onderwijs

Nr. 305 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2016

In het Ordedebat van uw Kamer op 1 maart jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 58, item 20) verzocht mevrouw Siderius mij om een brief over het onderwijs aan kleuters naar aanleiding van een uitzending van De Monitor. Tevens heeft u mij op 10 maart jl. gevraagd om te reageren op een brief van de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK). In die brief verzoekt de WSK een onderzoek te laten doen naar het beleid ten aanzien van kleuteronderwijs. Met deze brief reageer ik op uw beide verzoeken.

Uit de uitzending van De Monitor en de brief van de WSK spreekt grote betrokkenheid bij en zorg over het kleuteronderwijs. Hieronder licht ik mijn visie op onderwijs aan kleuters nader toe en in het verlengde daarvan de stappen die ik zet.

Kleuters leren spelenderwijs

Het staat voor mij buiten kijf dat kleuters leren door te spelen. Al spelend ontdekken en onderzoeken kleuters de wereld om hen heen. In de bouwhoek bijvoorbeeld, ontwikkelen kleuters hun fijne motoriek wanneer ze met blokken spelen en oefenen ze spelenderwijs met het maken van constructies. In de poppenhoek spelen kleuters bijvoorbeeld gezinssituaties na waarbij ze spelenderwijs leren over sociale verhoudingen. Het kleuteronderwijs sluit op deze manier van leren van kleuters aan door naast aandacht te besteden aan voorwaardenscheppend onderwijs, kleuters veel ruimte te geven voor spelend en ontdekkend leren. Ik zie dit als een van de sterke kanten van het kleuteronderwijs.

Een ononderbroken ontwikkelingsproces

Een tweede breed gedeeld inzicht is dat kleuters zich verschillend en sprongsgewijs ontwikkelen. Sommige kleuters zijn al vroeg actief met letters en cijfers. Zij hebben er behoefte aan dat hun nieuwsgierigheid gevoed wordt en dat ze uitgedaagd worden om nieuwe dingen te leren, ook als ze daarmee op een onderdeel voorlopen op hun leeftijdsgenoten. Aan de andere kant zijn er ook leerlingen die in groep 3 nog steeds behoefte hebben aan spelenderwijs leren en moeite hebben met een meer schoolse benadering. Het onderwijs dient hiermee rekening te houden en een ononderbroken ontwikkelingsproces te bieden aan kinderen.

Breed en flexibel aanbod

Omdat kleuters behoorlijk kunnen verschillen in hun ontwikkelingstempo, vraagt dit om een gedifferentieerde aanpak van scholen. Het is dan ook belangrijk dat scholen beschikken over een breed aanbod voor kleuters en tevens flexibel zijn in hun didactische aanpak van kleuters. Een deel van de kleuters zal bijvoorbeeld al begin groep 2 eraan toe zijn om te starten met aanvankelijk lezen en spellen, terwijl een ander deel in groep 3 nog behoefte heeft aan spelend en ontdekkend leren. Beide groepen dient de school optimaal te stimuleren in hun ontwikkeling. Voor beide kunnen kleutermethodes een waardevol hulpmiddel voor scholen zijn, zoals ik ook heb aangegeven in mijn beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Siderius en Ypma.1

Handreiking voor soepeler overgang groep 2–3

Een belangrijke doelstelling bij de oprichting van de basisschool in 1985 was het realiseren van een ononderbroken ontwikkelingsproces. Veel basisscholen hebben dit sindsdien goed vormgegeven. Zij werken bijvoorbeeld met combinatiegroepen 2–3 waardoor kinderen uit groep 3 kunnen participeren in (spel)activiteiten van groep 2 en kinderen uit groep 2 gemakkelijk kunnen meedoen met (leer)activiteiten van groep 3. Tegelijk zie ik ook dat veel basisscholen nog minder vloeiende overgangen hebben. Deze scholen worstelen bijvoorbeeld met de schoolsheid van het kleuteronderwijs of kiezen voor verlengd kleuteren als kinderen zich op onderdelen minder snel ontwikkelen.

In het Bestuursakkoord PO is afgesproken het aandeel zittenblijvers in de basisschoolperiode terug te brengen van 2,2% in 2013 naar 1,5% in 2020. Een groot deel van deze zittenblijvers betreft leerlingen die groep 2 doubleren. We willen dit «verlengd kleuteren» terugdringen, omdat uit verschillende studies blijkt dat verreweg de meeste kinderen op de lange termijn zowel sociaal-emotioneel als cognitief geen baat hebben bij verlengd kleuteren.2

Binnenkort wordt een handreiking uitgebracht die een besliswijzer bevat voor de doorstroom van kleuters. De handreiking beoogt schoolbesturen en scholen te ondersteunen bij het nemen van een onderbouwde beslissing over kleuterbouwverlenging. Ook beschrijft de handreiking goede voorbeelden van alternatieven voor kleuterbouwverlenging. Scholen kunnen bijvoorbeeld besluiten om de leerlingen halfjaarlijks te bevorderen (in augustus en februari) in plaats van jaarlijks. Afhankelijk van hun ontwikkeling doen kleuters hierdoor maximaal twee en een half jaar over groep 1 en 2. Naast de handreiking wordt nauwkeuriger in beeld gebracht welke scholen relatief veel kleuterbouwverlengingen toepassen. Dit stelt ons in staat om beter inzicht te krijgen in de oorzaken hiervan en na te gaan of meer gerichte vervolgstappen nodig zijn.

Misvattingen over toezicht op kleuteronderwijs

Bij scholen en leerkrachten leven enkele misverstanden over het inspectietoezicht. Ik noem deze hier nogmaals, omdat ze scholen en leerkrachten belemmeren bij het goed vormgeven van hun onderwijs aan kleuters. De inspectie schrijft geen toetsen voor in het kleuteronderwijs en ook verplicht de inspectie scholen niet tot het werken met methodes in de kleutergroepen.3 De inspectie gaat wel na of de school aan kleuters een voldoende breed onderwijsaanbod biedt, breder dan alleen beginnende geletterd- en gecijferdheid, en of er in voldoende mate sprake is van een doorlopende leerlijn tussen groep 1 en 2 en groep 3.

Afsluitend

Goed kleuteronderwijs is van groot belang. In de kleuterperiode wordt immers de basis gelegd voor de verdere schoolloopbaan van het kind. Goed kleuteronderwijs daagt kinderen uit om hun wereld te ontdekken en hun talenten verder te ontwikkelen, op een manier en in een tempo dat aansluit op hun behoefte. Voor basisscholen is de uitdaging om dit op een goede manier vorm te geven.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Zie Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2155 en Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2154

X Noot
2

Hattie, J. (2009). Visible learning. A Synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. London: Routledge; Roeleveld, J., & Veen, I. van der (2007). Kleuterbouwverlenging in Nederland: omvang, kenmerken en effecten. Pedagogische Studiën, 84, 448–462.

Naar boven