31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 281 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2016

Op 28 januari 2016 heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mij verzocht om schriftelijk te reageren op het artikel «Oplapbeurt voor scholen is niet te betalen» van het Algemeen Dagblad van 18 januari 2016. In deze brief ga ik in op dat verzoek. Ik reageer ook op het verzoek van de vaste commissie van 11 februari 2016 om een reactie op het rapport «Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 293, nr. 279).

Reactie op het artikel

Ik wil allereerst benadrukken dat er in de praktijk heel veel voorbeelden van goede, frisse en functionele schoolgebouwen zijn. Zo heb ik in 2013 de Scholenbouwprijs mogen uitreiken. Onder de inzendingen bevonden zich prachtige gebouwen, tot stand gekomen doordat de betreffende gemeenten zich vanuit hun verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting hebben ingespannen voor een optimaal resultaat. In het genoemde artikel wordt de stelling ingenomen dat er te weinig geld is om schoolgebouwen te vervangen. In de onderbouwing hiervan loopt een tweetal zaken door elkaar. Hieronder ga ik puntsgewijs in op deze zaken.

De hoogte van de normbedragen

In de gemeentelijke verordening huisvestingsvoorzieningen zijn vaak normbedragen (maximaal te vergoeden bedragen) voor nieuwbouw opgenomen. Het schoolgebouw moet binnen dat budget worden gebouwd. De afgelopen jaren vielen aanbestedingen op financieel vlak zelden tegen. In de nu aantrekkende bouwmarkt kan het resultaat van aanbestedingen boven de norm uit de verordening uitkomen, wat kan leiden tot het doorvoeren van bezuinigingen om binnen de norm te blijven. In plaats van een normbedrag ter beschikking te stellen kan de gemeente ervoor kiezen uit te gaan van de gewenste kwaliteit van het gebouw en het resultaat van de aanbesteding af te wachten. In de praktijk kiest een beperkt aantal gemeenten hier voor.

In de verordening geeft de gemeente aan op welke manier de normbedragen jaarlijks worden geïndexeerd. Het is dus de verantwoordelijkheid van de gemeenten om ervoor te zorgen dat de normbedragen passend zijn. Ik ben van mening dat ook de lokale democratie een belangrijke rol heeft in het stimuleren van goed vormgegeven huisvestingsbeleid door de gemeente. De gemeenteraad heeft een belangrijke verantwoordelijkheid om, indien nodig, de discussie aan te gaan over de huisvestingsplannen van het college van burgemeester en wethouders.

De hoogte van het beschikbare budget in het gemeentefonds

Het budget voor onderwijshuisvesting in het gemeentefonds is, net als het gehele budget, niet geoormerkt. Het staat gemeenten vrij om prioriteiten te stellen en hun middelen naar eigen inzicht te besteden. Wanneer schoolgebouwen toe zijn aan vervanging, kan een gemeente ervoor kiezen meer budget voor onderwijshuisvesting vrij te maken.

In 2015 is op verzoek van de VNG onderzocht of de bedragen voor het subcluster onderwijshuisvesting in het gemeentefonds nog actueel zijn op basis van de meest recente gegevens. Op 29 mei 2015 heeft de Minister van BZK uw Kamer geïnformeerd over dit onderzoek.1 Het onderzoek laat zien dat de huidige bedrag voor het subcluster onderwijshuisvesting geen aanpassing behoeft.

Reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer

Op 4 februari jongstleden is het rapport «Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt» van de Algemene Rekenkamer gepubliceerd (Kamerstuk 31 293, nr. 279). In het rapport worden meerdere aanbevelingen met betrekking tot de onderwijshuisvesting gedaan. In de reactie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij, welke samengevat is opgenomen in het rapport, gaan wij in op deze aanbevelingen.2

Op meerdere punten, zoals het betrekken van onderwijshuisvesting bij de regionale gebiedsplannen in het kader van leerlingendaling, sluiten de aanbevelingen aan bij het staande beleid. In aanvulling daarop wil ik het komende jaar zicht krijgen op waar het stelsel van onderwijshuisvesting verbeterd kan worden. Ik deel de visie van de Rekenkamer dat er binnen de huidige verantwoordelijkheidsverdeling nog mogelijkheden zijn tot verbetering. De Rekenkamer noemt in dit verband de meerjarige integrale huisvestingsplannen en renovatie. Daarom ga ik in 2016 met de sectorraden en de VNG verschillende thema's (verder) verkennen. Waar mogelijk en wenselijk zal ik, samen met deze partijen, voor het eind van het jaar met voorstellen komen. Ik zal daarbij, naast renovatie en huisvestingsplannen, ook andere punten meenemen waarover de genoemde partijen en ik al in gesprek zijn, zoals het investeringsverbod, de Green Deal, het kwaliteitskader, leegstand en de modelverordening.

Uw Kamer heeft eerder aangegeven na het verschijnen van dit rapport een debat over onderwijshuisvesting te willen voeren. Ik ga dit debat graag met u aan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 000 B, nr. 25.

X Noot
2

De gehele reactie is te vinden op www.rekenkamer.nl/onderwijshuisvesting.

Naar boven