31 293 Primair Onderwijs

Nr. 265 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in het mei-reces van uw Kamer via een e-mailprocedure verzocht om een uitgebreide schriftelijke reactie op de Brandpuntuitzending «Sjoemelen met de schooltoets» van 12 mei 2015. In het ordedebat van 19 mei 2015 is op verzoek van het lid Siderius een dertigledendebat hierover toegevoegd aan de agenda van uw Kamer.

De uitzending laat zien dat schooltoetsen uit het leerlingvolgsysteem (lvs) van Cito BV te koop zijn op Marktplaats.nl en dat basisscholen het schooladvies volledig zouden laten afhangen van de resultaten op deze toetsen. Dit zorgt er volgens de uitzending voor dat deze toetsen kunnen worden gekocht door ouders en particuliere bijlesbureaus zodat leerlingen er uitgebreid mee kunnen oefenen en zo een hoger schooladvies kunnen krijgen van de basisschool.

Onderstaand ga ik eerst in algemene zin in op de functie en de aankoop van en de communicatie over de lvs-toetsen. Daarna worden de specifieke Kamervragen beantwoord.

School verantwoordelijk voor lvs-toetsen

In de brief Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs van 13 juni 2014 (Kamerstuk 31 293, nr. 204) ga ik uitgebreid in op mijn visie op de functie van formatieve toetsing op scholen. De lvs-toetsen zijn te beschouwen als formatieve toetsen, oftewel toetsen om de leerling en de leerkracht tussentijds inzicht te geven in wat de leerling op een gegeven moment wel en niet beheerst. Op basis van dit inzicht kan worden bepaald hoe het vervolg van het onderwijs voor de leerling er uit moet zien.1

Zonder de genoemde Kamerbrief over toetsing volledig te herhalen, wijs ik erop dat het eigenaarschap en verantwoordelijkheid ten aanzien van formatieve toetsen bij de school ligt. Het leeuwendeel van de toetsing in het funderend onderwijs wordt op initiatief van de school (leraren en schoolleiding) en het bestuur gebruikt om de vorderingen van leerlingen in beeld te brengen. Niet omdat dat van de overheid moet, maar omdat scholen formatieve toetsen als een betekenisvol hulpmiddel in het leerproces zien. Dit geldt niet alleen voor lvs-toetsen, maar ook voor toetsen uit de door de school gebruikte onderwijsmethoden en door de school ontwikkeld materiaal.

De overheid beperkt zich tot de wettelijke opdracht dat iedere school werkt met een leerlingvolgsysteem, bestaande uit methodeonafhankelijke toetsen, om de voortgang van iedere leerling systematisch te kunnen volgen. Deze verplichting geldt vanaf 1 augustus 2014. De school beslist hoe en met welke frequentie zij gebruik maakt van lvs-toetsen. Dit geldt ook voor de manier waarop zij de toetsresultaten gebruikt om het onderwijs aan de leerlingen te verbeteren en de manier waarop deze resultaten worden betrokken bij het opstellen van het schooladvies. Dit behoort tot de professionele ruimte van de school: het samenspel tussen leerkrachten, intern begeleider en schooldirecteur.

Basisscholen gaan naar behoren om met deze verantwoordelijkheid. Dit blijkt uit het recente rapport De kwaliteit van het basisschooladvies (2014) van de onderwijsinspectie. Hierin constateert de inspectie dat basisscholen zorgvuldig omgaan met het geven van schooladviezen, dat deze niet alleen gebaseerd zijn op lvs-toetsen maar ook op andere informatiebronnen en eigen inzichten, en dat deze adviezen van goede kwaliteit zijn.

Kopen van lvs-toetsen

Het ontwikkelen, aanbieden en afnemen van lvs-toetsen, van welke leverancier dan ook, is primair een aangelegenheid tussen de toetsaanbieder, de school en haar bestuur.

Duizenden scholen gebruiken de toetsen uit het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs. Cito BV rekent het tot haar taak de originele handleidingen en toetsmateriaal uitsluitend te verkopen aan scholen met BRIN-nummers voor primair en speciaal onderwijs en aan scholen voor praktijkonderwijs en scholen die leerwegondersteunend onderwijs aanbieden. Het is de verantwoordelijkheid van scholen en besturen om zorgvuldig met de aangeschafte materialen om te gaan. Op deze praktijk van verstrekking zijn grofweg twee uitzonderingen:

  • onderzoeksinstellingen, veelal verbonden aan universiteiten, kunnen de toetsen bestellen ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

  • schoolbegeleidingsdiensten en aanverwante instellingen kunnen de handleidingen van de toetsen bestellen zodat zij voorlichting aan scholen kunnen verzorgen en scholen kunnen ondersteunen bijvoorbeeld bij schoolzelfevaluatie.

Hiervoor sluit Cito BV een contract met de betreffende partijen.

Gezien de brede verspreiding van toetsmaterialen op papier, is niet op voorhand te voorkomen dat onderdelen daarvan door derden ter verkoop via bijvoorbeeld www.markplaats.nl worden aangeboden. Dit doet zich overigens niet alleen voor bij producten van Cito BV, maar ook bij materialen van andere educatieve uitgevers.

Cito BV is hier voor haar producten waakzaam op. Het internet wordt voortdurend gevolgd op advertenties waarin de producten van Cito BV worden aangeboden.

Op Markplaats (stand mei 2015) staan circa 50 advertenties met Cito-producten. Dit zijn niet allemaal lvs-toetsen uit het brede lvs-pakket, maar ook andere materialen zoals oefentoetsen, praatplaten en liedjes uit het Piramide-pakket voor de peuters. Volgens Cito BV gaat het op jaarbasis om enkele tientallen adverteerders.

Indien een nieuwe adverteerder wordt gesignaleerd, gaat Cito BV na of het om origineel materiaal of om kopieën gaat. Blijkt dat laatste dan wordt direct (juridische) actie ondernomen. Het aanbieden en verkopen van illegale kopieën is namelijk een directe schending van het auteursrecht. Daarover zijn ook afspraken gemaakt met partijen als Marktplaats. Gemiddeld 35 keer per jaar worden adverteerders door Cito BV aangesproken.

Wanneer wordt vastgesteld dat het om origineel materiaal gaat, is het in de huidige praktijk veel lastiger voor Cito BV om daar juridisch tegen op te treden.2 De wetgeving verbiedt namelijk niet dat originelen van oorspronkelijk aangekochte toetsen kunnen worden doorverkocht aan derden. Dat wordt gezien als het verkopen van een tweedehands boek. Indien de aanbieder van originele producten kan worden getraceerd, neemt Cito BV daarmee contact op. De aanbieder wordt dan gewezen op het belang om de «officiële» toetsen uit het lvs-pakket niet buiten de school te verspreiden. De leerlingen zijn daar immers niet mee geholpen. In de gevallen waarin dit plaatsvindt werkt dat volgens Cito BV meestal naar behoren. Commerciële aanbieders zijn echter niet altijd bereid om hun advertentie in te trekken en juridisch is dit niet afdwingbaar.

Dit leidt er toe dat het relatief eenvoudig is voor ouders die zich dat kunnen en willen veroorloven, maar ook voor particuliere bijles- en trainingsbureaus, om originele lvs-toetsen te kopen. Gezien de belangrijke functie van een lvs op iedere school, vind ik dat niet gewenst en bovendien een zorgelijke ontwikkeling. Scholen kijken weliswaar bij het schooladvies verder dan alleen de lvs-resultaten, maar dat neemt niet weg dat een dergelijke ontwikkeling de geloofwaardigheid en objectiviteit van deze resultaten ondermijnt en daarmee uiteindelijk ook de functie van een lvs uitholt. Dit is zeker het geval wanneer het aanschaffen van lvs-toetsen buiten de school om, op grotere schaal navolging krijgt.

Cito BV heeft aangegeven mijn zorgen hierover volledig te delen. Als leverancier heeft zij alle belang bij een duurzame en onomstreden positionering van het lvs-pakket dat zij aan scholen aanbiedt. Vanuit dit belang heeft Cito BV desgevraagd aangegeven te bezien op welke wijze de verspreiding van lvs-toetsen buiten de school nog actiever kan worden tegen gegaan.

Deze mogelijkheden worden door Cito BV geïnventariseerd en op hun haalbaarheid gewogen. Daarbij wordt ook gekeken naar de toetsinhoudelijke, juridische en financiële haalbaarheid, alsmede naar de benodigde realisatietermijn. De haalbaarheid wordt daarbij niet alleen bezien vanuit de invalshoek van Cito BV, maar ook vanuit die van de scholen als gebruikers. Deze verkenning betreft een verantwoordelijkheid van Cito BV als private leverancier. Cito BV heeft toegezegd mij voor het einde van dit jaar te informeren over de maatregelen die worden uitgewerkt ter verbeterde bescherming van het lvs. Een bescherming waarvoor scholen, als primaire gebruikers natuurlijk ook een verantwoordelijkheid dragen.

Enkele voorbeelden van opties waarvan Cito BV de haalbaarheid en wenselijkheid nader beziet zijn:

  • Het terugkopen en daarmee uit de circulatie nemen van origineel lvs-materiaal dat ter verkoop wordt aangeboden.

  • Een aanpassing van de leveringsvoorwaarden waarbij scholen niet de eigendom van de lvs-materialen verkrijgen, maar een passend gebruiksrecht.

  • Het gaandeweg opbouwen van een grote itembank van lvs-toetsen, waaruit scholen jaarlijks qua inhoud wisselende lvs-toetsen mee kunnen samenstellen.

  • Het al dan niet in combinatie met een itembank, toewerken naar een situatie waarin de lvs-toetsen alleen nog maar digitaal worden aangeboden en afgenomen.

Communicatie

Het is aan de scholen en hun besturen te bepalen hoe zij het leerlingvolgsysteem met de daartoe behorende toetsen gebruiken en hierover communiceren met de ouders. Daar treed ik verder niet in.

Naast de hiervoor genoemde verkenning heeft Cito BV mij, naar aanleiding van de uitzending van Brandpunt, laten weten nog deze maand een brief te sturen aan alle scholen die werken met hun lvs-toetsen. Niet om scholen op hun verantwoordelijkheid te wijzen, want die kennen ze goed. Wel om directeuren en leerkrachten er indringend op te wijzen dat het belang van de leerlingen in het geding is wanneer lvs-pakketten buiten de school beschikbaar komen. Het is zaak om hier zorgvuldig mee om te gaan. Daarnaast wordt er op gewezen dat de scholen in geval van fusie, sluiting of overgang naar een ander volgsysteem, de originele leermiddelen voor kosten van Cito BV kunnen retourneren.

Een directe interactie tussen de school en de ouders is het meest effectief. Het gaat immers om volgen en wegen van de voortgang van individuele leerlingen. Onderdeel van deze communicatie is dat scholen duidelijk zijn over de rol en functie van lvs-toetsen en over de wijze waarop de resultaten worden gedeeld en besproken met de ouders. Dit geldt ook voor de manier waarop de school de toetsgegevens gebruikt bij de procedure tot vaststelling van het schooladvies.

Scholen kunnen zich op dit punt nog verbeteren. De inspectie stelt vast dat een derde van de scholen deze procedure niet heeft vastgelegd.3 Ook hanteren lang niet alle scholen de interne richtlijnen voor het opstellen van het advies en het wegen van de relevante factoren. De PO-Raad en de VO-raad ondersteunen besturen en scholen bij het opstellen van een zorgvuldige en heldere adviesprocedure. Zo’n procedure biedt helderheid en beschermt de school tegen druk van de ouders en vo-scholen om een hoger of juist lager onderwijsniveau te adviseren.

Verder zie ik het als de taak van de basisscholen om aan ouders duidelijk te maken dat het schooladvies meer is dan alleen een optelsom van de resultaten van de lvs-toetsen. De school kan daarbij aangeven welke andere inzichten en informatie daarbij betrokken worden. Het is belangrijk dat ouders weten dat bij onverklaarbaar hoge lvs-toetsresultaten, de school zich meer of uitsluitend zal baseren op deze inzichten en andere bronnen.

Uw Kamer informeert ook naar de communicatie met betrekking tot de toelating tot het voortgezet onderwijs. Mede naar aanleiding van het Kamerdebat «omzeilen schooladvies» van 25 februari 2015, heb ik hierover alle scholen en besturen voor primair en voortgezet onderwijs op 6 maart 2015 een brief gestuurd. Daarin is de nieuwe regelgeving in de overgang po-vo nogmaals toegelicht. Scholen kunnen voor meer informatie terecht op de website www.vanponaarvo.nl, een gezamenlijke website van de PO-Raad en VO-raad waar de nieuwe regelgeving staat uitgelegd en waar handreikingen te vinden zijn voor schooladviezen en voor het proces van toelating op een school voor voortgezet onderwijs. Scholen kunnen ook met vragen terecht bij de helpdesk van DUO.

In het genoemde debat heb ik aangegeven op dit punt geen specifieke communicatie richting ouders te ondernemen. Dit is de verantwoordelijkheid van de scholen. Ouders verwachten hierover door de eigen school te worden geïnformeerd. Wel is het landelijk informatiepunt Ouders & Onderwijs (voorheen Landelijke Ouderraad) betrokken bij de algemene informatievoorziening.

Beantwoording gestelde vragen

1.

Acht de Staatssecretaris het wenselijk dat toetsen van het leerlingvolgsysteem van Cito op Marktplaats te koop zijn en hoe beoordeelt de Staatssecretaris de waarde van het leerlingvolgsysteem nu blijkt dat de toetsen gewoon te koop zijn?

Ik ben er bepaald niet gelukkig mee dat lvs-toetsen die door scholen worden gebruikt op Marktplaats te koop worden aangeboden. Dit geldt niet alleen voor de halfjaarlijkse toetsen uit het volgsysteem van Cito BV, maar ook voor lvs-toetsen van andere leveranciers. Ook vind ik het niet gewenst wanneer ouders deze toetsen doelbewust aanschaffen om daarmee gericht met hun kind te oefenen. Dit met als oogmerk om het kind voorkennis te verschaffen over een toets die daarna wordt gemaakt op de school. Dit is van een andere orde dan wanneer ouders hun kind helpen met huiswerk of met het maken van oefenopgaven. Daar is natuurlijk niets op tegen. Maar wanneer een kind een schooltoets met voorkennis maakt dan geeft het resultaat op de toets geen goed inzicht in wat het kind wel en niet beheerst. Het toetsresultaat wordt wellicht beter, maar de werkelijke vaardigheid is niet vooruit gegaan. Niemand, en in het minst het kind zelf, is daarmee uiteindelijk geholpen.

Op basis van de informatie van Cito BV heb ik niet de indruk dat de in de uitzending van Brandpunt getoonde situatie, waarbij een integrale reeks van schooltoetsen wordt aangeschaft, een trend is. Zoals hiervoor aangegeven, neemt dit niet weg dat ik het een zorgelijke ontwikkeling vind die op termijn de belangrijke functie van het lvs in een school kan uithollen. Cito BV deelt deze zorgen en beziet daarom als private leverancier gericht de mogelijkheden voor een betere bescherming van het onderwijsgebruik van de lvs-toetsen. Eind van dit jaar bericht Cito BV mij over de mogelijkheden die zij daarvoor ziet.

In die gevallen waarin momenteel lvs-toetsen buiten de school om worden aangeschaft, hoeft dat niet de waarde van het leerlingvolgsysteem in zijn geheel aan te tasten. De waarde van dit systeem is er vooral in gelegen dat iedere basisschool vanuit haar professionele verantwoordelijkheid de resultaten van de halfjaarlijkse schooltoetsen zorgvuldig weegt, analyseert en op juiste waarde weet te schatten. Niet als een op zichzelf staand absoluut gegeven, maar altijd in de context van een breder inzicht dat de leerkracht in zijn leerlingen heeft. Inzicht dat ook is gebaseerd op basis van bijvoorbeeld informatie uit eigen observaties, uit methodegebonden toetsen, uit het zorgdossier en uit capaciteiten- en intelligentieonderzoek. Wanneer er sprake is van opvallende tegenstrijdigheden tussen de diverse informatiebronnen, dan zal de leerkracht op zoek gaan naar een verklaring daarvoor.

2.

Wat is de visie van de Staatssecretaris op het gebruik van de toetsen van het leerlingvolgsysteem om het schooladvies van leerlingen voor het vervolgonderwijs te bepalen en is dit een wenselijke ontwikkeling?

De leervordering van een leerling die met een leerlingvolgsysteem in beeld wordt gebracht, is een belangrijke informatiebron bij de totstandkoming van het schooladvies. In de uitzending van Brandpunt wordt ten onrechte gesteld dat het resultaat van de volgtoetsen (alles)bepalend is voor het schooladvies. De toetsresultaten op zichzelf zijn een te smalle basis voor het advies. En dat vinden de scholen ook. Bijna alle scholen baseren zich naast de gegevens uit het leerlingvolgsysteem, ook op de observaties en toelichting van de groepsleerkracht en/of de intern begeleider en op de gegevens uit het zorgdossier van een leerling. Daarnaast verzamelt meer dan de helft van de scholen (voor een deel of voor alle leerlingen) nog extra informatie via een aanvullend capaciteitenonderzoek of intelligentieonderzoek.4 De praktijk is dus dat scholen hun advies baseren op een meerjarig samengesteld beeld van de leerling, dat niet alleen over toetsresultaten gaat. Ik vind dit een goede ontwikkeling, die plaatsvindt zonder dat precies vanuit de wetgever wordt voorgeschreven hoe basisscholen tot een schooladvies moeten komen. De wetgever heeft dit bewust overgelaten aan de professionele verantwoordelijkheid van de basisscholen zelf. Het inspectieonderzoek bevestigt dat dit een goede lijn is.

3.

Is de Staatssecretaris het ermee eens dat basisscholen deze toetsen alleen voor de meting van de voortgang zouden mogen gebruiken en dat ook alleen zij de resultaten mogen inzien en er dus geen sprake van kan zijn dat toetsresultaten de school uit gaan?

Het zou het een verarming zijn wanneer de gegevens alleen door de school mogen worden ingezien en niet naar buiten mogen. Ouders hebben er recht op de resultaten van hun kind in te zien en met de leerkracht te bespreken. Ook zijn er scholen die de resultaten van de volgtoetsen verstrekken als bijlage bij de periodieke schoolrapporten of via ouderportalen.

De resultaten op de lvs-toetsen zijn verder belangrijk voor het realiseren van een doorlopende leerlijn bij de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. De basisschool wisselt deze gegevens, op basis van het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens, dan ook uit met de school voor voortgezet onderwijs als onderdeel van het onderwijskundig rapport van de leerling. Dit is nuttig voor scholen voor voortgezet onderwijs. Het zorgt ervoor dat leerling geen hiaten hebben in hun kennis van taal en rekenen. Daarnaast is het verplicht voor ouders van een leerling met extra ondersteuningsbehoeften (verwijzing naar Lwoo of PrO) om extra gegevens aan de school voor voortgezet onderwijs aan te leveren zodat deze school aan haar zorgplicht kan voldoen. De resultaten van de lvs-toetsen vormen onderdeel van deze gegevens.

4.

Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het leerlingvolgsysteem geen middel meer is om de voortgang van leerlingen meten, maar dat het halen van goede resultaten een doel op zich is geworden? Waarom wel/niet?

Ik ben het niet eens met deze stelling. Het leerlingvolgsysteem is wel degelijk een belangrijk middel om de voortgang van leerlingen, zowel individueel als op groepsniveau, te kunnen volgen. We weten uit inspectieonderzoek dat scholen die dit systematisch doen en de inzichten benutten om hun onderwijsproces bij te stellen, meer met hun leerlingen weten te bereiken. Dit is ook een belangrijke reden geweest om in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra per 1 augustus 2014 op te nemen dat iedere school werkt met een leerlingvolgsysteem. Het doel van het volgen van de voortgang is om een goed beeld te krijgen waar de leerling staat in vergelijking met de andere leerlingen. Inzicht in hoe de leerling er voor staat op belangrijke cognitieve onderdelen en inzicht in hoe in het leeraanbod aan de leerling daarmee rekening moet worden gehouden. Vanuit deze invalshoek is het meten van het niveau van de resultaten een hulpmiddel. Dit hulpmiddel laat zich overigens prima combineren met het als leerling en leerkracht stellen van een streefdoel om een bepaald resultaat te behalen.

5.

Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het feit dat ouders hun kinderen (laten) trainen in het «citodenken», schieten de toetsen hiermee hun doel niet voorbij?

Zoals gezegd is het een goede zaak wanneer ouders stimulerend en actief betrokken zijn bij het onderwijs van hun kind. Een dergelijke ouderbetrokkenheid levert een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van het kind. Dit geldt ook voor het begeleiden van een kind in het maken van oefenmateriaal. Hiervan is onder andere op internet een ruime hoeveelheid voorhanden en vaak wordt daar ook vanuit de school op gewezen. Maar zoals Cito BV ook bij herhaling aangeeft: het is onwenselijk om specifiek te trainen op lvs-toetsen. Deze toetsen hebben namelijk tot doel om los en onafhankelijk van de onderwijsmethoden en het aanbod van de leerkracht, vast te stellen waar de leerling in zijn cognitieve ontwikkeling staat. Het is dus ook niet in het belang van de leerling zelf wanneer thuis geoefend wordt met lvs-opgaven. Een overschatting van de cognitieve vermogens van een leerling vergroot namelijk de kans dat de leerling daar later in het voortgezet onderwijs alsnog over struikelt. We zouden inderdaad het doel van het lvs als belangrijk en onafhankelijk hulpmiddel voorbij gaan schieten, indien ouders thuis op grote schaal met hun kinderen gaan oefenen met deze toetsen. Ik heb geen concrete aanwijzingen dat dit het geval is.

6.

Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat dergelijke toetsen in de toekomst op straat komen te liggen?

Hiervoor is aangegeven dat ik daar geen directe verantwoordelijkheid zie voor de overheid. Ik spreek leveranciers van lvs-toetsen, scholen en ouders aan op ieders verantwoordelijkheid om met de nodige zorgvuldigheid en gezond verstand om te gaan met deze toetsen.

7.

Gaat de Staatssecretaris optreden tegen scholen die de voortgangstoetsen gebruiken om schooladviezen te geven? Waarom wel/niet?

Neen. Bij de totstandkoming van het schooladvies vertrouwt de wetgever op het professioneel oordeel van de school. De scholen gaan over hun eigen schooladviezen. Daarbij mogen zij resultaten van volgtoetsen betrekken. Er is dus geen juridische basis om hiertegen op te treden. Dit afgezien van mijn opvatting dat scholen er verstandig aan doen om deze resultaten te gebruiken als één van de bronnen voor het schooladvies.

8.

Welke maatregelen neemt de Staatssecretaris om het rendementsdenken in het basisonderwijs een halt toe te roepen?

Ik ga ervan uit dat deze vraag refereert aan de relatie tussen het gebruik van toetsresultaten en de beoordeling van de onderwijskwaliteit van een school door de Inspectie van het Onderwijs. In de genoemde kamerbrief over nut en waarde van toetsen ben ik uitgebreid ingegaan op deze relatie. De kern van mijn betoog is, dat het onzinnig is de onderwijskwaliteit alleen te baseren op toetsresultaten, maar dat het evenzeer onzinnig is om bij de vaststelling van de kwaliteit geheel voorbij te gaan aan deze resultaten. Het is dus altijd van belang om de kwaliteit breder te definiëren en te operationaliseren; deze altijd in een bredere context te zien.

Dit gebeurt nu ook al. De inspectie kijkt niet alleen naar onderwijsopbrengsten. Het kwaliteitsoordeel van de inspectie is niet alleen gebaseerd op de opbrengsten, maar ook op een achttal normindicatoren voor het onderwijsleerproces (in het primair onderwijs bijvoorbeeld het hanteren van alle kerndoelen Nederlandse taal en rekenen en duidelijke uitleg van de leerstof) en de leerlingenzorg (bijvoorbeeld het systematisch gebruik van een leerlingvolgsysteem en een planmatige aanpak van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben).

De wet vraagt van scholen dat ze de ontwikkeling van leerlingen systematisch volgen en de inspectie beoordeelt of scholen dat in voldoende mate doen. De huidige beoordeling van lvs-gegevens is vooral bedoeld om het onderwijs tijdig bij te kunnen sturen. Een school met alleen onvoldoende resultaten op lvs-gegevens wordt nooit zeer zwak beoordeeld, hooguit zwak als er daarnaast ook nog tekortkomingen in het onderwijsproces zijn.

De beweging waar de inspectie samen met scholen aan werkt, is om de beoordeling in toenemende mate bij scholen zelf te leggen. In de pilots Toezicht 2020 worden de resultaten op lvs-toetsen in principe niet meer beoordeeld door de inspectie. Er wordt vooral beoordeeld op welke wijze de school de ontwikkeling van leerlingen volgt, of de resultaten volgens de school passend zijn voor hun leerlingenpopulatie en of de school consequenties trekt uit toetsresultaten om het leerproces van leerlingen bij te sturen.

Het veranderende inspectietoezicht moedigt scholen aan om opbrengstgericht te werken en de informatie die zij tot hun beschikking hebben te gebruiken om hun onderwijs verder te verbeteren. Het gaat er dus vooral om dat scholen zichzelf evalueren en daar zijn ook toetsgegevens voor nodig. Het is niet zo dat scholen via het inspectietoezicht worden afgerekend op hun lvs-resultaten. Noch is het dus zo dat scholen hun leerlingen afrekenen op deze resultaten. Er is dus geen noodzaak om een halt toe te roepen aan het rendementsdenken in het basisonderwijs om de eenvoudige reden dat daarvan geen sprake is.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Naast formatieve toetsing wordt summatieve toetsing onderscheiden. Deze vorm heeft als oogmerk om bij de afsluiting van een onderwijsperiode vast te stellen waar de leerling staat met het oog op het vervolgen van het onderwijs. De sinds het schooljaar 2014/2015 verplichte eindtoets PO is een voorbeeld van een summatieve toets.

X Noot
2

In de bewuste uitzending van Brandpunt ging het ogenschijnlijk om de aan- en verkoop van origineel materiaal. Zo biedt de site www.gebruikteschoolboeken.com onder de slogan «Een mooi boek hoeft niet nieuw te zijn» een breed assortiment van gebruikte, originele Cito-toetsen aan.

X Noot
3

Onderzoeksrapport De kwaliteit van het basisschooladvies (2014)

X Noot
4

Inspectierapport De kwaliteit van het basisschooladvies (2014)

Naar boven