31 293 Primair Onderwijs

Nr. 194 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2014

De leden van de vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben gevraagd om de stand van zaken van de versoepeling van de regels voor het vormen van een samenwerkingsschool.1 Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik toegezegd om uw Kamer in april 2014 mijn integrale uitwerking van alle maatregelen rondom leerlingendaling te sturen. Vooruitlopend op deze brief, beantwoord ik de vraag van de vaste Kamercommissie van OCW.

In de beleidsvisie leerlingendaling is aangekondigd dat de regels voor het vormen van een samenwerkingsschool versoepeld worden.2 Een samenwerkingsschool ontstaat uit een fusie tussen een openbare en een bijzondere school (bijvoorbeeld een katholieke of protestants-christelijke). Na de fusie wordt in deze school zowel openbaar als bijzonder onderwijs aangeboden. Juist in gebieden met leerlingendaling is het van belang dat schoolbesturen die dat willen op deze manier kunnen samenwerken, om daarmee de diversiteit en kwaliteit van het onderwijsaanbod te borgen.

Om de regels rondom de samenwerkingsschool te versoepelen, is een aantal stappen gezet. Scholen en schoolbesturen zijn gevraagd naar de belemmeringen en wensen voor het vormen van samenwerkingsscholen. Zij benoemen verschillende belemmeringen en wensen. Zo kunnen openbare besturen en samenwerkingsbesturen nu geen samenwerkingsscholen in stand houden. Bovendien stelt de huidige wetgeving aan bijzondere schoolbesturen zulke strikte voorwaarden om een samenwerkingsschool in stand te houden, dat zij daar meestal van afzien. Daarnaast zijn er openbare en bijzondere besturen die samen de verantwoordelijkheid voor één of meer samenwerkingsscholen willen dragen, door hiervoor een gezamenlijk bestuur op te richten. Dat is nu niet mogelijk.

Tot slot vinden scholen en schoolbesturen de eis van dreigende opheffing in dunbevolkte gebieden te strikt.

Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer, maar ook de Raad van State en de Onderwijsraad, hebben zich diverse malen gebogen over de fusie tussen een openbare en een bijzondere school. Gezien deze achtergrond en de complexiteit van de wetgeving, is het Centrum voor Onderwijsrecht verzocht de juridische mogelijkheden die artikel 23 van de Grondwet biedt voor het vereenvoudigen van de wetgeving in kaart te brengen. Dit advies wordt verwacht in februari 2014. Op basis van dit advies volgt in de uitwerkingsbrief van april 2014 een voorstel voor de aanpassing van de regels rondom de samenwerkingsschool. De nieuwe wetgeving kan op zijn vroegst per 1 augustus 2016 van kracht worden.

De vereenvoudiging van de regelgeving voor het vormen van een samenwerkingsschool maakt deel uit van een breder pakket aan maatregelen. Bij de verdere uitwerking van de bekostigingsmaatregel worden de moties Ypma/Straus en Voordewind/Rog/Bisschop meegenomen.3 Schoolbesturen nemen nu soms een afwachtende houding aan als het gaat om samenwerking, omdat zij onzeker zijn over de toekomst van de kleinescholentoeslag. De kleinescholen-toeslag wordt teruggeven aan de schoolbesturen. Bij de teruggave van de kleinescholentoeslag wordt de hoogte van het nieuwe budget bepaald aan de hand van de peildatum 1 augustus 2013. Nu starten met regionale samenwerking om de gevolgen van leerlingendaling aan te pakken, leidt daarom niet tot nadeel in de toekomst. Het is dus niet nodig om een afwachtende houding aan te nemen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 31 293, nr. 169.

X Noot
2

Kamerstuk 31 293, nr. 167.

X Noot
3

Kamerstuk 31 293, nr. 169 en 176.

Naar boven