31 291
Bepalingen houdende regeling van de inwerkingtreding van de Binnenvaartwet (Invoeringswet Binnenvaartwet)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

I Inleiding

Dit wetsvoorstel is bedoeld om de invoering van de Binnenvaartwet, waarvoor begin 2006 een voorstel1 is ingediend, te regelen. De overwegingen om dit met een aparte invoeringswet te doen zijn verschillende.

De beoogde Binnenvaartwet moet een omvangrijk terrein bestrijken waarop thans de Binnenschepenwet, de Wet vervoer binnenvaart en de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart van kracht zijn. De vervanging van deze wetten door de beoogde Binnenvaartwet vergt een groot aantal overgangsbepalingen met betrekking tot de op die wetten gebaseerde vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen. Deze vervanging brengt voorts met zich mee dat verwijzingen naar de desbetreffende drie wetten in een aantal regelingen moeten worden aangepast.

Daarnaast is in het wetsvoorstel Binnenvaartwet een paragraaf opgenomen ter invoering van de bestuurlijke boete voor de binnenvaart, omdat bij de voorbereiding van dat wetsvoorstel met de mogelijkheid rekening moest worden gehouden dat de invoering van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de bestuurlijke boete algemeen wordt geregeld, pas zou plaatsvinden na de totstandkoming van de Binnenvaartwet. Dat lijkt nu met grote waarschijnlijkheid niet het geval te zijn, zodat deze paragraaf grotendeels kan worden geschrapt wanneer het voorstel voor de vierde tranche Algemene wet bestuursrecht in werking zal treden.

Uit praktisch oogpunt biedt het voordelen om wijzigingen via een aparte invoeringswet te regelen, waarmee zelfs na de totstandkoming van de Binnenvaartwet aanpassingen en correcties mogelijk zijn voordat die wet van kracht wordt.

Gezien het doel en de functie van het onderhavige wetsvoorstel heeft dit in beginsel voornamelijk een technisch karakter.

II Inhoud van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel voorziet in eerste instantie erin dat de vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen die zijn afgegeven op grond van de Binnenschepenwet, de Wet vervoer binnenvaart en de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart van kracht blijven, alsook dat procedures die op grond van die wetten zijn ingezet vóór de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Binnenvaartwet conform die wetten zullen worden afgehandeld (hoofdstuk 1). Voorts past dit wetsvoorstel een aantal wettelijke regelingen aan, waarin wordt verwezen naar de in te trekken Binnenschepenwet, Wet vervoer binnenvaart en Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart (hoofdstuk 2). Verder voorziet het in de wijziging van het wetsvoorstel Binnenvaartwet op een aantal punten (hoofdstuk 3). Tot slot trekt het de Binnenschepenwet, de Wet vervoer binnenvaart en de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart in.

De wijzigingsvoorstellen in hoofdstuk 3 betreffen grotendeels het intrekken van de bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke boete, aangezien deze ook zijn opgenomen in het wetsvoorstel Aanpassingswet vierde tranche Algemene wet bestuursrecht, dat naar verwachting eerder van kracht zal zijn dan de beoogde Binnenvaartwet. Daarnaast behelzen de wijzigingsvoorstellen de technische reparatie van enkele omissies.

III Bestuurlijk-juridisch

Bestuurlijke lasten en administratieve lasten van de burger en het bedrijfsleven

Gezien de strekking van het onderhavige wetsvoorstel bevat dit geen nieuwe maatregelen die voor de overheid andere bestuurlijke lasten met zich meebrengen dan die welke voortvloeien uit het wetsvoorstel Binnenvaartwet. Met betrekking tot de overgang naar het beoogde regime van de Binnenvaartwet is er in dit wetsvoorstel voor gekozen dat bestaande vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen van kracht blijven. Ook onder de bestaande wetgeving in gang gezette procedures kunnen volgens die wetgeving worden afgehandeld. Derhalve brengt dit wetsvoorstel geen extra omzettingsmaatregelen met zich mee, wat voor zowel overheid, burgers als bedrijfsleven lastenneutraliteit betekent. Aangezien geen nieuwe informatieverplichtingen ontstaan, blijven de administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven dus gelijk.

Het wetsvoorstel is op 23 juli 2007 behandeld in het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het college heeft besloten het wetsvoorstel niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor administratieve lasten.

De uitkomsten van de bedrijfseffectentoets en milieueffectentoets

Het onderhavige wetsvoorstel regelt de invoering van het wetsvoorstel voor de Binnenvaartwet. De effecten daarvan raken vooral binnenvaartbedrijven die actief zijn in de vrachtvaart, tankvaart, sleep- en duwvaart, passagiersvaart en veerdiensten. De Nederlandse binnenvaartvloot telt circa 3300 scheepvaartondernemingen met circa 5000 schepen. Ongeveer driekwart van die ondernemingen is een éénscheepsbedrijf. Het onderhavige wetsvoorstel genereert zelf geen aparte kosten of baten voor dit bedrijfsleven. Een vergelijking met de binnenvaartwetgeving van de belangrijkste concurrerende landen is hier niet aan de orde, gezien de hoofdzakelijk procedurele strekking van het onderhavige wetsvoorstel, te weten de regeling van de invoering van het wetsvoorstel voor de Binnenvaartwet. Voor een vergelijking met de relevante buitenlandse wetgeving wordt verwezen naar onderdeel 6.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting op dat wetsvoorstel (Kamerstukken II 2005/06, 30 523, nr. 3, blz. 18).

Het onderhavige wetsvoorstel bevat geen inhoudelijke voorschriften met betrekking tot de toegang tot het beroep of de bedrijfsuitoefening. Het voorziet wel in een overgangsregeling voor bestaande vergunningen. Deze blijven van kracht onder de nieuwe binnenvaartwetgeving.

Het onderhavige wetsvoorstel heeft evenmin zelfstandig gevolgen voor de marktwerking, marktstructuur, werkgelegenheid of loonkosten. Aangezien, zoals hierboven vermeld, in dit wetsvoorstel is gekozen voor voortzetting van bestaande vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen, zijn ook op dat punt de effecten van de invoering van de nieuwe binnenvaartwetgeving voor het bedrijfsleven neutraal.

De uitkomsten van de milieutoets

Dit wetsvoorstel heeft door zijn hoofdzakelijk procedurele strekking geen zelfstandige milieueffecten.

De doorlopen adviesprocedure

Dit wetsvoorstel is op 10 juli 2007 besproken in het Deelorgaan Binnenvaart van de Overlegorganen Verkeer en Waterstaat. Desgevraagd had het Deelorgaan geen opmerkingen.

Uitvoerings- en handhavingsaspecten

De uitvoerings- en handhavingsaspecten van dit wetsvoorstel betreffen vooral de overgangsregelingen voor bestaande vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen. Voorgesteld wordt dat deze onder de nieuwe binnenvaartwetgeving van kracht blijven tot het eind van hun geldigheidsduur of de intrekking van de desbetreffende regeling. Derhalve vloeien naar verwachting uit dit wetsvoorstel als zodanig op dit punt geen aparte uitvoeringsactiviteiten voort.

Daarnaast wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld de procedurele bepalingen betreffende de administratieve boete uit het wetsvoorstel voor de Binnenvaartwet te schrappen, onder voorbehoud dat het wetsvoorstel Aanpassingswet vierde tranche Algemene wet bestuursrecht tot wet wordt verheven. Aangezien dit geen inhoudelijke maar een formele wijziging inhoudt, heeft dit voor de uitvoering en handhaving geen gevolgen.

Derhalve zijn aan het onderhavige wetsvoorstel geen nieuwe uitvoerings- of handhavingsaspecten verbonden ten opzicht van het wetsvoorstel voor de Binnenvaartwet. De uitvoerings- en handhavingstoets door de Inspectie Verkeer en Waterstaat is dan ook positief uitgevallen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 1 tot en met 12

De in deze artikelen genoemde aanwijzingen van personen, vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen, die zijn afgegeven op grond van de Binnenschepenwet, Wet vervoer binnenvaart en Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, alsmede de rechtstreeks in de Binnenschepenwet geregelde aanwijzing van toezichthouders blijven van kracht als waren ze gebaseerd op de Binnenvaartwet.

Artikelen 13 tot en met 19

De in deze artikelen genoemde procedures, die zijn ingezet vóór het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van de Binnenvaartwet, worden afgehandeld volgens de toepasselijke voorschriften van de Binnenschepenwet, Wet vervoer binnenvaart en Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart. Bij de formulering van deze artikelen is aangesloten bij de overgangsbepaling uit artikel 1, tweede lid, van hoofdstuk 11 van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000.

Geen bijzondere regeling is getroffen met betrekking tot de toepasselijkheid van de oude wetgeving in reeds ingezette strafrechtelijke procedures omdat artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht daar al in voorziet. Wel is geregeld dat de rechterlijke bevoegdheid in reeds bij de inwerkingtreding van de Binnenvaartwet lopende rechtsgedingen in stand blijft, omdat met de vervanging van de strafrechtelijke handhaving door de administratieve boete in procedureel opzicht lacunes kunnen ontstaan.

Artikel 20

Dit artikel regelt dat de door de intrekking van de Binnenschepenwet, de Wet vervoer binnenvaart en de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart vervallen grondslagen van de Regeling tarieven scheepvaart 2005 worden vervangen door een grondslag uit de Binnenvaartwet.

Artikelen 21 tot en met 26

De onderhavige artikelen betreffen aanpassingen van verwijzingen in andere regelingen naar de in te trekken Binnenschepenwet, Wet vervoer binnenvaart en Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

Artikel 27

De onderhavige aanvullingen van artikel 91 van de Binnenvaartwet, met betrekking tot het certificaat van onderzoek, dienen ter implementatie van de artikelen 3, tweede lid, en 12 van richtlijn 2006/87/EG tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van richtlijn 82/714/EEG. Deze artikelen betreffen de vervanging van certificaten en de vaststelling van de verschillende modellen, onderwerpen die ook al in de richtlijn 82/714/EEG waren opgenomen. Die zaken zijn nu nog geregeld in artikel 15 van het Binnenschepenbesluit en artikel 5, zesde lid, van de Binnenschepenwet. Overigens wordt de richtlijn 2006/87/EG grotendeels geïmplementeerd in de toekomstige Binnenvaartregeling onder de Binnenvaartwet en in het toekomstige Binnenvaartbesluit.

Artikel 28

Met het onderhavige voorstel wordt paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de beoogde Binnenvaartwet, betreffende de bestuurlijke boete, grotendeels ingetrokken. De desbetreffende bepalingen, die zijn overgenomen uit het wetsvoorstel aanpassingswet vierde tranche Algemene wet bestuursrecht, waren conform het advies van de Raad van State voor de zekerheid opgenomen in het wetsvoorstel Binnenvaartwet, omdat ten tijde van dat advies nog niet vast stond dat de aanpassingswet eerder van kracht zou worden dan het wetsvoorstel Binnenvaartwet. Nu de mogelijke invoeringsdatum van de nieuwe binnenvaartwetgeving voorzien wordt voor 30 december 2008, teneinde daarin gelijktijdig de omvangrijke Europese richtlijn nr. 2006/87/EG te kunnen implementeren, is dat vrijwel zeker. Derhalve kunnen die bepalingen, onder voorbehoud dat dit inderdaad het geval is, weer worden geschrapt.

Artikelen 29 en 30

In de begripsbepalingen van het wetsvoorstel Binnenvaartwet is «schip» omschreven als «zeeschip of binnenschip». Abusievelijk wordt op verschillende plaatsen in dat wetsvoorstel gesproken van een schip of van schepen terwijl hiermee geen zeeschepen bedoeld kunnen zijn, bijvoorbeeld omdat de betreffende bepaling certificaten, vaarbewijzen of andere documenten betreft die niet op zeeschepen van toepassing kunnen zijn of omdat elders in die bepaling wel expliciet van binnenschepen wordt gesproken. Met de onderhavige artikelen wordt dit rechtgezet.

Artikel 31

Met het onderhavige artikel worden twee bij nader inzien overbodige delegatiegrondslagen geschrapt, te weten de onderdelen d en e van artikel 34 van het wetsvoorstel Binnenvaartwet. Onderdeel d geeft de mogelijkheid om nadere regels te stellen met betrekking tot de aanwijzing van degenen die namens de Minister van Verkeer en Waterstaat vaarbewijzen verstrekken. Aangezien afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht al voorziet in een afdoende regeling voor de verlening van mandaat kan dit onderdeel vervallen. Onderdeel e, dat voorziet in de mogelijkheid om nadere regels te stellen met betrekking tot de vrijstelling van de vaarbewijsplicht, kan worden geschrapt omdat artikel 31, eerste lid, al de mogelijkheid geeft om aan deze vrijstelling voorschriften of beperkingen te verbinden.

Artikelen 32 en 33

Abusievelijk is bij de eerste nota van wijziging van het wetsvoorstel Binnenvaartwet1 artikel 17, vijfde lid, opgenomen de opsomming van artikel 48 van dat wetsvoorstel. Hierdoor werd overtreding van artikel 17, vijfde lid, te weten het onrechtmatig hervatten van de vaart na een stillegging, toegevoegd aan de administratief beboetbare overtredingen, die krachtens artikel 49, eerste lid pas een strafbaar feit opleveren als gevaar voor de openbare veiligheid ontstaat. Dit is gezien de ernst daarvan niet de bedoeling. De onderhavige artikelen zetten dit weer recht. In het nieuwe artikel 49, tweede lid, wordt overtreding van artikel 17, vijfde lid, rechtstreeks als een strafrechtelijke overtreding aangemerkt.

Artikel 34

Dit artikel bevat de opdracht tot aan de Minister tot hernummering van de Binnenvaartwet vóór plaatsing in het Staatsblad. Deze opdracht is uitgewerkt en de bepaling kan worden geschrapt.

Artikel 35

Strekking van dit artikel is de hierin genoemde wetten te vervangen door de Binnenvaartwet.

VERVALLEN REGELGEVING

Overzicht van gedelegeerde regelgeving die komt te vervallen door de intrekking van de Binnenschepenwet, Wet vervoer binnenvaart en de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

1. Binnenschepenbesluit

2. Besluit vaarbewijzen Binnenvaart

3. Besluit van 2 juni 1982, houdende vaststelling van de lijn, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder van de Binnenschepenwet

4. Erkenning Belgisch bewijs vaarbekwaamheid bedrijfsmatige binnenvaart

5. Erkenning bewijs vaarbekwaamheid niet-bedrijfsmatige vaart

6. Erkenning bewijs van vaarbekwaamheid voor de niet-bedrijfsmatige vaart

7. Erkenning bewijzen vaarbekwaamheid voor bedrijfsmatige vaart

8. Erkenning bewijzen vaarbekwaamheid voor bedrijfsmatige vaart op binnenwateren

9. Erkenning bewijzen vaarbekwaamheid voor bedrijfsmatige vaart op rivieren, kanalen en meren 1988

10. Erkenning bewijzen vaarbekwaamheid voor de niet-bedrijfsmatige vaart 1984

11. Erkenning bewijzen van vaarbekwaamheid

12. Erkenning bewijzen van vaarbekwaamheid voor de niet-bedrijfsmatige vaart 1987

13. Erkenning diploma’s stuurman/schipper en kapitein als bewijs van vaarbekwaamheid voor de binnenvaart en als gelijkwaardig examenbewijs

14. Erkenning militaire vaarbewijzen I en II voor de niet-bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren (klein vaarbewijs I respectievelijk II)

15. Erkenning Rijnschipperspatent voor de bedrijfsmatige vaart op alle binnenwateren

16. Erkenning Rijnsportpatent voor niet-bedrijfsmatige vaart op rivieren, kanalen en meren

17. Erkenning Rijnsportpatent voor niet-bedrijfsmatige vaart op alle binnenwateren

18. Erkenning vaarbekwaamheidsbewijzen voor de bedrijfsmatige binnenvaart

19. Erkenning vaarbekwaamheidsbewijzen voor de niet-bedrijfsmatige binnenvaart (1)

20. Erkenning vaarbekwaamheidsbewijzen voor de niet-bedrijfsmatige binnenvaart (2)

21. Erkenning vakbekwaamheidsbewijs voor de bedrijfsmatige binnenvaart op rivieren, kanalen en meren 1984

22. Erkenning van door België afgegeven bewijzen van vaarbekwaamheid

23. Privacy-reglement CRB

24. Regeling afgifte duplicaten en vervanging van vaarbewijzen

25. Regeling certificaten

26. Regeling EG-erkenning vaarbewijzen bedrijfsmatige vaart

27. Regeling erkenning bewijzen vaarbekwaamheid voor niet-bedrijfsmatige vaart op binnenwateren

28. Regeling erkenning Britse bewijzen van vaarbekwaamheid voor de niet-bedrijfsmatige vaart

29. Regeling erkenning Deense bewijzen vaarbekwaamheid niet-bedrijfsmatige vaart

30. Regeling erkenning vaarbekwaamheidsbewijs politie

31. Regeling erkenning militaire vaarbewijzen I en II

32. Regeling erkenning vaarbewijzen niet-bedrijfsmatige vaart afgegeven door het Koninkrijk België

33. Regeling examen klein vaarbewijs

34. Regeling geneeskundig onderzoek vaarbewijzen binnenvaart

35. Regeling skûtsjes

36. Regeling vaststelling model groot vaarbewijs

37. Regeling vaststelling model groot vaarbewijs 2001

38. Regeling vaststelling model klein vaarbewijs 2001

39. Regeling vrijstellingen Binnenschepenwet

40. Besluit vervoer binnenvaart

41. Regeling Amsterdamse dekschuiten

42. Regeling aanbrengen registratienummer op in Nederland teboekgestelde binnenschepen

43. Regeling bevrachting en prijsvorming binnenvaart

44. Regeling gegevensverstrekking binnenvaart

45. Regeling inrichting en uitrusting schepen op binnenwateren

46. Regeling open rondvaartboten

47. Regeling Rijnvaartverklaring en bewijs van toelating

48. Regeling rondvaartboten van het Amsterdamse grachtentype

49. Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

50. Regeling vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

51. Regeling veerponten

52. Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 1989

53. Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995

54. Besluit Reglement veiligheidspersoneel passagiersschepen

55. Besluit Typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 1990

56. Besluit Reglement Rijnpatenten 1998

57. Reglement Rijnpatenten 1998

58. Besluit Reglement radarpatenten

59. Reglement radarpatenten

60. Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 523, nr. 2, gewijzigd bij Kamerstukken II 2005/06, nrs. 5, 8 en 9.

XNoot
1

Conform artikel 54a van de Binnenvaartwet zijn de artikelen uit het wetsvoorstel opnieuw genummerd.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 523, nr. 8.

Naar boven