31 290 V
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 december 2007

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Ormel

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor

1

Kunt u per artikel een overzicht geven van alle aangegane uitgaven en verplichtingen op dit begrotingshoofdstuk tot de 2e suppletoire begroting voor Afghanistan? Op welke beleidsartikelen is er sprake van onderbestedingen, op welke beleidsartikelen zijn extra middelen vrijgemaakt voor Afghanistan?

Overzicht van aangegane uitgaven en verplichtingen per begrotingsartikel:

De uitgaven voor Afghanistan vinden met name plaats op artikel 2: Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur. De aangegane verplichtingen op dit artikel zijn in 2007 EUR 55,2 mln. Dit jaar is reeds EUR 41,4 mln aan uitgaven gerealiseerd. Door vertraging in het nationale programma voor de politieke ondersteuning en mensenrechten zal een bedrag van circa EUR 2 mln pas in 2008 e.v. kunnen worden uitgegeven (zie ook vraag 10). De overige activiteiten op dit begrotingsartikel lopen volgens planning.

Daarnaast vinden er nog kleine uitgaven plaats op overige artikelen voor overige programma’s: beleidsondersteuningsfonds (EUR 24 377 op artikel 4), terugkeer asielzoekers (EUR 51 750 op artikel 7) en kleine projecten (EUR 66 438 op artikel 8).

2

Welke deel van de onderuitputting voor 2007 op de begroting van Buitenlandse Zaken en de HGIS wordt via de eindejaarsmarge naar 2008 doorgeschoven? Op welke artikelen komen deze middelen terecht en waar zal het voor worden aangewend?

Thans is nog niet aan te geven hoe de eindejaarsmarge die voorvloeit uit onderuitputting 2007 zal worden verdeeld over 2008 en latere jaren en over welke artikelen. Over deze verdeling zal worden besloten bij de voorbereiding van de Voorjaarsnota 2008. Het ligt in de rede dat de eindejaarsmarge met voorrang zal worden ingezet voor de financiering van programma’s en verplichtingen waarop onderuitputting als gevolg van vertraging in de uitvoering ontstond.

3

Met betrekking tot artikel 2.5: uit welk bedrag bestaat de stijging van de contributies aan de VN en de verhoogde uitgaven voor wederopbouwprogramma’s in Sudan en Afghanistan? Hoe groot is de teruggave van middelen van het Stabiliteitsfonds? Heeft deze teruggave financiële consequenties voor het totale budget voor het Stabiliteitsfonds voor 2008? Wat is de reden dat minder programma’s konden worden uitgevoerd dan voorzien en om welke landen gaat het?

De stijging van de contributies aan de VN bedraagt EUR 8 mln. Voor de wederopbouwprogramma’s in Sudan en Afghanistan, zie het antwoord op vraag 8. Het Stabiliteitsfonds is met EUR 15 mln verlaagd doordat er minder programma’s dan beoogd konden worden gefinancierd. Er zijn minder programma-aanvragen ingediend die aan de criteria van financiering uit het Stabiliteitsfonds voldoen dan voorzien en de aanvragen bedroegen kleinere bedragen dan verwacht. Daarnaast zal een aantal programma’s dat werd voorzien voor financiering in 2007 pas in 2008 kunnen worden uitgevoerd. Zo is EUR 7,6 mln van de Nederlandse bijdrage aan het Multi-country Demobilisation and Reintegration Programme van de Wereldbank niet nodig gebleken in 2007 en wordt daarom pas in 2008 betaald. De teruggave van EUR 15 mln heeft geen consequenties voor het totale budget voor 2008.

4

De mutatie op artikel 2.7 wordt grotendeels veroorzaakt door vertragingen in landenprogramma’s voor goed bestuur. Betekent dit dat deze middelen worden doorgeschoven naar 2008?

Daar waar er programma’s vertraagd zijn in de uitvoering zullen de uitgaven inderdaad doorschuiven naar 2008 en verdere jaren. Vertraging in programma’s betekent vaak dat de geplande uitgaven zich over meer jaren verspreiden dan aanvankelijk voorzien, wat derhalve niet perse een verhoging van uitgaven in 2008 betekent.

5

Kan worden aangegeven welk deel van de extra verplichtingen op artikel 2 aangewend worden voor respectievelijk noodhulp, de kostenverhoging nieuwbouw NAVO-hoofdkwartier en aan de verhoogde VN-contributie voor vredesmissies? Tot welke uitgaven in welke jaren zullen deze extra verplichtingen leiden?

Voor noodhulp worden EUR 105 mln extra verplichtingen toegekend ten behoeve van de meerjarige bijdrage aan het Central Emergency Response Fund (CERF). Voor de nieuwbouw van het NAVO-hoofdkwartier wordt additioneel EUR 14 mln meerjarig toegekend. Het uitgavenritme hiervan is nog niet bekend. Zie verder vraag 7 voor de verhoogde VN-contributies voor vredesmissies.

6

Kunt u de grootte van de totale kostenverhoging voor de nieuwbouw NAVO-hoofdkwartier aangeven? In welke mate betaalt Nederland hier aan mee? In welke mate en op welke wijze wordt de kostenverhoging voor de nieuwbouw verdeeld over de NAVO-lidstaten?

In september 2007 is door de lidstaten een verhoging van de bouwkosten met EUR 261 mln goedgekeurd. Deze aanpassing bleek noodzakelijk vanwege prijsontwikkelingen in de bouwkosten en toegenomen kosten voor beveiliging.

Nederland draagt in de kosten van het nieuwbouwproject voor 3,85% bij.

De kostenverdeling van dit project is gebaseerd op de verhouding van de voor de delegatie benodigde ruimte ten opzichte van het totaal voor alle delegaties alsmede voor de Internationale Staf benodigde ruimte. De recente kostenverhoging wordt volgens de bovengenoemde verdeling (Nederland 3,85%) onder de NAVO-lidstaten verdeeld. De verhoging in 2007 leidt tot een aanvullende verplichting waardoor de totale verplichting voor Nederland EUR 44 mln bedraagt.

7

Hoe groot was de VN-contributie voor vredesmissies en hoe hoog wordt deze? Is deze verhoging gelijkmatig verdeeld over de VN-lidstaten?

De contributies voor VN-vredesmissies zijn oorspronkelijk geraamd op EUR 68 mln. Door additionele aanslagen voor VN-vredesmissies komen de uitgaven voor vredesmissies bij de tweede suppletoire begroting EUR 8 mln hoger uit op EUR 76 mln. De additionele uitgaven voor VN-vredesmissies worden door middel van een verdeelsleutel (onder meer op basis van draagkracht) verdeeld over de VN-lidstaten. Dat deze (onvermijdelijke) contributie uitgaven lastig zijn te ramen, wordt geïllustreerd door recente afroepen ter hoogte van EUR 13 mln. Deze zullen bij decemberbrief aan de kamer worden gemeld.

8

Met hoeveel worden de wederopbouwprogramma’s in Sudan en Afghanistan verhoogd? Waar worden de extra middelen aan besteed?

De wederopbouwprogramma’s voor Afghanistan worden in totaal met 8 mln verhoogd. Hiervan gaat EUR 2,5 mln naar het EQUIP onderwijsprogramma, 5 mln EUR gaat naar het MISFA microkrediet-programma en tenslotte wordt EUR 0,5 mln beschikbaar gesteld voor het Governors Fund. Deze EUR 8 mln wordt besteed via het Afghanistan Reconstruction Trustfund (ARTF).

Het wederopbouwprogramma voor Sudan wordt met totaal EUR 22,5 mln verhoogd. Dit betreft een saldo, waarvan EUR 29,5 mln extra wordt besteed aan het Multi Donor Trustfund voor wederopbouw in Zuid Sudan als gevolg van uitgestelde betalingen uit 2006. Daarnaast wordt er EUR 7 mln minder uitgegeven onder andere door vertraging in wederopbouwprojecten in Darfur en in vertraging van een betaling aan het MDTF voor Noord Sudan.

9

Waarom worden er minder programma’s die gefinancierd worden uit het Stabiliteitsfonds uitgevoerd dan voorzien? Welke programma’s worden niet uitgevoerd en waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 3.

10

Op welke wijze heeft de veranderende politieke situatie in Afghanistan invloed gehad op vertraging in het programma voor goed bestuur? Hoe groot is de vertraging die is opgelopen? Is de verwachting dat het programma verder zonder vertraging kan worden uitgevoerd?

In 2007 is er voor EUR 3,5 mln minder uitgegeven aan goed bestuursprogramma’s.

Het opstellen van het nationale programma voor de juridische sector (EUR 3 mln) heeft meer tijd gekost dan voorzien in verband met een uitgebreid afstemmingstraject. Waarschijnlijk kan in 2008 een begin worden gemaakt met de uitvoering van het programma. Tevens is er EUR 0,5 mln overgeheveld van goed bestuursprogramma’s naar wederopbouw programma’s. Dit gezien de bijdrage van EUR 0,5 mln aan het Governors Fund dat wordt gefinancierd uit het ARTF. Op dit moment wordt geen vertraging voorzien in het programma.

11

Welk deel van het budget voor humanitaire hulpverlening is besteed ten behoeve van Afghanistan?

In 2007 is uit het budget voor humanitaire hulpverlening EUR 6,9 mln besteed aan humanitaire hulpverlening in Afghanistan. Bijdragen betroffen EUR 3 mln aan UNHCR (United Nations High Commissioner for Refugees), EUR 2,3 mln aan het World Food Programme (WFP), EUR 1 mln aan ICRC (International Committee of the Red Cross), EUR 0,5 mln aan UNICEF (United Nations Children’s Fund) en EUR 0,1 mln voor humanitaire hulp aan slachtoffers van overstromingen in de regio Deh Rawod in maart 2007. Daarnaast is vanaf het begin van de missie tot 1 augustus 2008 een bedrag van EUR 2 miljoen voor CIMIC activiteiten in Uruzgan ter beschikking gesteld uit het budget voor humanitaire hulpverlening.

Tenslotte zijn in 2007 tevens bijdragen verleend ten behoeve van humanitair ontmijnen in Afghanistan. Humanitair ontmijnen is budgettair ondergebracht in het Stabiliteitsfonds maar maakt beleidsmatig onderdeel uit van de humanitaire hulpverlening. In 2007 werd EUR 2 mln bijgedragen via UNMAS (UN Mine Action Services) en EUR 1,4 miljoen via HALO Trust.

12

Wat is de oorzaak van de wijziging van de programmering in het landenprogramma van Suriname? Wat houdt de wijziging in, en wat zijn de gevolgen van de wijziging?

In de tweede suppletoire wet wordt melding gemaakt van een wijziging van de programmering voor het landenprogramma voor goed bestuur in Suriname. Het betreft een heroriëntatie van het GLIS-programma (een Surinaams landinformatie systeem). Dit jaar wordt een tussentijdse evaluatie uitgevoerd op basis waarvan mogelijke wijzigingen zullen worden doorgevoerd in dit programma. Voorts is in de sectorprogramma’s voor huisvesting en voor rechtsbescherming en veiligheid een vertraging opgetreden door met name de beperkte uitvoeringscapaciteit van Surinaamse ministeries.

13

Wat is de oorzaak van de vertraging in het regionale programma voor ecologische veiligheid en stabiliteit op de Balkan? Is de verwachting dat de uitgaven in 2008 wel gedaan zullen worden?

De vertraging wordt veroorzaakt doordat de voorbereiding van enkele grote regionale projecten meer tijd kost dan eerder werd voorzien, met name door de nagestreefde afstemming met meerdere landen op zowel nationaal als lokaal niveau. De uitgaven voor deze programma’s verschuiven hierdoor naar latere jaren (m.n. 2008).

14

In welke andere regio’s naast de Balkan worden middelen ingezet uit beleidsartikel 2.9? Hoe staat het met de voortgang van die programma’s? Zijn er al resultaten zichtbaar?

Naast de Balkan worden middelen uit beleidsartikel 2.9 ingezet in de Grote Meren-regio ten behoeve van Uganda, Rwanda, DRC en Burundi. Doel van het regionale programma Grote Meren is bijdragen aan stabiliteit door spanningen rond natuurlijke hulpbronnen te verminderen en regionale samenwerking te stimuleren. In DRC, Burundi, Rwanda, Uganda en Tanzania is in 2006 een programma begonnen voor duurzame landbouwintensivering gecombineerd met bodemverbetering, om de druk op en spanningen rond land te verminderen, gecombineerd met regionale handelsontwikkeling, om grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren. Boeren, private sector en lokale overheid maken hiervoor afspraken. Mais bij deelnemende boeren staat hoger dan elders, bomen zijn geplant tegen erosie en (regionale) handelswegen zijn begaanbaar gemaakt. Ondersteuning van de samenwerking tussen DRC, Uganda en Rwanda rondom de Virunga berggorillaparken is net begonnen en beoogt in overleg met de bevolking de druk op de parken te verminderen, bijvoorbeeld door te zorgen voor water en brandhout buiten de parken. In Oost DRC, Burundi en Rwanda is zojuist een identificatiemissie afgerond voor duurzame (grensoverschrijdende) energie, Kinshasa, Tanzania en Uganda volgen, met het oog op wederopbouw, vredesdividend en economische groei.

15

Zou de raming van de EU-afdrachten niet lager vastgesteld kunnen worden, omdat er in de praktijk altijd onderuitputting optreedt in de EU-begroting?

Nee. Met betrekking tot de EU-afdrachten baseert Nederland zich op de EU-begroting van het komende jaar. Nederland is altijd voorstander geweest van realistisch ramen. De uitkomsten over 2006 bijvoorbeeld, wijzen erop dat de Europese inkomsten en uitgaven steeds beter op elkaar worden afgestemd (met als gevolg minder onderuitputting). De Raad speelde hierbij een belangrijke rol door in te zetten op een scherpe begroting. Overigens wordt de EU-begrotingsprocedure, waar Nederland zijn ramingen op baseert, ieder jaar pas medio november/december afgesloten. Tijdens de zogenaamde conciliatie trachten de Raad en een vertegenwoordiging van het Europees Parlement dan een politiek akkoord te bereiken over de begroting. Het Europees Parlement zet hierbij traditioneel in op een verhoging van de betalingskredieten.

16

Bestaat de kans dat er in 2008 hogere afdrachten nodig zijn dan geraamd, omdat dan alsnog veel uitgaven gedaan zullen worden die in 2007 zijn vertraagd?

Nee. Dat lijkt onwaarschijnlijk, nooit eerder is de financieringsbehoefte groter geweest dan de vastgestelde begroting. Er is geen aanleiding te verwachten dat dat nu wel zo is. Eventuele tegenvallers aan de uitgavenkant dienen binnen dezelfde categorie binnen de begroting te worden opgevangen. Voor elk van de door het financieel kader 2007–2013 gedekte jaren kan het totaal van de noodzakelijke EU-betalingskredieten niet leiden tot een verplichte bijdrage voor de eigen middelen die boven het maximum van de eigen middelen ligt.

17

Kunt u met betrekking tot artikel 4.2 toelichten waarom de raming voor armoedebestrijding in de ontwerpbegroting 2007 € 222 mln was, terwijl er nu € 510 mln wordt geraamd? Graag ook een toelichting op de belangrijkste onderliggende mutaties die deze bijstelling verklaren. Wat wordt bedoeld met de toelichting op de mutatie van € 232 mln waarin wordt gesteld dat de omvang van deze mutatie beïnvloed wordt door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel?

Op artikelonderdeel 4.2 worden uitgaven opgenomen die samenhangen met het verbeteren van het algemene kader voor armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. Het gaat hierbij onder meer om schuldverlichting, macrosteun en bijdragen aan gespecialiseerde VN-organisaties zoals UNIDO en UNDP, alsmede het Wereldbank Partnershipprogramma. In de tweede suppletoire wet voor 2007 worden extra middelen beschikbaar gesteld aan UNDP, schuldverlichting en het African Capacity Building Foundation. In de eerste suppletoire wet voor 2007 werden extra middelen beschikbaar gesteld voor schuldverlichting, diverse multilaterale activiteiten en werd de macrosteun voor enkele landen neerwaarts bijgesteld.

Daarnaast hangt de omvang van de stijging die op dit artikelonderdeel zichtbaar is ten opzichte van de ontwerpbegroting 2007 samen met het vermelde gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel, waardoor de stand op dit artikel wordt vertekend. Onder parkeerkarakter wordt verstaan dat op dit artikel begrotingsaanpassingen worden verwerkt die samen hangen met mutaties van en binnen het gehele ODA-budget (zowel positief als negatief). Voorbeelden van dergelijke aanpassingen die zich gedurende het jaar voltrekken zijn veranderingen van het ODA-budget als gevolg van veranderingen van het BNP, maar ook wijzigingen in het uitgavenritme van programma’s op de verschillende artikelonderdelen (b.v. onderuitputting als gevolg van vertraging).

Resumerend wordt het verschil op dit artikel tussen de stand ontwerpbegroting 2007 en de stand bij tweede suppletoire wet verklaard door een aantal beleidsmatige mutaties en door het parkeerkarakter. Voor een overzicht van de belangrijkste onderliggende mutaties bij eerste suppletoire wet wordt verwezen naar hoofdstuk 1 Majeure wijzigingen op de begroting van Buitenlandse Zaken van deze wet. Voor een overzicht van de belangrijkste onderliggende mutaties bij tweede suppletoire wet wordt verwezen naar hoofdstuk 2.1 Belangrijkste mutaties op pagina 4 van voornoemde wet.

18

Om welke programma’s bij de African Development Bank gaat het?

Het betreft een partnerschapsprogramma met de AfDB gericht op versterking van de AfDB op het terrein van de private sector ontwikkeling, in het bijzonder financiele sectorontwikkeling, infrastructuur en midden- en kleinbedrijf.

19

Wat wordt verstaan onder technische correcties op dit artikel? Om welke bedragen gaat het?

Hier wordt met name gedoeld op een overheveling van EUR 70 mln van artikel 6 naar artikel 4 ten behoeve van aflossing van een NIO-lening door Suriname. Deze mutatie was reeds vermeld in de MvT2008.

20

Hoeveel draagt Nederland bij aan het Violence Against Women Trustfund?

De bijdrage aan het Violence Against Women Trustfund zal EUR 4 mln bedragen. Inmiddels is duidelijk geworden dat deze bijdrage in 2008 zal plaatsvinden, aangezien het Trustfund op dit moment nog geen extra financiële middelen nodig heeft. De nieuwe subsidieronde zal in 2008 plaatsvinden.

21

In welke landen in Europa en Centraal-Azië is sprake van een exit-programma?

De teruggave die hier wordt bedoeld betreft het regionale programma dat in de regio Europa en Centraal-Azië wordt uigevoerd. Dit betreft de Balkan.

22

Waarom wordt de verplichting voor de Investment Climate Facility ter verbetering van het ondernemingsklimaat in Afrika verhoogd? Komt de verhoging voort uit successen van het programma, of juist tegenvallende resultaten?

De verhoging van de verplichting voor de Investment Climate Facility for Africa betreft een technische correctie. Er was abusievelijk EUR 10 miljoen als verplichtingenraming opgenomen, in plaats van EUR 15 miljoen. Dit is hierbij gecorrigeerd. ICF is een nieuw multidonorfonds dat als doel heeft het ondernemingsklimaat in Afrika te verbeteren en daarmee het continent aantrekkelijker te maken voor lokale en internationale bedrijven. Nederland is onlangs een driejarige verplichting aangegaan om dit fonds te steunen.

23

Waaruit bestaat de Nederlandse bijdrage aan het Fund for Agricultural Development? Waarom worden er extra verplichtingen aangegaan?

Nederland heeft in 2007 toegezegd USD 7,9 mln bij te dragen aan de extra kosten die de toetreding van International Fund for Agricultural Development (IFAD) tot het Heavily Indebted Poor Countries initiative (HIPC) Trust Fund met zich brengt. Dit Trust Fund is opgericht om de kosten te dekken voortvloeiend uit het HIPC voor Internationale Financiële Instellingen. In 2006 is besloten IFAD toe te laten treden tot het HIPC-trust Fund. Het fonds wordt beheerd door de Wereldbank en geheel gevuld door donoren. Met extra verplichtingen worden de toegelichte mutaties bedoeld.

24

Waarom kon geen meerjarige verplichting met het IFC aangegaan worden? Was dit te voorzien geweest? Is er wel een éénjarige verplichting met het IFC aangegaan? Zo ja, in hoeverre komt die verplichting met de begrote bijdrage van Nederland voor 2007?

Het Netherlands IFC Partnership Programme (NIPP) was oorspronkelijk voorzien als driejarige committering (32 miljoen euro, 2006–2009). Aangezien de fiscale boekjaren van IFC en Nederland verschillen (respectievelijk juli-juni en januari–december), bleek het op korte termijn juridisch onmogelijk om tot een driejarige overeenkomst te komen. Er is gekozen voor drie jaarlijkse bijdragen van 10,7 miljoen euro, telkens met een nieuw «administrative arrangement». Het gehele bedrag voor IFC boekjaar 2008 (juli 2007–juni 2008) is in 2007 afgeboekt.

Tijdens het beleidsoverleg met IFC in januari 2008, zullen experts van BZ en IFC de mogelijkheden voor een «general arrangement» onderzoeken, dat meerjarige committeringen toestaat. Indien deze mogelijkheid bestaat, zal dit ruimschoots voor het IFC boekjaar 2009 (juli 2008) afgerond zijn.

25

Hoeveel extra middelen zijn voor ORET toegekend? Hoeveel is tot en met de tweede suppletoire begroting in totaal aan ORET uitgegeven?

Er is EUR 5 miljoen extra toegekend voor ORET. Deze extra middelen zijn het gevolg van aangepaste ramingen voor de uitgaven in 2007. Tot en met de tweede suppletoire begroting is een totaal van EUR 76,2 miljoen uitgegeven.

26

Wat is de oorzaak van de vertraging in de landenprogramma’s in respectievelijk Suriname en Bolivia ter verbetering van het handelsklimaat?

Wat betreft Suriname gaat het om een vertraging in de opzet van het Agrarisch Kredietfonds. Dit fonds is inmiddels per eind november opgericht, maar de geplande bijdrage zal pas begin volgend jaar worden overgemaakt. De onderuitputting in Bolivia is te wijten aan het feit dat de financiering van een innovatief landbouwprogramma niet langer benodigd is, doordat de Boliviaanse regering hier thans zelf in zal voorzien.

27

Wat is de oorzaak van de vertraging van de opening van NBSO’s in Rusland en Turkije? Welke andere NBSO’s hebben vertraging bij de opening opgelopen en welke NBSO’s zullen nog in 2008 worden geopend? Welke NBSO’s zijn wel in 2007 geopend?

Aan het vestigen in het buitenland van een Nederlandse privaatrechtelijke instelling als een NBSO – in beginsel in de vorm van een stichting van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering – gaat een administratief-juridische procedure vooraf, in overeenstemming met de lokale wet- en regelgeving voor buitenlandse vestigingen en voor toelating van vreemdelingen. Het vinden van de juiste formule en de daarvoor benodigde tijd verschillen van land tot land.

De registratie van het NBSO in Jekaterinburg kon eerst na aanpassing van wet- en regelgeving worden afgerond. Het NBSO is inmiddels op 9 november 2007 door staatssecretaris Heemskerk geopend. De vertraging in de oprichting van het NBSO te Izmir is terug te voeren op het gegeven dat volgens de Turkse wet buitenlanders geen stichtingen kunnen oprichten. In afwachting van een wetswijziging die het mogelijk maakt dat buitenlanders een stichting in Turkije kunnen oprichten, bestaat het voornemen als tussenoplossing door de ambassade te Ankara een lokale handelsmedewerker te laten recruteren voor Izmir.

Van andere NBSO’s is niet bekend dat zij tijdens het oprichtingsproces dergelijke vertraging hebben opgelopen. Naast de opening van het NBSO te Jekaterinburg zijn er in 2007 geen andere NBSO’s geopend. Binnenkort zal – afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende budgetaire ruimte – worden besloten over de oprichting in 2008 van een NBSO in Dresden of Leipzig en van een bijkantoor voor NBSO-Jihan in Qindao.

28

Welke programma-aanpassing heeft het EFA/FTI Catalytic Fund doorgevoerd? Wat was de reden van deze programmawijziging?

In mei 2007 werden nieuwe regels met betrekking tot het Catalytic Fund van kracht die inhouden dat niet langer de (meerjarige) verplichtingen maar de daadwerkelijk geplande uitgaven de basis van de liquiditeitsbehoefte en financiële planning vormt. De reden van deze wijziging was dat eerdere ramingen te optimistisch bleken en dat nieuwe allocaties scherper getoetst moesten worden. De kwaliteitsbewaking voor de inzet van middelen uit het Catalytic Fund wordt daarmee verbeterd. Als gevolg hiervan is de liquiditeitsbehoefte van de FTI partnerlanden voor 2007 neerwaarts bijgesteld, op basis van een realistischer inschatting van de onderwijsplannen.

29

Wat is de oorzaak van de vertraging in de landenprogramma’s voor onderwijs in Pakistan en Rwanda? Op welke wijze is geprobeerd die vertraging te voorkomen? Heeft de vertraging effect op het behalen van MDG 2?

De vertraging in het landenprogramma van Pakistan heeft diverse oorzaken. In de Pakistaanse politieke, bestuurlijke en geografische context blijkt ondanks de zorgvuldige planning de uitvoering van een onderwijsprogramma minder voorspoedig te verlopen dan voorzien. Voorts heeft de instabiliteit in het land tot onderbesteding geleid bij met name de wederopbouw van de onderwijsinfrastructuur in de aardbevingsgebieden (via UNICEF).

De liquiditeitsbehoefte voor het onderwijsprogramma in Rwanda blijkt een ander verloop te hebben dan oorspronkelijk werd aangenomen. De totale omvang van de bijdrage aan dit programma blijft gelijk, maar schuift gedeeltelijk door naar 2008 en verder. De wijzigingen in de programmering zullen naar verwachting geen structurele gevolgen hebben voor het behalen van MDG 2.

30

Welke activiteiten in het onderzoeksprogramma hebben vertraging opgelopen? Wat zijn de gevolgen daarvan voor het behalen van de beleidsdoelstelling? Is de verwachting dat het onderzoeksprogramma verder zonder vertraging zal verlopen?

De vertraging betreft een klein aantal programma’s waaronder bijvoorbeeld de IS Academie. Deze onderbesteding betekent in alle gevallen een (kleine) bijstelling van de voorziene uitgaven en heeft geen gevolgen voor het tijdig behalen van de beleidsdoelstellingen vervat in het onderzoeksprogramma.

31

Waaruit bestaat het extra budget van € 4 mln dat Ethiopië toegekend heeft gekregen voor bijdragen aan de gezondheidszorg? Is dit budgetsteun of projectfinanciering?

De extra bijdrage van EUR 4 mln betreft een optopping van de bijdrage aan de gezondheidscomponent van het Protection of Basic Services Programma. Dit programma richt zich op ondersteuning van de lokale overheid, waarbij de gezondheidscomponent focust op voorzieningen in bijvoorbeeld vaccinaties, contraceptives en anti-malaria bednetten en medicijnen. Het programma is in beheer bij de Wereldbank en wordt gefinancierd door de Wereldbank zelf, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Canada, de AfDB, de Europese Commissie, Duitsland en Nederland. Het betreft derhalve geen budgetsteun.

32

Wat houdt de vertraging van de opstart van het energiefonds voor Suriname in? Wat zijn de gevolgen van deze vertraging?

Suriname heeft de opzet van het energiefonds nog niet afgerond. Tijdens het beleidsoverleg van juni jl. is voorts op voorstel van Suriname besloten om de reservering van het energiefonds te verlagen.

33

Wat zijn de oorzaken van de vertragingen in de landenprogramma’s voor milieu in onder andere Bangladesh, Bolivia en Suriname? En wat zijn de gevolgen van deze vertraging?

De vertraging in Suriname wordt veroorzaakt door het feit dat de Nederlandse aannemer die voor het drinkwaterprogramma zou worden ingeschakeld, failliet is gegaan. Voorts heeft het project voor de opzet van de Bos- en natuurautoriteit Suriname vertraging opgelopen.

In Bangladesh is enerzijds sprake van een verlaging door een lagere inschatting van de kosten van het in afronding zijnde Flood Rehabilitation Programme. Verder hangt de verlaging in Bangladesh samen met vertragingen bij een aantal kleinere programma’s. In Bolivia heeft het Watershed programma, voor waterbeheer in verschillende provincies in Bolivia, vertraging opgelopen vanwege interne administratieve problemen; deze hangen met name samen met het vormen van het nieuwe ministerie voor Water. De verwachting is dat in 2008 dit programma vaart zal winnen.

34

Welke programma’s onder het MFS zijn vertraagd? Welke organisaties zijn daarbij betrokken? Wat is de oorzaak van de vertraging?

Op het beleidsterrein van milieu en water is een aantal MFS-programma’s vertraagd. Het gaat hierbij met name om nieuwe MFS-activiteiten die wat opstartproblemen kennen, zoals Both Ends, Waste, Friends of the Earth International, de Global Forest Coalition en Vereniging milieudefensie. Verder heeft Free Energy Europe een vertraagde doorstart gemaakt waardoor slechts een gedeelte van het geplande budget kon worden uitgeput. Ook Wetlands International had voor 2007 uiteindelijk een lagere liquiditeitsbehoefte dan aanvankelijk gepland.

35

Kunt u aangeven of staatsbezoeken vallen onder ODA? Zo ja, wat is de redenering hierachter?

De uitgaven voor staatsbezoeken vallen onder Non-ODA.

36

De verhoging van de uitgaven op artikel 8.1 is het gevolg van een toename van de HGIS-cultuuruitgaven. Waarop is de verhoging gebaseerd? Waaraan worden de extra middelen besteed en welke visie ligt hieraan ten grondslag?

De sluiting van het HGIS/Cultuur subsidieloket per 1 oktober 2007 heeft in het derde kwartaal van dit jaar geleid tot een substantiële verhoging van het aantal subsidieverzoeken. Alle subsidieverzoeken zijn zoals gebruikelijk op hun merites beoordeeld. Om te voorkomen dat projecten die aan de gestelde voorwaarden voldoen en een relevante bijdrage leveren aan het Internationale Cultuurbeleid van Nederland niet gehonoreerd zouden kunnen worden, is het betreffende budget opwaarts bijgesteld.

37

Kunt u aangeven hoeveel besteed is aan staatsbezoeken? Wat is de reden van de hogere uitgaven?

In 2007 is (stand bij tweede suppletoire wet) EUR 1 030 000 besteed aan uitgaande staatsbezoeken en EUR 331 000 aan inkomende staatsbezoeken. De uitgaven zijn hoger dan geraamd vanwege een hogere reisfrequentie en een aantal nagekomen betalingen uit voorgaande jaren.

38

Welke voorlichtingsbudgetten zijn verlaagd en om welke reden? Wat heeft deze verlaging voor invloed op de doelstelling van draagvlakvergroting?

Het betreft hier geen structurele verlaging van het voorlichtingsbudget. Er is dan ook geen sprake van substantiële gevolgen voor de doelstelling van draagvlakvergroting.

Dat in 2007 minder middelen voor voorlichting en communicatie zijn uitgegeven dan aanvankelijk was voorzien, is terug te voeren op incidentele factoren. Aangezien communicatie en beleid nauw met elkaar verweven zijn, had de kabinetswisseling gevolgen voor de gerealiseerde communicatie-activiteiten. Sommige activiteiten zijn niet meer uitgevoerd, terwijl voor nieuwe beleidsprioriteiten nieuwe activiteiten werden opgezet welke deels pas in 2008 tot uitvoering zullen komen.

Voor een ander deel heeft de onderuitputting financieel-technische oorzaken, zoals een verminderde liquiditeitenafroep van subsidie-ontvangers (o.a. ontwikkelingssamenwerking) of wijzigingen in het kasuitgavenritme (o.a. Europafonds). Daarnaast waren er langere doorlooptijden van aanbestedingstraject (o.a. publieksdiplomatie), waardoor bepaalde uitgaven niet in 2007 gerealiseerd konden worden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: de Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Kortenhorst (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Halsema (GL), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven