31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 86 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2010

Hierbij stuur ik u het rapport met de opbrengsten van de eerste fase van de pilot horizontale verantwoording onderwijstijd1 (zie toezegging kamerstuk 31 289, nr. 72).

Belang van de pilot

Een van de kernpunten in de aanbevelingen die de Commissie Onderwijstijd onder voorzitterschap van de heer Cornielje op 16 december 2008 heeft uitgebracht (het rapport «De waarde van een norm») was dat de (gezamenlijke) verantwoordelijkheid over hoe vorm te geven aan de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de norm voor onderwijstijd primair op schoolniveau dient te liggen. De interactie over de invulling van onderwijstijd moet hier plaatsvinden. Dit zal in een actieve vorm van horizontale verantwoording en inspraak vormgegeven dienen te worden.

Het realiseren van voldoende en kwalitatief goede onderwijstijd is een prioriteit. Voordat ik de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd daadwerkelijk invoer, wil ik dat de sector aan twee randvoorwaarden voldoet. Allereerst moet het overgrote deel van de scholen aan de norm van 1000 uur voldoen. Wat betreft de realisatie van de norm voor onderwijstijd is duidelijk sprake van een stijgende lijn. Dat blijkt uit het inspectieonderzoek Onderwijstijd voor het schooljaar 2008–2009. In mijn beleidsreactie van 17 maart (kamerstuk 31 289, nr. 79) op het inspectieonderzoek naar de onderwijstijd in het VO in het schooljaar 2008-2009 ben ik uitgebreid ingegaan op de kwantitatieve kant van de discussie.

De tweede randvoorwaarde betreft de horizontale dialoog over onderwijstijd. Die moet geborgd zijn en ouders en leerlingen moeten ook daadwerkelijk in staat zijn daarin de rol te nemen die de Commissie Onderwijstijd voorstelt.

Horizontale verantwoording en het vormgeven van de horizontale dialoog over de kwaliteit van het onderwijs heeft de aandacht van de sector voortgezet onderwijs en het onderwerp staat gelukkig bij veel scholen hoog op de agenda. Een duidelijk voorbeeld is in dit verband het project Vensters Voor Verantwoording waarmee de VO-raad in 2007 is gestart. Daarnaast is in de code Goed Bestuur van de VO-raad ook specifiek aandacht besteed aan de horizontale dialoog met belanghebbenden en aan de wijze waarop de school daarover verantwoording kan afleggen.

Noodzaak van zorgvuldige invoering

Uit de betrokkenheid van de ouders en leerlingen bij de discussies over onderwijstijd blijkt op zich een grote belangstelling maar er zal wel een slag moeten plaatsvinden om ouders en leerlingen daadwerkelijk in positie te brengen. Daarom ben ik bezig met de aanpassing van wet- en regelgeving waarmee ik ouders en leerlingen instemmingsrecht geef op de wijze waarop de school de onderwijstijd wil invullen. Ten behoeve van een zorgvuldige invoering van de nieuwe regelgeving voor onderwijstijd ben ik in 2009 een pilot horizontale verantwoording Onderwijstijd gestart. Inmiddels is de eerste fase van de pilot afgerond en wil ik u middels deze brief informeren over de uitkomsten daarvan. Ook zal ik alle scholen in een brief informeren over de resultaten en hen aansporen om de horizontale dialoog actief op te pakken. In deze brief zal ook verwezen worden naar het werkdocument «Aan de slag» dat in aanvulling op het rapport over de eerste fase is gemaakt. Hierin staan de meest kansrijke activiteiten voor het vormgeven van de horizontale dialoog beschreven.

Opzet eerste fase

Aan de eerste fase van de pilot (september 2009 tot en met januari 2010) hebben negen «voorloper» scholen deelgenomen; dit zijn scholen die redelijk wat ervaring hebben opgedaan met horizontale verantwoording, al dan niet specifiek op het terrein van onderwijstijd. Het doel van de eerste fase van de pilot was om samen met de scholen te verkennen hoe zij de horizontale dialoog (zowel formeel als informeel) over de invulling van onderwijstijd vormgeven, welke instrumenten deze scholen hiervoor inzetten en welke bevorderende en beperkende factoren hierbij een rol spelen (verzamelen van goede voorbeelden).

Uitkomst eerste fase

Uit de eerste fase van de pilot blijkt dat er heel veel mogelijkheden zijn om de horizontale dialoog te organiseren. Er zijn echter geen vuistregels voor de «beste» manier, de keuze voor een bepaalde vorm en de uitwerking ervan zijn maatwerk. De aanpak verschilt van school tot school en het is van belang is dat de vormgeving past bij de eigen organisatie, de visie op onderwijs en de populatie van de school.

De pilotscholen zijn van mening dat de horizontale dialoog het beste kan plaatsvinden op locatieniveau omdat dan recht gedaan kan worden aan de, soms zeer grote, verschillen qua onderwijsconcept, onderwijstype, organisatiestructuur en de samenstelling van de leerling- en ouderpopulatie die bestaan tussen meerdere locaties die onder één bestuur of binnen één school vallen. Op basis van de eerste fase van de pilot blijkt dat de horizontale dialoog sneller en beter op gang komt als een school:

  • een open cultuur heeft; kenmerken van een open cultuur zijn onder meer korte lijnen tussen de school en de ouders/leerlingen, een open houding van de school en een structureel beleid ten aanzien van ouder- en leerling participatie.

  • een helder onderwijsconcept heeft dat bekend is bij ouders en leerlingen; een helder afgebakend onderwijsconcept geeft als het ware op een natuurlijke manier de grenzen van de dialoog aan («als je voor een bepaalde school kiest weet je waar je voor kiest en je moet dan niet verwachten alles te kunnen veranderen; anders moet je maar naar een andere school gaan»).

  • ouders en leerlingen laat zien wat er met hun input is/wordt gedaan, ook wanneer hun inbreng niet wordt overgenomen; op die manier toont een school dat ze ouders en leerlingen serieus neemt en wordt commitment gecreëerd voor een structurele inbreng.

  • naast de formele dialoog (medezeggenschap) ook meer informele vormen (bijvoorbeeld leerling- en ouderpanels) van dialoog organiseert en dit onderdeel maakt van een heldere en systematische beleidscyclus binnen de school (bijvoorbeeld rond beslismomenten over de kwalitatieve invulling van onderwijstijd).

Vervolg pilot

De tweede fase van de pilot is gestart en loopt tot begin 2011. Daarin zal een groter aantal «gemiddelde» scholen aan de slag gaan met de uitkomsten van de eerste fase en de eerder ontwikkelde instrumenten/toolkit van het pilotproject horizontale verantwoording (2007) naar aanleiding van de Governance brief (7 juli 2005). De eindresultaten van de eerste fase van de pilot zijn besproken met de begeleidingscommissie (LAKS, NKO, VOO, AOb, CNV, VO-raad, Inspectie van het Onderwijs en OCW) en zullen verspreid worden via de websites van de organisaties met een vertegenwoordiging in de begeleidingscommissie.

Hoe verder

Het streven is u zo snel mogelijk na het zomerreces de wetswijziging onderwijstijd aan te bieden. De uitkomsten van de eerste fase zullen hier bij betrokken worden. Belangrijk aandachtpunt is dat de invoering van de wetswijziging pas zal plaatsvinden als duidelijk is dat scholen de horizontale dialoog op orde hebben. Van belang daarbij is dat ouders en leerlingen daadwerkelijk in positie gebracht zijn om «op niveau» te kunnen meepraten over de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van onderwijstijd . Na afronding van de pilot zal duidelijk worden of er aanvullende maatregelen nodig zijn om de horizontale dialoog naast andere al lopende initiatieven met betrekking tot horizontale verantwoording (bijv. Venster Voor Verantwoording) nader te faciliteren. Ook de uitkomsten van de Inspectieonderzoeken naar zowel de kwantiteit als de ontwikkeling van de horizontale dialoog zullen hierbij betrokken worden.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven