31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 80 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2010

Inleiding

In mijn brief van 31 maart 2009 (Kamerstukken 2008–2009, 31 289, nr. 55) heb ik mijn aanpak van de zeer zwakke en de zwakke scholen in het voortgezet onderwijs uiteengezet. Mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik u laten weten dat het streven is het aantal scholen dat het predicaat zwak of zelfs zeer zwak krijgt sterk om laag te brengen.

In de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs 2007–2011 heb ik als doel gesteld het aantal zeer zwakke vestigingen van 1,8% in 2008 naar 1,4% in 2010 en naar 1,0% in 2012 te brengen. Sindsdien zijn zo’n 2½ jaar verstreken. Graag informeer ik u nu over de stand van zaken per 1 januari 2010.

Zoals aangekondigd in mijn brief van 31 maart 2009 heeft de inspectie haar toezicht geïntensiveerd. De inspectie geeft nu een oordeel per afdeling (een afdeling is één van de schoolsoorten of leerwegen binnen de school. Het gaat dan bijvoorbeeld om vmbo-tl, havo of vwo) en niet langer een totaaloordeel over een vestiging. Dit toezicht maakt het mogelijk gerichter in kaart te brengen waar het onderwijs zeer zwak is en dus ook waar een verbetertraject noodzakelijk is. Het kan namelijk zo zijn dat de havo-afdeling zeer zwak is terwijl de vwo-afdeling wel naar behoren functioneert. Inmiddels zijn alle scholen op de lijst zeer zwakke «scholen» op de site van de inspectie beoordeeld op het niveau van de afdeling. Voor alle belanghebbenden (leerlingen, leraren en ouders) is het nu duidelijk op welke afdelingen het aangeboden onderwijs voldoet en waar er hard moet worden gewerkt om het kwaliteitsniveau omhoog te brengen.

De doelstelling om voor 1 januari 2012 het percentage zeer zwakke afdelingen (voorheen het aantal vestigingen) te verminderen tot 1% is nu al gehaald. Mijn aanpak van geïntensiveerd toezicht door de inspectie, aangevuld met ondersteuning vanuit de sectorraad werkt. Daarmee ben ik, net als alle betrokkenen in het veld, buitengewoon ingenomen. Maar u begrijpt dat ik het daarbij niet wil laten: iedere zeer zwakke school is er één te veel. Het geïntensiveerde toezicht door de inspectie op zeer zwakke scholen zal onverminderd doorgang vinden en het Steunpunt (Zeer) Zwakke Scholen VO van de VO-raad wordt daarbij versterkt met «vliegende brigades».

Vliegende brigades Zeer Zwakke Scholen VO

Ik ben verheugd dat de VO-raad en AOC-raad samen met mij werken aan een vermindering van het aantal zeer zwakke scholen. In december 2009 hebben beide ingestemd met mijn voorstel het Steunpunt (Zeer) Zwakke Scholen VO te versterken met «vliegende brigades». Ik heb de VO-raad en AOC-raad aangegeven hiervoor in 2010 en 2011 jaarlijks € 1 000 000,– extra beschikbaar te stellen. Dit geld wordt ingezet om de individuele zeer zwakke scholen te voorzien van ondersteuning op maat. Eind 2009 is het Steunpunt gestart met de inrichting van deze «vliegende brigades», die op korte termijn van start zullen gaan.

Scholen met één of meerdere zeer zwakke afdelingen zijn vaak gebaat bij externe ondersteuning door een onafhankelijke partij. Deze externe partij kan met een frisse en deskundige blik beter overzien wat er mis is gegaan en wat er anders en beter kan. Afhankelijk van de ernst en de inhoud van de problemen en knelpunten op de school kan dan een passende vorm van ondersteuning worden gekozen. Te denken valt aan de inzet van een interim-schoolleider of van procesbegeleiding. In overleg met het bestuur en de leiding van de desbetreffende zeer zwakke afdeling(en) van de school wordt bekeken wat nodig is, en welk deel kan worden gefinancierd door de school zelf. Het Steunpunt kan het resterende bedrag aanvullen (co-financiering).

Stand van zaken lopende aanpak

Zoals ik u had aangegeven ben ik het afgelopen half jaar zelf op bezoek geweest bij een aantal scholen die recent te horen hadden gekregen dat één of meerdere afdelingen van hun school als zeer zwak zijn beoordeeld door de inspectie. Ook in 2010 blijf ik nieuwe zeer zwakke afdelingen persoonlijk bezoeken. Het is mij opgevallen dat de reacties op de verschillende scholen sterk uiteenlopen. Daar waar de betrokkenen op de ene school direct met veel passie de schouders er onder zetten om het tij in gezamenlijkheid te keren, zijn andere scholen veel tijd kwijt aan het accepteren van het negatieve oordeel. Vanzelfsprekend is ook in het verbetertraject de cultuur op de school van doorslaggevend belang. Een school waar leraren en leerlingen geen hechte gemeenschap vormen staat voor een nog grotere uitdaging om de kwaliteit van de school weer op orde te krijgen. Externe ondersteuning kan in zo’n geval noodzakelijk zijn.

Het Steunpunt (Zeer) Zwakke Scholen VO is inmiddels, mede dankzij mijn jaarlijkse subsidie van € 435 000, volledig functioneel. Schoolleiders van zeer zwakke en zwakke afdelingen krijgen hier veel praktische informatie en handreikingen. Daarbij wisselen zij via het Steunpunt ook veel bruikbare persoonlijke ervaringen uit. Gaandeweg komt er bij het Steunpunt steeds meer informatie samen die maakt dat (zeer) zwakke afdelingen zelf zo snel mogelijk effectief aan de slag kunnen met het verbetertraject. Bij het Steunpunt komt echter ook geregeld de vraag naar voren naar praktische externe ondersteuning voor de (zeer) zwakke afdelingen. Als antwoord versterk ik zoals hiervoor aangegeven het Steunpunt Zeer Zwakke Scholen VO met «vliegende brigades». Daar waar nodig (schoolleiding, proces etc.) kunnen de zeer zwakke afdelingen op maat worden ondersteund.

Om te zorgen dat het aantal afdelingen dat zeer zwak is daalt, moet het aantal zwakke afdelingen eveneens omlaag. Voorkomen moet worden dat deze zwakke afdelingen verder afglijden en zeer zwak worden. In dat kader krijgen ook afdelingen die door de inspectie als zwak beoordeeld worden te maken met geïntensiveerd toezicht. Door in dit stadium met het schoolbestuur en schoolleider prestatieafspraken te maken, kan worden voorkomen dat de kwaliteit van de afdeling(en) verder achteruit gaat. Ook dit onderdeel van de aanpak werpt zijn vruchten af.

In mijn vorige brief over de aanpak zeer zwakke scholen heb ik u naar aanleiding van de motie Pechtold (Kamerstukken 2008–2009, 31 700 VII, nr. 126) gemeld dat scholen na maximaal een jaar zullen worden bezocht om het onderwijsleerproces tussentijds te beoordelen. Als het onderwijsleerproces dan op orde blijkt te zijn, kan de betreffende afdeling van de school van de lijst van zeer zwakke scholen worden verwijderd. De school heeft dan ten aanzien de betreffende afdeling vaak nog wel een aangepast toezichtarrangement. Dit garandeert de voortzetting van het verbetertraject. De eerste gegevens over het resultaat van deze structurele tussentijdse beoordeling zullen in mei 2010 beschikbaar komen.

Tot slot

Het verheugt mij, en met mij vele betrokkenen, dat veel (voorheen) zeer zwakke afdelingen zich het afgelopen jaar hebben verbeterd, en ook dat het aantal nieuwe zeer zwakke en zwakke afdelingen afneemt. Ik besef dat wij er nog niet zijn. Ook het komende jaar zullen de schoolleiders, docenten en de bestuurders zich in moeten zetten om samen de kwaliteit te verbeteren. In het voorjaar van 2011 wordt u wederom geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven