Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2024
Hierbij bied ik u aan het Besluit van 21 mei 2024 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit
WVO 2020 in verband met het aanbieden van praktijkgerichte vakken in de gemengde en
theoretische leerweg van het vmbo.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure, bedoeld
in artikel 13.1, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de inwerkingtreding van het besluit
niet dan nadat vier weken zijn verstreken na de overlegging van het besluit aan beide
Kamers der Staten-Generaal. Indien meer dan een vierde deel van die termijn binnen
een recesperiode van uw Kamer valt, wordt de termijn zodanig verlengd dat drie vierde
deel daarvan buiten die recesperiode van uw Kamer valt.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 augustus
2024.
Met het besluit wordt een praktijkgericht vak aan het onderwijsprogramma van de gemengde
leerweg (gl) en theoretische leerweg (tl) van het vmbo toegevoegd. Scholen zijn niet
verplicht om het vak aan te bieden. Leerlingen leren in dit praktijkgerichte vak middels
meerdere en verschillende levensechte en realistische opdrachten bij of voor opdrachtgevers
(bedrijven, instellingen of overheden) kennis en vaardigheden toe te passen. Een van
de doelen – naast het opdoen van realistische beroepsbeelden – is het ontwikkelen
van brede metacognitieve vaardigheden.
Het is de bedoeling dat scholen het praktijkgerichte vak vanaf schooljaar 2024–2025
in de gl en tl kunnen aanbieden. Een groot aantal vmbo-scholen doet dat nu al omdat
zij meedoen in een driejarige pilot om het praktijkgerichte vak in de praktijk te
ontwikkelen en uit te proberen. Deze pilot loopt dit schooljaar af. Het besluit zorgt
ervoor dat deze scholen de mogelijkheid houden om het vak te blijven aanbieden als
examenvak, en dat andere scholen kunnen beginnen met het aanbieden van het vak.
Voor een verdere beschrijving van de inhoud van het besluit verwijs ik u naar de nota
van toelichting.
Een gelijkluidende brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul