31 289 Voortgezet Onderwijs

O/ Nr. 498 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 29 oktober 2021.

De wens dat het in de maatregel geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 26 november 2021.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2021

Hierbij bied ik u het Aanpassingsbesluit WVO 2020 aan1. Voor de inhoud van het besluit verwijs ik u naar de nota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure, bedoeld in artikel 13.1, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 38a, vierde lid, 42, derde lid, 69, vierde lid en 176i, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 13, zevende lid, 38a, vierde lid, 43, derde lid, 70, vierde lid, en 162l, derde lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 2.3.6a, dertiende lid, en 2.5.5a, zestiende lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en artikel 6, zevende lid, van de Les- en cursusgeldwet.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de inwerkingtreding van het besluit niet dan nadat vier weken zijn verstreken na de overlegging van het besluit aan de Tweede Kamer, respectievelijk beide Kamers der Staten-Generaal.

Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 augustus 2022.

Eenzelfde brief heb ik heden gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven