31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 434 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Ontvangen ter Griffie op 2 december 2020.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 17 januari 2021.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 18 januari 2021.

Bij deze termijn is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2020

Hierbij zend ik u het ontwerpbesluit houdende voorschriften inzake berekening, toekenning en het beheer van de bekostiging voor scholen voor voortgezet onderwijs (Besluit bekostiging WVO 2021). Dit besluit geeft een nadere invulling aan de Wet van 28 oktober 2020, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (Stb. 2020, nr. 437).

Deze toezending geschiedt in het kader van de procedure, bedoeld in artikel 82, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. De voorhangprocedure ziet uitsluitend op artikel 2, vierde lid, van het ontwerpbesluit.

Op grond van artikel 82, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien meer dan een vierde deel van die termijn binnen een recesperiode van uw Kamer valt, wordt de termijn zodanig verlengd dat drie vierde deel daarvan buiten die recesperiode van uw Kamer valt. Na de voorhangprocedure zal het ontwerpbesluit voor advisering worden aangeboden bij de Raad van State.

Artikel 2, vierde lid, van het ontwerpbesluit bevat de grondslag voor aanvullende bekostiging voor vestigingen met een breed onderwijsaanbod. De nadere uitwerking van deze aanvullende bekostiging en de hoogte daarvan wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Op korte termijn stuur ik uw Kamer een separate brief waarmee ik, conform het amendement van het lid Westerveld, de concept-regeling voor de aanvullende bekostiging voor geïsoleerde scholen bij uw Kamer zal voorhangen.1 In die brief ga ik voorts in op de toezeggingen die ik heb gedaan bij de behandeling van het wetsvoorstel en op de motie van het lid Westerveld over het monitoren van segregatie na vereenvoudiging van de bekostiging.2

Na vaststelling zal het besluit, in het kader van de nahangprocedure, nogmaals aan uw Kamer worden aangeboden voordat het in werking treedt.3 Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 oktober 2021.

Een soortgelijke brief heb ik heden gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 35 354, nr. 13.

X Noot
2

Kamerstuk 35 354, nr. 15.

X Noot
3

Op grond van artikel 121, tweede lid, WVO wordt het vastgestelde besluit aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Het treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld.

Naar boven