Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 31289 nr. 423 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 31289 nr. 423 |
Vastgesteld 29 mei 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over zijn brief van 4 februari 2020 inzake de Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 412).
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 mei 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
1.
Wat is de verklaring voor de daling van het slagingspercentage in 2019 van leerlingen met het profiel natuur en gezondheid en het dubbelprofiel natuur en gezondheid / natuur en techniek?
De daling van het slagingspercentage onder vwo-leerlingen in 2019 voor het profiel natuur en gezondheid en het dubbelprofiel natuur en gezondheid / natuur en techniek kan verschillende oorzaken hebben, maar één duidelijke oorzaak is niet te destilleren uit de cijfers. Uit de Examenmonitor 2019 blijkt dat de behaalde cijfers voor het centraal examen van de bètavakken natuurkunde, scheikunde en biologie al enkele jaren stabiel zijn. Fluctuaties in de slagingspercentages zijn daarbij ook gebruikelijk en bij beide profielen lijkt geen sprake van een trend te zijn.
2.
Kunt u bevestigen dat ook al bij de huidige lichting examenleerlingen geen rekentoets meer hoeft te worden afgenomen en zij dus niet alleen ongeacht het cijfer, maar ook ongeacht de deelname aan de rekentoets een diploma kunnen behalen? Hoe wordt dit gecommuniceerd naar de examensecretarissen?
Ja, in schooljaar 2019–2020 kunnen leerlingen het diploma behalen ongeacht of zij hebben deelgenomen aan de rekentoets en ongeacht een eventueel behaald cijfer. Dit wordt op twee manieren aan scholen gecommuniceerd. Allereerst is dit opgenomen in het servicedocument examens vo, dat via Examenblad (berichtgeving van het College voor Toetsen en Examens) aan scholen wordt verstuurd. Daarnaast ontvangen scholen naar aanleiding van de stemmingen in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel afschaffen rekentoets een brief over de inhoud van het wetsvoorstel en het nieuwe rekenbeleid.
3.
Wat is de verklaring tussen het verschil in beeld van de vaardigheden van leerlingen in het vak Nederlands in het rapport PISA1 2018 en de CE2-resultaten?
Op verzoek van Uw Kamer heeft de commissie Steur gekeken naar mogelijke verklaringen voor de verschillende beelden die de eindexamencijfers en PISA tonen. De commissie heeft geconstateerd dat de examens (zowel SE als CE) en PISA niet goed te vergelijken zijn, vanwege verschillen tussen gemeten vaardigheden, de leerlingenpopulatie die (deels) afwijkt, de belangen die op het spel staan voor leerlingen en hun daarmee samenhangende motivatie, en daarbij aansluitend de toegenomen nadruk op het CE. De commissie Steur bevestigt in haar rapport dat eindexamenresultaten stabiel zijn. De commissie merkt op dat zowel de CE’s als PISA toetsen van goede kwaliteit zijn, maar dat de geconstateerde verschillen in afnameprocedure en belang maken dat de leerlingen ook anders gemotiveerd zijn. Voor PISA zijn leerlingen minder gemotiveerd omdat ze er geen cijfer voor krijgen, terwijl de beslissende en afsluitende functies van het eindexamen juist bijdragen aan de motivatie van leerlingen voor deze toetsen. Dat betekent wat mij betreft dat de prestaties op beide toetsen op hun eigen merites beoordeeld moeten worden en daarmee ook de functies van beide toetsen niet gelijkgeschakeld kunnen worden. Ik zie PISA en de CE’s als ijkpunten die elkaar aanvullen in het inzichtelijk maken van de vaardigheidsontwikkeling van leerlingen in het voortgezet onderwijs.
4.
In welke landen heeft de PISA-toets een verplichtend karakter?
De OESO houdt niet bij in welke landen deelname aan PISA verplicht is. De OESO noemt Frankrijk en Italië als voorbeelden van landen waar deelname verplicht is.
5.
Hoe vaak weigeren Nederlandse scholen om deel te nemen aan de PISA-toets?
In PISA 2018 hebben van de initiële steekproef van 175 scholen, 112 scholen deelgenomen (ongeveer 65 procent). Inclusief de vervangende scholen hebben er in totaal 156 scholen deelgenomen aan PISA 2018, waarmee de respons op ongeveer 90 procent uitkwam.
6.
Wanneer een leerling vwo volgt en daarbij een vak op de havo moet volgen, krijgt deze leerling dan een havo-diploma of een vwo-diploma?
Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag vanuit dat de betreffende leerling afstroomt van vwo naar havo omdat de leerling niet alle vakken op vwo-niveau kan afronden. Om een diploma van een bepaalde schoolsoort of leerweg te krijgen, moeten alle vakken op ten minste dat niveau zijn afgesloten. In het voorbeeld in de vraag krijgt de leerling een havodiploma. Op het diploma en de cijferlijst staat vermeld dat er vakken op hoger niveau zijn afgesloten.
7.
Wanneer kan de Kamer resultaten verwachten van het half jaar waarin u met het veld en de inspectie3 in overleg gaat om in gezamenlijkheid te bezien hoe het beste tot de gevraagde duidelijkheid van de rol van de examinator kan worden gekomen?
Ik verwacht u in het najaar te kunnen informeren over de resultaten van dit overleg.
8.
Waarom gaat het overleg met het veld en de inspectie over de verduidelijking van de rol van examinator zes maanden duren? Komen eventuele maatregelen dan nog op tijd voor het examen van 2021?
Het is een proces waarbij zorgvuldigheid voorop staat en waarbij alle aspecten worden meegenomen en afgewogen. Ik vind het dan ook belangrijk om daar de tijd voor te nemen. In het overleg met het veld en de inspectie zal ik bekijken of de instructies moet worden aangepast zodat deze voor het examen 2021 gereed kunnen zijn. Wanneer uit de gesprekken blijk dat het (ook) nodig is de wetgeving aan te passen, zal dit niet voor het examen van 2021 gereed zijn.
9.
Wat is er met de leerlingen gebeurd in de zes gevallen waarin cspe's4 ongeldig zijn verklaard?
Bij de zes gevallen waar het cspe ongeldig is verklaard, hebben de leerlingen de mogelijkheid gekregen het cspe opnieuw te maken. De beoordeling voor dit opnieuw gemaakte cspe telt mee voor het eindresultaat van deze leerlingen.
10.
Hoe wordt gemeten of de leesvaardigheid van kinderen en jongeren ook daadwerkelijk wordt vergroot?
De voortgang van de leesvaardigheid van leerlingen wordt binnen het voortgezet onderwijs getoetst in het vak Nederlands. Leesvaardigheid wordt uiteindelijk ook getoetst in het centraal examen Nederlands. Dit geldt voor alle leerlingen in vmbo, havo en vwo.
11.
Hoeveel subsidie ontvangt het vmbo-examenfestival? Welke doelen worden er aan dit festival gesteld? Hoe kunnen andere leerniveaus profiteren van dit festival, behalve het vmbo-niveau?
Voor de organisatie van het Examenfestival ontvangt de Stichting Platforms vmbo iets meer dan € 100.000 subsidie. Het festival wordt samen met de SLO en het CvTE georganiseerd en heeft als doel om examensecretarissen en docenten voor te lichten over het centraal- en het schoolexamen in het vmbo. Speciale aandacht is er voor de cspe’s omdat die elk jaar, afhankelijk van de inhoud van de examens van dat jaar, specifieke voorbereiding door de docenten vragen. In de huidige invulling is het Examenfestival niet relevant voor andere schoolsoorten.
12.
Op welke manier is er gekeken naar de mogelijkheid van zowel fysieke verzending via postservice van examens in combinatie met digitalisering?
Deze mogelijkheid is besproken met de VO-raad, als vertegenwoordiger van de schoolbesturen. Hieruit kwam naar voren dat verplichte digitalisering van alle gemaakte examens veel extra organisatie- administratieve last oplevert. Dit weegt niet op tegen de mogelijke voordelen van digitalisering. Wel zal naar aanleiding van de pilot met de tweede correctie van de digitale examens in vmbo-bb en -kb worden bekeken welke aspecten hiervan bruikbaar zijn bij de papieren examens.
13.
Welke andere mogelijkheden voor de verzending van het correctiewerk van de papieren centraal examens zijn er die minder risico’s met zich meebrengen?
Zoals beschreven in de brief heb ik met de VO-raad de mogelijkheid verkend om, in plaats van de huidige praktijk ten aanzien van de correctie, het proces van de correctie te digitaliseren. Digitale verzending stuit echter op meer risico’s dan verzending via de post.
14.
Moet er niet ook worden gekeken naar de kwetsbaarheid van digitalisering van het correctieproces bij al die leerlingen op het vmbo die nu al digitaal examen doen, bijvoorbeeld wanneer het verschillende software bij SE's5 en CE's betreft, waardoor leerlingen van sommige scholen meer gewend zijn aan de manier van werken op het CE dan anderen?
Voor leerlingen maakt het niet uit of de correctie digitaal of op papier plaatsvindt. Leerlingen kunnen via de oefenomgeving van de digitale examens van te voren oefenen met het afnameplatform. Scholen zijn er voor verantwoordelijk dat leerlingen hier goed op worden voorbereid.
15.
Welke maatregelen worden genomen om incidenten met verloren postzakken in de toekomst te voorkomen?
Het is natuurlijk heel vervelend als leerlingen nadeel ondervinden door incidenten met postzakken zoals we die in het afgelopen schooljaar hebben gezien. Incidenten zijn helaas nooit helemaal uit te sluiten, welke methode ook wordt gebruikt. Scholen maken de afweging welke post- of koeriersservice ze hier voor gebruiken. Wel zal ik monitoren hoe deze situatie zich ontwikkelt en indien nodig aanvullende maatregelen nemen.
16.
Op welke manier kunnen VOD-platformen6 een rol spelen om leerlingen meer in aanraking te laten komen met moderne vreemde talen als Duits en Frans?
Veel docenten maken reeds gebruik van VOD-platformen of online streamingsdiensten bij de invulling van een les. Zij gebruiken dit bijvoorbeeld bij (de voorbereiding van) kijk- en luistertoetsen of voor een didactische opdracht. In die zin verschilt een dergelijke dienst niet veel van een bestaande lesmethode en is het aan de leraar om daar een weloverwogen keuze in te maken.
17.
Waarom sluit de vorm en inhoud van het CE Frans en Duits niet meer aan bij de doelgroep?
Docenten Duits en Frans havo en de vakvereniging geven aan dat de centrale examens van Duits en Frans havo in de huidige tijd een grotere diversiteit in de bevraging zouden moeten bevatten, waarbij ook meer aspecten aan bod komen dan alleen leesvaardigheid.
18.
Wat is de reden dat er enkel maatregelen worden genomen voor de CE Frans en Duits voor havo en niet voor vmbo en vwo?
De daling van de vaardigheid van examenkandidaten Frans en Duits havo resulteert bij de centrale examens tot de laagste gemiddelde cijfers. Bij de centrale examens Duits en Frans vmbo en vwo komen ook regelmatig lage gemiddelde cijfers voor, maar de situatie is bij deze examens minder knellend. Dit was voor het CvTE de reden om de situatie voor Duits en Frans havo te analyseren en de oorzaken van de vaardigheidsdaling te onderzoeken. De maatregelen voor Duits en Frans havo sluiten aan op de resultaten van de analyse.
19.
Klopt het dat leerlingen op vmbo en vwo minder in contact komen met de talen Frans en Duits en scholen in de praktijk ook minder aandacht geven aan deze vakken op deze niveaus?
De vermindering van het contact met de talen Duits en Frans buiten school geldt ook voor het vmbo en het vwo. Over de aandacht voor deze talen binnen school en de invloed van de positie van de vakken in het curriculum, kunnen op dit moment geen uitspraken worden gedaan op basis van het onderzoek. In het vmbo is een tweede moderne vreemde taal naast Engels in de bovenbouw in geen enkel profiel verplicht. In het vwo is daartegen met uitzondering van gymnasia in de bovenbouw in ieder profiel een tweede moderne vreemde taal verplicht.
20.
Op welke manier gaat de CvTE7 in de tussenliggende periode (met ingang van dit examenjaar) de cesuur tijdelijk aanpassen op het vak Frans en Duits?
Dit examenjaar is er geen sprake van een centraal examen gelet op het coronavirus. Dat heeft tot gevolg dat voor dit examenjaar de cesuur niet hoeft te worden aangepast. Ik ga er vanuit dat volgend jaar door examenkandidaten net als ieder normaal jaar een schoolexamen en centraal examen wordt gemaakt. Het CvTE zal vanaf 2021 dan de cesuur tijdelijk aanpassen voor de centrale examens Frans en Duits havo. Daarbij heeft het college als voornemen de prestatie-eis tijdelijk aan te passen met 0,5 cijferpunt. Dit sluit aan bij de resultaten van het onderzoek van het CvTE en de prestatie-eis van andere niet-kernvakken in het havo.
21.
Tot wanneer geldt de tussenliggende periode waarin de cesuur van Frans en Duits tijdelijk wordt aangepast?
Het tijdelijk aanpassen van de cesuur van de vakken Frans en Duits havo geldt tot het moment dat het examenprogramma van deze vakken is geactualiseerd. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 23.
22.
Wordt de examenlengte Frans nu wel of niet aangepast?
Het CvTE heeft in overleg met de vaksectie Frans van Levende Talen besloten tot een beperkte inkorting van het centraal examen Frans havo. Dit om een negatief effect van de ervaren tijdsdruk op de vaardigheid van de examenkandidaten uit te sluiten.
23.
Mocht het proces van Curriculum.nu worden vertraagd, wat betekent dit voor de CE Frans en Duits? Is er dan nog wel sprake van een tussenliggende periode?
Zoals ik in mijn brief van 4 februari 2020 inzake de Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019 heb geschetst, bestaat de langetermijnoplossing voor de problemen bij Frans en Duits op het havo uit een actualisatie van het examenprogramma. Door de coronacrisis heeft de politieke besluitvorming rondom het curriculum echter vertraging opgelopen. Dit is onwenselijk aangezien er een urgente vraag is om bepaalde vakken, waaronder dus in ieder geval Frans en Duits voor het havo, te vernieuwen en daarbij de samenhang tussen vakken te versterken.
De integrale bijstelling van het curriculum heeft door de coronacrisis vertraging opgelopen. Ik zal u op korte termijn een brief sturen over de bijgestelde vervolgaanpak. Voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs wordt er hierbij – zoals aangegeven in het Algemeen Overleg betreffende curriculum.nu op 5 maart – rekening gehouden met de urgentie van enkele vakvernieuwingen, waaronder de moderne vreemde talen. Over de vervolgaanpak stuur ik op korte termijn een brief naar uw Kamer.
24.
Hoe lang is tijdelijk, nu de cesuur bij havo Frans en Duits tijdelijk wordt aangepast? Wat zijn de plannen voor deze vakken als Curriculum.nu vertraging op zou lopen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 23 heb aangegeven, wordt de aanpak voor het actualiseren van de examenprogramma’s in de bovenbouw van het vo bijgesteld. De verwachting is hierbij dat, gelet op het proces van deze vakvernieuwingen en de examenpilots die zeer waarschijnlijk nodig zijn, het nog enkele jaren duurt voordat een verbeterd examenprogramma in werking kan treden.
25.
In hoeverre worden leraren direct meegenomen in het Project Ieders Examen?
Het Project Ieders Examen (PIEx) heeft als doel om de betrokkenheid van docenten bij het examenproces te vergroten en tevens meer transparantie te creëren over het verloop van dit proces. Docenten worden door middel van verschillende projecten actief betrokken bij onder andere de totstandkoming, beoordeling en normering van de centrale examens. Zo kunnen docenten bijvoorbeeld deelnemen aan constructiegroepen en daarmee bijdragen aan het ontwikkelen van examenopgaven of input leveren op het correctievoorschrift bij de pre- en testcorrectie. Docenten kunnen zich onder andere aanmelden voor de verschillende projecten via de vakverenigingen.
26.
Blijft genoemde insteek om examens in den brede te bekijken in navolging van opgeleverde bouwstenen bovenbouw van kracht? Blijft dat een aanpak? Wat gebeurt er als Curriculum.nu vertraging oploopt?
Gelet op de huidige coronacrisis heeft de politieke besluitvorming rondom het curriculum vertraging opgelopen. Dit betekent dat de aanpak voor het actualiseren van de examenprogramma’s in de bovenbouw van het vo wordt bijgesteld.
Op korte termijn informeer ik Kamer over de vervolgaanpak.
27.
Wat is de tijdlijn betreffende Curriculum.nu en de vertaling van de uitkomsten naar examenprogramma’s?
Voor het antwoord verwijs ik naar het antwoord op vraag 23.
28.
Kunt u toelichten waarom het slaagpercentage van de havo-leerlingen aanzienlijk lager is dan in de andere leerwegen? Heeft dit te maken met de kwaliteit van de examens of de kwaliteit van het gegeven onderwijs?
De Inspectie voor het Onderwijs (hierna: inspectie) geeft in de Staat van het Onderwijs 2018 enkele mogelijke verklaringen voor het achterblijven van het slagingspercentage van de havo. Enerzijds het heterogene gezelschap met veel zittenblijvers en op- en afstromers dat het moeilijk maakt voor docenten om aan de onderwijsbehoeftes van die groepen leerlingen te voldoen. Anderzijds wordt er door docenten te weinig motivatie en discipline gezien onder leerlingen. Daarbij kan ook meespelen dat wij allen de lagere prestaties op het havo als normaal zijn gaan zien en dat leerlingen zich naar die verwachtingen voegen. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegezegd werk ik aan een uitgebreidere analyse van de situatie op het havo. Ik streef ernaar uw Kamer hierover dit najaar te informeren.
29.
De afgelopen examenjaren is het slaagpercentage gestabiliseerd op 92%, is dit een wenselijke stabilisatie of zijn er concrete plannen om dit percentage te verhogen?
De normering van de centrale examens is erop gericht dat de norm over de jaren heen nagenoeg gelijk blijft. Dat maakt dat de prestatie van een cohort aan het slagingspercentage kan worden afgelezen. Er wordt dus niet specifiek gestuurd op een bepaald slagingspercentage. Wel werkt iedereen in het onderwijsveld, waaronder ik, er natuurlijk aan om de kwaliteit van het onderwijs te blijven verbeteren zodat zoveel mogelijk leerlingen in staat zijn een diploma behalen.
30.
Hoeveel leerlingen met een maatwerkdiploma hebben problemen ondervonden bij toelating tot hbo of wo?
Net als bij mijn antwoord op vraag 6, ga ik ervan uit dat hier wordt gedoeld op een diploma op een bepaald niveau, met één of meer vakken op een hoger niveau. Ik heb geen gegevens over of en in welke mate leerlingen die vakken op een hoger niveau hebben afgerond, barrières ervaren in de overgang naar het vervolgonderwijs. Een experimentgroep in Noord-Brabant bestaande uit vo-scholen, een mbo-instelling, twee hbo’s en een universiteit kijken momenteel naar hoe vervolgopleidingen kunnen omgaan met leerlingen met bijvoorbeeld vakken op hogere niveaus op hun vo-diploma.
31.
Kunt u toelichten wat de grondslag is van de daling dit jaar van een procent van het aantal leerlingen dat cum laude slaagt?
Het aantal leerlingen dat Cum Laude slaagt, is relatief klein ten opzichte van het totaal aantal eindexamenkandidaten. Een kleine wijziging in het aantal leerlingen binnen deze groep, heeft dus al snel zichtbare gevolgen in het percentage. Een oorzaak van de daling is niet nader onderzocht. Daarnaast hecht ik eraan om duidelijk te maken dat Cum Laude slagen slechts één van de manieren is voor leerlingen om te excelleren of zich te ontwikkelen.
32.
Kunt u toelichten waarom leerlingen met een ntg-profiel8 aanzienlijk vaker cum laude afstuderen dan leerlingen met een ecm-profiel9? Speelt de kwaliteit van de economisch maatschappelijke leerweg hier een rol?
Het is lastig hier een allesomvattende verklaring voor te vinden. Mogelijkerwijs komt het doordat relatief meer leerlingen met een n&t- of n&g-profiel geïnteresseerd zijn in een numerus fixus opleiding, waardoor zij gemotiveerder zijn om hogere eindcijfers te halen omdat dit hun kans op toelating vergroot. Ik heb geen reden om aan te nemen dat er een kwalitatief gebrek met de economisch-maatschappelijke leerweg een rol speelt.
33.
Kunt u toelichten hoe de rol van de tweede examinator wordt aangescherpt en verduidelijkt?
Ik ben met het veld en de inspectie in overleg over de rol van de eerste en de tweede examinator bij het cspe. In het najaar zal ik u berichten over de resultaten van dit overleg.
34.
Wordt het advies dat rondom taalbeleid is uitgebracht al nageleefd? Zo ja, richt u zich specifiek op de leesvaardigheid van de leerlingen of op het verduidelijken van de examens?
Als hier het leesoffensief wordt bedoeld, dan is het antwoord positief. Het ministerie is samen met alle betrokken partijen binnen het onderwijs, de culturele sector en de ondersteuners daarvan, bezig om het leesoffensief gestalte te geven. Dit moet uiteindelijk resulteren in een gezamenlijke aanpak van cultuur en onderwijs om leesplezier en leesmotivatie binnen én buiten het onderwijs stevig op de kaart te zetten en docenten hierin ook te ondersteunen. In de bouwstenen voor een geactualiseerd curriculum worden deze elementen ook expliciet genoemd. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 23 heeft de voortgang van de curriculumherziening vertraging opgelopen vanwege de coronacrisis. Hier wordt uw Kamer zo snel mogelijk over geïnformeerd.
35.
Bestaat de kans dat wachten op het nieuwe curriculum tot grotere problemen leidt bij de vakken Frans en Duits? De versoepeling van de prestatie-eis is een duidelijke maatregel, maar moet de kwaliteit van het onderwijs niet worden benadrukt in plaats van deze versoepeling?
Dit is niet te verwachten. De wijziging van het CvTE voor de cesuur kan tijdelijk verlichting brengen. Bij een verbetering van de examenprogramma’s Frans en Duits wordt een structurele oplossing vastgesteld. Hierbij wordt de kwaliteit van het onderwijs vanzelfsprekend vooropgesteld.
36.
Zijn de resultaten van Frans en Duits de laatste jaren gedaald? Kunt u toelichten waar deze daling vooral vandaan komt? Zijn de examens te moeilijk of te lang, gaat de kwaliteit van het onderwijs achteruit of is de prestatiedaling mogelijk een indicatie dat leerlingen dit vak minder belangrijk achten als vroeger?
Uit onderzoek van het CvTE komt naar voren dat er zowel een afname van de vaardigheden is bij de vakken Frans en Duits als een afname van het gemiddelde cijfer bij deze vakken. De afname van de vaardigheden wordt veroorzaakt door een verandering van de plaats van deze vakken in de maatschappij en in het curriculum. Op scholen is er in de praktijk minder onderwijstijd voorzien voor deze vakken en het onderzoek laat zien dat leerlingen buiten de school minder in contact komen met deze talen. De docenten die in het onderzoek zijn bevraagd, geven aan dat de examens Frans en Duits havo niet goed aansluiten bij het geen wat in de klas aan lesgegeven wordt.
37.
Als er tegenwoordig allerlei vormen van dubbelprofielen mogelijk zijn, bestaat er een mogelijkheid om in de toekomst te kijken naar een grotere variëteit aan vakken, waarbij vakken als Frans of Duits mogelijk niet meer verplicht zijn, maar als keuzevak gekozen kunnen worden?
Dit is nu niet aan de orde. Deze vragen komen terug in de discussie rond de vervolgfase van de curriculumherziening.
38.
Kunt u toelichten waarom de voorlopige N-term10 bij het tweede tijdvak helpt voorkomen dat leerlingen onterecht zakken? Herkansen leerlingen eerder een vak, waarbij de voorlopige N-term hoger is? Zo ja, is dit volgens u een wenselijk verschijnsel?
Het CvTE geeft in zijn advies aan dat de voorlopige N-term bij het tweede tijdvak helpt voorkomen dat leerlingen onterecht zakken. Ieder examen is een meting van het kennis- en vaardigheidsniveau van de leerling. Bij de herkansing van het centraal examen gaat het om één individuele meting die voor veel leerlingen het verschil tussen slagen of zakken bepaalt. Het is belangrijk om te voorkomen dat die ene meting waar zoveel van afhangt vals negatief uitpakt, waardoor de leerling ten onrechte zakt. Dankzij de voorlopige N-term, die vanwege het vaak beperkte leerlingenaantal nu gebaseerd is op de N-term uit het eerste tijdvak, weet de docent (eerste corrector) welke score de leerling minimaal moet halen om zijn eindcijfer te verbeteren. Als hij ziet dat de leerling in eerste instantie één scorepunt tekort komt, zal hij binnen de beoordelingsruimte die het correctievoorschrift hem biedt extra goed kijken of de leerling dit scorepunt niet toch verdient, waardoor hij een vals negatief resultaat voorkomt. Dat doet de docent overigens samen met de gecommitteerde (tweede corrector). Gezien het feit dat deze ene meting het verschil tussen slagen en zakken kan bepalen, vindt het CvTE dit een legitieme aanpak en daarom wil het CvTE bij het tweede tijdvak vooralsnog blijven werken met voorlopige N-termen.
Het meerjarig onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, waarover ik u in de Examenbrief over de examens 2018 heb geïnformeerd, toont aan dat docenten bij de correctie van de herkansing in het tweede tijdvak gebruik maken van de beschikbare beoordelingsruimte en leerlingen relatief vaak het minimum aantal benodigde punten halen.11 Zoals ik heb aangegeven in mijn brief vind ik dit een aanleiding voor aanhoudende aandacht hiervoor in het vervolgonderzoek. De verwachting is dat het vervolgonderzoek van de VU in de tweede helft van 2020 zal worden afgerond, waarna ik uw Kamer over de uitkomsten zal informeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31289-423.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.