31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 321 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2016

Met dit schrijven reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 juni 2016 om te reageren op een drietal berichten van RTL nieuws van 8 juni jongstleden over fraude bij examens.

De berichten waar u aan refereert, gaan over fraude bij examens in het hoger onderwijs. Het lid Mohandis heeft tevens over één van deze berichten vragen gesteld, ingezonden 10 juni 2016.

Gezien uw verzoek om te reageren voorafgaand aan het AO examens in het voortgezet onderwijs op 15 juni aanstaande ga ik in deze reactie in op het voorkomen van fraude bij examens in het voortgezet onderwijs.

Bij de beantwoording van de voorgenoemde Kamervragen reageert de Minister vanuit het perspectief van hoger onderwijs op alle drie de berichten over fraude bij examens in het hoger onderwijs.

Fraude bij centrale examens in het voortgezet onderwijs

Navraag bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) leert dat er jaarlijks melding wordt gemaakt van onregelmatigheden bij de centrale examens. Zo ook dit jaar. De meldingen van onregelmatigheden kunnen verschillen in zwaarte. Het kan gaan om beperkt afkijken tot en met het kopiëren en distribueren van een examen. In overleg met de directeur wordt per geval besloten tot een passende oplossing.

Navraag bij het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) leert dat er in 2016 via de Examenlijn geen signalen zijn binnengekomen over fraude die door eindexamenkandidaten bij centrale examens is gepleegd. Wel is er voorafgaand aan de examens in circa tien gevallen via de Examenlijn van het CvTE geïnformeerd naar de regels rond afkijken.

Het is de vraag of fraude door eindexamenkandidaten volledig kan worden uitgebannen. Er wordt in het voortgezet onderwijs echter het nodige gedaan om fraude door eindexamenkandidaten en bevoordeling door docenten te voorkomen, mede door de manier waarop de totstandkoming en de afname van examens is georganiseerd. Dit verschilt van de manier waarop examens in het hoger onderwijs worden afgenomen.

Organisatie en afname examens in het voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs neemt de directeur onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag examens af. Hierbij laat hij zich ondersteunen door een examensecretaris die hem helpt bij het organiseren van de afname van examens.

Regels over de afname van examens staan beschreven in een examenreglement en in het programma van toetsing en afsluiting (pta) dat een school voor 1 oktober van het (voorlaatste) schooljaar dient te delen met de eindexamenkandidaten én met de inspectie. De inspectie checkt de aanwezigheid van het examenreglement en het pta tijdens instellingsonderzoeken die periodiek plaatsvinden.

Het is onder andere de taak van de directeur en van de examensecretaris om surveillanten, docenten en examinatoren te instrueren over de geldende regels rond examinering waaronder ook de regels voor digitale examinering en voor het gebruik van hulpmiddelen in het bijzonder. Daarnaast is het aan een school om zo goed mogelijk te controleren op (mogelijke) fraude. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat voorafgaand aan een examen de toiletruimte gecontroleerd wordt op de aanwezigheid van spiekmateriaal. Ook is er in het vo sprake van een kleinere examenzaal dan vaak in het hoger onderwijs het geval is. Deze zalen (vaak de gymzaal) zijn meestal overzichtelijk om in te surveilleren. Tot slot wordt in het vo vaak alles wat op een tafel van een eindexamenkandidaat ligt, gecontroleerd door de surveillanten.

Toegang tot internet tijdens het examen

Mobiele telefoons en smartwatches zijn niet toegestaan in een examenzaal. In principe is daardoor contact met het internet tijdens een examen uitgesloten. Door surveillanten wordt voorafgaand aan een examen op de aanwezigheid van mobiele telefoons en dergelijke gecontroleerd. In het merendeel van de gevallen betreft dit docenten of anderen die aan de school verbonden zijn en met de eindexamenkandidaten bekend zijn.

In het geval van digitale examens wordt een computer gebruikt. De examens worden afgenomen in een speciale beveiligde omgeving waarbinnen het internet niet door de eindexamenkandidaten kan worden gebruikt. Ook wordt er bij digitale examinering gewerkt met verschillende examenvarianten tijdens dezelfde examenzitting, wat afkijken bemoeilijkt. De computer mag bij examens ook als schrijfgerei gebruikt worden. Een eindexamenkandidaat heeft alleen in bepaalde situaties toegang tot hulpmiddelen op de computer, zoals een digitaal woordenboek. De regels omtrent dit hulpmiddelengebruik worden door het CvTE met de scholen gedeeld. Tot slot is er in het voortgezet onderwijs bij de centrale examens geen sprake van de afname van digitale thuistoetsen.

Hergebruik van opgaven

De meeste papieren centrale examens worden niet hergebruikt, maar direct openbaar gemaakt na afloop van de examenperiode. Deze examens zijn gemaakt en vervolgens vastgesteld door commissies van onafhankelijke vakdocenten. Daarnaast worden centrale examens nagekeken door twee docenten om mogelijke voorkeursbehandeling bij het nakijken te voorkomen. Daardoor kan een eindexamenkandidaat niet zomaar punten krijgen voor vragen die bijvoorbeeld niet (juist) beantwoord zijn.

Hulpmiddelengebruik bij examens

Specifieke instructies rond het gebruik van hulpmiddelen of instructies rond afnamecondities worden door het CvTE meegegeven aan de scholen en verspreid via het platform voor examensecretarissen (PLEXS). Een voorbeeld daarvan is de aandacht die door het CvTE in de afgelopen jaren is gevraagd voor het gebruik van de grafische rekenmachine bij examens en dan in het bijzonder voor het controleren van de juiste configuratie van de grafische rekenmachine.

In geval van een onregelmatigheid

Mocht het toch voorkomen dat een eindexamenkandidaat zich aan een onregelmatigheid schuldig maakt, zoals fraude bij een examen, dan kan de directeur van een school verschillende soorten maatregelen nemen afhankelijk van de situatie. Mocht de directeur hiertoe beslissen, dan dient hij hierover ook de inspectie te informeren. Een kandidaat kan tegen de beslissing in beroep gaan via een beroepscommissie die elke school dient te hebben ingesteld voorafgaand aan een examenperiode.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven