31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 246 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2015

In het Wetgevingsoverleg met uw Kamer op 10 juni 2015 heb ik toegezegd nog voor de zomer een brief te sturen over «belemmeringen» in het onderwijs voor opstroom van leerlingen. Het beeld is dat de wijze waarop de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) de leerresultaten in het voortgezet onderwijs beoordeelt opstroom belemmert, waardoor leerlingen kansen worden ontnomen.

Met deze brief voldoe ik aan de genoemde toezegging uit het Wetgevingsoverleg van 10 juni. Ik voldoe met deze brief tevens aan de volgende moties:

  • de motie Van Meenen, Rog en Klaver (Kamerstuk 31 289, nr. 230), die verzoekt om een nieuwe beoordeling van de opbrengsten in het voortgezet onderwijs;

  • de motie Ypma (Kamerstuk 33 157, nr. 37), die verzoekt om scholen voor voortgezet onderwijs niet af te rekenen op afstroom;

  • de motie Straus (Kamerstuk 31 289, nr. 209), die verzoekt mogelijk negatieve effecten van de koppeling tussen het schoolexamen en het centraal examen te voorkomen.

Uw Kamer heeft mij al enkele malen bevraagd over de opbrengstbeoordeling door de inspectie, vooral over de mogelijke invloed van die beoordeling op de plaatsing in het voortgezet onderwijs van leerlingen van de basisschool. Leerlingen zouden dan te weinig het voordeel van de twijfel krijgen. Met uw Kamer vind ik dat het beste uit elke leerling moet worden gehaald en dat het toezicht er toe moet bijdragen dat leerlingen reële kansen krijgen. Het vernieuwde opbrengstenmodel van de inspectie stimuleert dat en komt tegemoet aan de wensen van uw Kamer.

Nieuwe bepaling van de leerresultaten

De inspectie werkt aan herziening van de vaststelling van de leerresultaten in het voortgezet onderwijs. De kern van de aanpassing is dat de bestaande relatieve beoordeling – van drie van de bestaande vier indicatoren – een absolute beoordeling wordt. Een absolute norm heeft als groot voordeel dat scholen in staat zijn op basis van eigen informatie te beoordelen of er sprake is van voldoende onderwijsresultaten. Dit is in lijn met de afspraken uit het Sectorakkoord 2014–2017 met de VO-raad. Tevens komt het tegemoet aan de motie leden Van Meenen, Rog en Klaver (Kamerstuk 31 289, nr. 230) met het verzoek om een voorstel aan de Tweede Kamer te sturen met een nieuwe wijze voor het beoordelen van opbrengsten in het voortgezet onderwijs.

Hiertoe ga ik artikel 37 van het Inrichtingsbesluit WVO en de Regeling leerresultaten VO wijzigen. Na de zomer zal ik uw Kamer nader informeren over de precieze invulling van de nieuwe bepaling van de leerresultaten. De nieuwe bepaling van de leerresultaten zal voor het eerst in juni 2016 plaatsvinden. De inspectie zal scholen hierover tijdig informeren.

Aanpassing indicator onderbouw

Een van de aanpassingen in het nieuwe model is een splitsing van de huidige indicator «Rendement van de onderbouw». Nu is deze indicator een combinatie van op/afstroom van leerlingen en van zittenblijven. Vanaf juni 2016 zal de inspectie deze twee elementen afzonderlijk in kaart brengen. De nieuwe indicatoren voor de onderbouw zijn dan:

  • 1. onderwijspositie in leerjaar 3 ten opzichte van het advies van de basisschool;

  • 2. zittenblijven in de eerste twee leerjaren.

Met betrekking tot de eerste indicator zal de inspectie een nieuwe werkwijze gaan hanteren, die ik hieronder beschrijf. De leden Van Meenen, Rog en Klaver verzochten om een beoordeling die enerzijds positieve prikkels voor scholen moet bevatten in geval van dubbeladvies om hoge verwachtingen van kinderen zo veel mogelijk waar te maken en ze op het hoogste niveau te krijgen of te houden door het bieden van goed onderwijs, en anderzijds dat scholen niet worden bestraft als zij kinderen het voordeel van de twijfel hebben gegeven. Het lid Ypma verzocht mij al eerder om scholen in het voortgezet onderwijs niet af te rekenen op het aantal afstromende leerlingen (Kamerstuk 33 157, nr. 37). Leerlingen waarover twijfel bestaat zouden ook naar mijn mening het voordeel van de twijfel moeten krijgen. Scholen die kansen bieden, zouden daarvoor moeten worden beloond en scholen die geen kansen bieden moeten daar door de inspectie op worden aangesproken. De inspectie komt naar mijn mening met de nieuwe wijze van beoordelen aan deze wensen tegemoet.

In het huidige model is de situatie als volgt:

Een leerling met bijvoorbeeld een advies havo/vwo die in leerjaar 3 op het havo komt, krijgt in de berekening een score -0,5 punt. Komt deze leerling in leerjaar 3 op het vwo, dan krijgt deze in de berekening een score +0,5.

In het nieuwe model wordt dit:

Een leerling met bijvoorbeeld een advies havo/vwo die in leerjaar 3 op het havo komt, telt neutraal mee in de berekening, score 0 (nul). Komt deze leerling in leerjaar 3 op het vwo, dan krijgt deze in de berekening een score +1.

Gevolg is een positieve prikkel voor opstroom bij dubbele adviezen. Scholen die leerlingen met een dubbel advies kansen bieden en hen in de hoogste schoolsoort plaatsen, zullen niet meer een negatieve score krijgen als de leerlingen in het derde jaar in de lagere schoolsoort zitten. Hierbij geldt wel dat de normering van de indicator uitgaat van een minimaal aantal leerlingen dat in leerjaar 3 op het vwo terecht komt. Het is dus niet zo dat een school leerlingen met een dubbel advies havo/vwo simpelweg op het havo kan plaatsen, zonder dat dit consequenties heeft. Een risicomijdende school die leerlingen geen kansen biedt, haalt voor deze indicator een onvoldoende. In een kwaliteitsonderzoek kan de inspectie vervolgens beoordelen of deze school leerlingen tekort doet.

Aanpassing indicator Verschil SE-CE

Aan het civiele effect van het diploma mag niet worden getwijfeld. In het verleden constateerde de inspectie dat het verschil tussen de gemiddelde cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen te groot was. De inspectie merkt sindsdien een verschil groter dan 0,5 punt aan als onvoldoende. Gelukkig constateert de inspectie in haar laatste Onderwijsverslagen dat het verschil tussen het cijfer voor het schoolexamen en voor het centraal examen de laatste jaren kleiner geworden is. Het gemiddelde cijfer voor het schoolexamen daalt al een aantal jaren licht, terwijl de cijfers voor het centraal examen geleidelijk zijn gestegen. Net als in 2013 zijn er in 2014 maar weinig scholen waar het verschil tussen beide cijfers te groot is. Daarmee is het oorspronkelijke doel van deze indicator gerealiseerd.

Daarnaast zijn er in 2011 en 2012 andere maatregelen genomen om te voorkomen dat leerlingen hun diploma behalen door een – kunstmatig – hoog cijfer voor het schoolexamen. De zak/slaag-regeling bepaalt dat een leerling alleen een diploma krijgt als ten minste gemiddeld een 5,5 is gehaald voor het centraal examen. Ook mag de leerling voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde maximaal één onvoldoende (een vijf) hebben.

Ik heb signalen ontvangen die erop wijzen dat de indicator Verschil SE-CE geen toegevoegde waarde meer heeft en leidt tot ongewenst gedrag. Het voorkomen van een te groot verschil vraagt – te grote – inspanningen van scholen en levert geen bijdrage meer aan de onderwijskwaliteit. Ook uw Kamer heeft als zorg geuit dat de koppeling tussen het schoolexamen en het centraal examen mogelijk tot versmalling van de lesinhoud in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs leidt (Kamerstuk 31 289, nr. 209). Dit acht ik niet wenselijk. In het nieuwe model zal de inspectie deze indicator dan ook laten vervallen als onderdeel van de beoordeling van de leerresultaten Hiermee kom ik tegemoet aan de wensen van de scholen en uw Kamer.

Het Verschil SE-CE blijft wel van belang voor de handhaving op het behoud van de examenlicentie (artikel 29 WVO). De regel dat scholen hun examenlicentie kunnen verliezen bij langdurig (zes jaar) te groot verschil tussen SE en CE blijft dus bestaan. De inspectie zal hierop blijven toezien.

Mocht blijken dat het verschil tussen SE en CE in de komende jaren enorm groeit, dan is het mogelijk dat de indicator Verschil SE-CE weer onderdeel wordt van de beoordeling van leerresultaten.

Ten slotte

Ik zal het Inrichtingsbesluit WVO, inclusief de te wijzigen Regeling leerresultaten VO, wijzigen en na de zomer aan uw Kamer toesturen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven