31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 188 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2014

Tijdens het Algemeen Overleg van 18 juni 2013 (Kamerstuk 31 289, nr. 163) over diverse examenonderwerpen VO, zijn door de commissieleden vragen gesteld en opmerkingen gemaakt ten aanzien van de kritiek van hoogleraren Nederlands over de inhoud van het examen Nederlands havo en vwo. De kritiek bleek ook te gaan over onderwerpen die tot het schoolexamen behoren. Een specifiek onderwerp betreft de argumentatieve vaardigheden.

Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens dit Algemeen Overleg, heeft er in het najaar 2013 een constructief gesprek plaatsgevonden tussen het College voor Examens (CvE), Cito en de hoogleraren. Een kwalitatief hoogstaand examen Nederlands havo en vwo bleek een gedeelde wens van de gesprekspartners. Over de wijze waarop daaraan verder vorm kan worden gegeven beraadt het CvE zich.

Dit is uw Kamer gemeld bij de OCW begrotingsbehandeling 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 48, iem 4).

Abusievelijk is het verslag van dit gesprek nog niet aan Uw Kamer gezonden, bijgaand treft u het alsnog aan1.

Inmiddels heeft het CvE naar aanleiding van het gesprek een syllabuscommissie ingesteld met leden die zijn voorgedragen door de Vereniging van Leraren in Levende Talen (VLLT). Deze commissie onderzoekt of de beschrijving van de domeinen A en D in de syllabi Nederlands havo en vwo op het gebied van argumentatieve vaardigheden voldoende adequaat en in overeenstemming is met de actuele wetenschappelijke stand van zaken.

Naar verwachting is het syllabustraject in maart 2015 afgerond.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven