31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 183 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2014

Op verzoek van het lid Rog (CDA) kom ik schriftelijk terug op de vraag of de ontheffing voor de tweede moderne vreemde taal een besluit is van de school of het recht is van de leerling.

De school kan een leerling ontheffing verlenen voor de tweede moderne vreemde taal op het atheneum (op havo en gymnasium is de tweede moderne vreemde taal niet verplicht). De ontheffing geldt sinds de invoering van de vernieuwde tweede fase, dus met ingang van 2007 in het vierde leerjaar van het atheneum en voor het eerst bij de uitslag van het examen in 2010.

De ontheffing kan worden verleend:

  • aan een leerling met een stoornis die betrekking heeft op taal, of met een zintuiglijke beperking die effect heeft op taal,

  • aan een leerling die een andere moedertaal heeft dan Nederlands of Fries,

  • aan de «eenzijdige bèta» die het onderwijs in één van de natuurprofielen volgt en voor wie het volgen van onderwijs in de taal naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding hindert.

In plaats van de tweede moderne vreemde taal volgt de leerling een ander examenvak. Het programma als geheel wordt dus niet verlicht. Een en ander is geregeld in artikel 26e lid 4 van het Inrichtingsbesluit VO. In de toelichting geeft de wetgever aan dat met de verplichting voor de tweede moderne vreemde taal en de daaraan gekoppelde ontheffingsmogelijkheden een evenwicht wordt gevonden tussen twee wensen. Enerzijds de wens dat de toegang tot het wetenschappelijk onderwijs gekoppeld is aan brede talenkennis, anderzijds de wens om te voorkomen dat dit leidt tot onnodige blokkades voor leerlingen voor wie het wetenschappelijk onderwijs cognitief haalbaar is maar juist dit ene facet blokkerend kan werken.

Dat een school ontheffing kan verlenen, betekent dat er geen sprake is van een automatisch recht, maar de school heeft ook niet de mogelijkheid om de bepaling te negeren. Zoals met name bij de derde genoemde categorie leerlingen zichtbaar is, dient de school een afgewogen inschatting te maken of van een blokkade sprake is. Waar de tweede moderne vreemde taal niet blokkerend werkt, hoeft de ontheffing niet te worden verleend. De school kan de ontheffingsbepaling echter, zoals gezegd, niet negeren door af te zien van het maken van een afweging.

Mocht de leerling van mening zijn dat de school ten onrechte geen ontheffing verleent, dan kan de leerling zich wenden tot de klachtencommissie – als bedoeld in artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs – van de school.

Wanneer dat niet tot een voor de leerling acceptabele uitkomst leidt, is als ultimum remedium de stap naar het College voor de Rechten van de Mens mogelijk.

Het College voor Examens besteedt in zijn jaarlijkse voorlichtingsbrochure over hulpmiddelen en aanpassingen voor leerlingen met een beperking bij centrale examinering nadere aandacht aan het betreffende artikel van het Inrichtingsbesluit VO.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven