31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 167 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2013

Bij brief van 18 april 2013 heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzocht om in een brief aan de Kamer mijn visie op de regelgeving rondom het toelatingsbeleid en de wijze waarop scholen in het voortgezet onderwijs dit uitvoeren, toe te lichten. Dit mede in het licht van de te verwachten regelgeving voortkomend uit het wetsvoorstel Centrale Eindtoets.

Aanleiding tot dit verzoek vormde een brief van een burger over de toelating tot het voortgezet onderwijs.

In dit kader ga ik allereerst in op de email-brief met bijlagen van een burger en vervolgens ga ik op het toelatingsbeleid van scholen voor voortgezet onderwijs in het licht van regelgeving hiervoor in gevolge het wetsvoorstel Centrale eindtoets.

1. De klacht over het toelatingsbeleid voortgezet onderwijs

De klagende burger stelt dat scholen in de gemeente Utrecht kinderen uit de Utrechtse gemeente Stichtse Vecht discrimineren. Als die naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs willen in de gemeente Utrecht, en er zijn al te veel aanmeldingen, kan de school voorrangsregels hanteren voor bv. kinderen uit de gemeente Utrecht. Die ruimte biedt de «povo-procedure»1 van de scholen in de gemeente Utrecht. De burger vindt dat de povo-procedure in strijd is met het grondwettelijke recht op gelijke behandeling.

Wat houdt de Utrechtse povo-procedure in?

De povo-procedure is een afspraak van scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de gemeente Utrecht met de gemeente Utrecht. Het betreft de procedure van aanmelding en inschrijving bij de overstap van primair naar voortgezet onderwijs. Doel is dat leerlingen op een school terechtkomen die aansluit bij hun mogelijkheden en eventuele ondersteuningsvraag. Andere factoren die meewegen, zijn de afstand tot de school en of de school voldoende plaats heeft.

Bij te veel aanmeldingen geeft de povo-procedure de ruimte aan de scholen om voorrangsregels toe te passen. Er zijn binnen de povo-procedure drie voorrangsregels toegestaan voor:

  • 1. rugzakleerlingen met PCL-verklaring;

  • 2. leerlingen uit gemeente Utrecht;

  • 3. broertjes of zusjes van leerlingen die al op de school zitten.

De school mag zelf beslissen of de voorrangsregels worden toegepast.

Wat zegt de regelgeving.

Volgens het Inrichtingsbesluit WVO beslist het bevoegd gezag van een school over de toelating van leerlingen. Dit is een discretionaire bevoegdheid. Scholen mogen hun toelatingsbeleid ook onderling afstemmen, om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk kinderen op een geschikte plek terecht komen.

Voorwaarde is wel dat scholen de (voorrangs)regels zorgvuldig, consequent en transparant hanteren, om willekeur te vermijden. Het toelatingsbeleid zal vooraf aan ouders en leerlingen duidelijk moeten zijn bijvoorbeeld via de website. De medezeggenschapsraad is bevoegd om advies uit te brengen over het voorgenomen toelatingsbeleid.

Ik vind dat het huidige systeem van toelating adequaat functioneert.

Wanneer is er sprake van discriminatie

Bij het maken van onderscheid betekent het niet per definitie, dat er sprake is van een niet toegestane vorm van onderscheid of discriminatie. Op allerlei terreinen ook in wet- en regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen situaties, personen en leeftijd. Het oordeel of er in een concreet geval sprake is van op onrechtmatige wijze maken van onderscheid is uiteindelijk aan de rechter.

Artikel 1 van de Grondwet biedt bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond dan ook zoals nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Het College voor de Rechten van de Mens (voorheen de Commissie voor gelijke behandeling) behandelt alleen een klacht als het benadeling op grond van geslacht, leeftijd, godsdienst, seksuele gerichtheid, ras (afkomst), nationaliteit, handicap of chronische ziekte, burgerlijke staat, arbeidsduur, vaste of tijdelijke arbeidsovereenkomst, levensovertuiging of politieke overtuiging betreft.

Het begrip «woonplaats» is geen criterium.

Het begrip «woonplaats» zou een rol kunnen spelen bij het maken van indirect onderscheid waarbij een neutrale bepaling alsnog discriminerend uitwerkt op bovengenoemde criteria. Maar indirect onderscheid kan objectief gerechtvaardigd zijn door een legitiem doel en de middelen om dat doel te bereiken kunnen passend en noodzakelijk zijn.

Uiteindelijk is dit ter beoordeling van de rechter.

2. Regelgeving als gevolg van het wetsvoorstel Centrale Eindtoets

Momenteel ligt het wetsvoorstel Centrale Eindtoets bij de Eerste Kamer. In het voorstel wordt onder meer geregeld dat het schooladvies van de basisschool leidend wordt voor de toelating tot het voortgezet onderwijs.2 Het schooladvies gaat dus zwaarder wegen dan het advies bij de eindtoetsscore.

De eindtoetsscore speelt nog wel een belangrijke rol, als daaruit blijkt dat de leerling tot meer in staat is dan werd geadviseerd in het schooladvies. De basisschool heroverweegt dan het eerdere schooladvies.

Gevolg van het wetsvoorstel is dat het Inrichtingsbesluit WVO moet worden gewijzigd. Daarbij gaat het om de regels voor toelating van leerlingen tot het eerste leerjaar. Zo wordt in dat besluit nog gesproken van aanvullende toelatingsvoorwaarden in de vorm van een onderzoek naar geschiktheid door middel van een toelatingsexamen, een proefklasse, een onderzoek naar verworven kennis en inzicht of een psychologisch onderzoek.

Een wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO wordt daarom voorbereid.

Daarbij zal ook rekening moeten worden gehouden met situaties waarin de voorrang van het schooladvies met als tweede objectieve maatstaf de eindtoets niet goed toepassing kan vinden. Dit kan zich voordoen wanneer een leerling niet direct daaraan voorafgaand afkomstig is van een basisschool die een schooladvies/centrale eindtoets hanteert. Ook de wijze van toelating in het kader van passend onderwijs en de bijbehorende zorgplicht worden meegenomen.

Ongewijzigd blijft dat de scholen of schoolbesturen (het bevoegd gezag) beslissen over de toelating van leerlingen. Ze mogen daarvoor procedures opstellen, bijvoorbeeld voor het geval dat er meer aanmeldingen dan plaatsen zijn. Ook de denominatie van een school en de zorgbehoeften van de betrokken leerling mogen meewegen. Net als nu zal het toelatingsbeleid transparant en consistent moeten zijn.

Ik streef er naar rond de komende jaarwisseling het concept van een algemene maatregel van bestuur met daarin de wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO met de Tweede Kamer te delen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Po-vo is een samentrekking van de afkortingen voor primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo).

X Noot
2

Daarvoor wordt het volgende toegevoegd aan artikel 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs: «De toelating van de leerling wordt gebaseerd het schooladvies, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 43, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra

Naar boven