31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 146 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2013

Hierbij zend ik u het rapport van CITO inzake «De praktijk van de eerste en tweede correctie».1 Het betreft een onderzoek naar de correctie van de centrale examens in het voortgezet onderwijs. Dit onderzoek is een initiatief van de VO-raad en het CITO naar aanleiding van het debat met uw Kamer op 20 mei 2008. In dit debat kwamen, naast de aanscherpingen van de examens, signalen van onder meer de Inspectie van het onderwijs aan de orde rond het steekproefsgewijs uitvoeren van tweede correctie door docenten. Voor mijn voorganger was dit reden het onderzoek toe te juichen en (deels) financieel te ondersteunen.

Diverse deelonderzoeken hebben eind 2011 en begin 2012 geleid tot een brede enquête onder correctoren. De uitkomst daarvan en de ervaringen uit de eerdere deelonderzoeken zijn opgenomen in bijgaande samenvatting van het onderzoek naar het functioneren van het centraal schriftelijk examen (CSE).

De voor mij belangrijkste conclusie van het rapport is dat de tweede correctie door docenten niet volledig en niet volgens de regels wordt uitgevoerd. De tweede correctie blijft vrijwel nooit achterwege, maar slechts een derde van de docenten corrigeert integraal overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Twee derde van de tweede correctoren kijkt niet alle werken na en/of per kandidaat niet alle vragen. Een belangrijke oorzaak die hiervoor genoemd wordt in het rapport is gebrek aan tijd en ondersteuning door de scholen.

Ik vind dit niet acceptabel. Voor mij is de kern dat ouders en leerlingen er op aan moeten kunnen dat dit op scholen goed geregeld is. Dat was voor mijn voorganger ook aanleiding om direct na de zomervakantie het overleg te starten over de aanbevelingen in het rapport. Doel hierbij was om bij presentatie van het rapport en ruim vóór de volgende examenronde duidelijkheid te creëren over de te nemen maatregelen. Bij deze gesprekken waren vertegenwoordigers van vakbonden, de VVVO, CITO, VO-raad, het CvE, de Inspectie van het onderwijs en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) betrokken.

Tijdens de diverse overleggen bleken de standpunten rond de aanbevelingen ver uiteen te liggen. Vooral rond de eerste aanbeveling uit het rapport, het werken met een gelijktijdige eerste en tweede correctie, was veel discussie. Aanvankelijk leek hier in november vorig jaar overeenstemming over te zijn. Begin dit jaar bleek echter dat werkdruk en onvoldoende correctietijd door werkgevers en docenten toch als te grote bezwaren tegen deze oplossing werden gezien.

Voor mij staat het vertrouwen in de correctie voorop. Daarom heb ik besloten de volgende maatregelen te nemen. Ik zal de inspectie verzoeken om bij de komende examens extra toe te zien op het naleven van de eisen rond de tweede correctie. Ik zal daarnaast de besturen en schoolleiders, samen met de VO-raad, aanspreken op het uitvoeren van de regels van correctie van de eindexamens, en het faciliteren van de tweede correctie.

Ook zal ik met de VO-raad twee pilots starten om te bezien of er niet een voor docenten minder belastende tweede correctie mogelijk is, zonder concessies te doen aan de kwaliteit hiervan. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten hiervan informeren.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven