Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2010
Hierbij zend ik u het rapport «de benaming van opleidingen».1 Dit rapport is het resultaat van het onderzoek dat de Inspectie van het Onderwijs in opdracht van het Ministerie van OCW
heeft uitgevoerd.
Het vertrekpunt van het onderzoek was het rapport «Creatief of Correct» dat in 2008 tot stand is gekomen door onderzoek naar
naamgeving van opleidingen op websites van instellingen. De Inspectie van het Onderwijs is nagegaan of de voorlichting op
de websites van instellingen waarvan opleidingsnamen niet volstrekt helder werden gecommuniceerd, een jaar na de rapportage
van «Creatief of Correct»in overeenstemming is gebracht met de vereiste wet- en regelgeving. Ook in het vervolgonderzoek stond
de correcte voorlichting van instellingen op hun websites dus centraal, waarbij in het bijzonder is gekeken naar de correcte
benaming van opleidingen en de correcte vermelding van de accreditatiestatus die aan een opleiding wordt toegeschreven. Kortom,
er is onderzocht in hoeverre instellingen, die eerder niet duidelijk waren in hun voorlichting, de opleidingen nu wel op de
correcte wijze op hun websites presenteren.
Van de geselecteerde websites werden na de analyse bij dertien instellingen onwenselijkheden aangetroffen ten aanzien van
de naam en/of vermelding van de accreditatiestatus van een of meerdere opleidingen. Het gaat in totaal om dertig opleidingen.
De desbetreffende instellingen zijn hierop schriftelijk aangesproken en in twee gevallen heeft een aanvullend gesprek plaatsgevonden.
Eind februari 2010 zijn de desbetreffende websites opnieuw bekeken en de resultaten hiervan heb ik inmiddels ontvangen. Al
deze instellingen, op één na, hebben de voorlichting op hun websites aangepast. Van één instelling concludeert de inspectie
dat de website nog steeds onwenselijke en suggestieve zaken vermeldt. Met betrekking tot deze instelling zullen de nodige
vervolgstappen worden gezet.
De Inspectie van het Onderwijs merkt op dat het onderzoek het bewustzijn over correcte voorlichting heeft versterkt. Zij concludeert
dat bijna alle onwenselijkheden zijn aangepast, maar dat structurele controle noodzakelijk blijft. Naar de opvatting van de
inspectie kan structurele controle van naamgeving op websites het beste plaatsvinden in het kader van de accreditatie van
opleidingen. Hiervoor wordt een aantal aanbevelingen gedaan.
Ik deel de opvatting van de inspectie dat een structurele voorziening nodig is om verzekerd te zijn van transparante studievoorlichting.
Om die reden is door het wetsvoorstel Versterking besturing nu geregeld dat de studievoorlichting aan (aanstaande) studenten
moet voldoen aan bepaalde eisen (artikel 7.15 WHW). De informatie over onder meer de opleidingsnamen moet zodanig zijn dat
(aankomende) studenten zich een goed oordeel kunnen vormen van de inhoud en inrichting van het gevolgde of te volgen onderwijs
en examens en in staat zijn om een goede vergelijking te maken tussen opleidingen. Dat betekent onder meer dat de opleidingsnamen
zoals geregistreerd in het CROHO moeten worden gecommuniceerd. Dit geldt zowel voor de bekostigde als voor de niet bekostigde
instellingen voor hoger onderwijs. Het tweede lid van genoemd artikel geeft aan dat hierover afspraken worden gemaakt tussen
instellingen en relevante belangenorganisaties van studenten. Daarmee is een duidelijk wettelijk kader gegeven voor zorgvuldige
studievoorlichting. Naar mijn oordeel biedt het nieuwe artikel 7.15 een goede basis voor adequate handhaving. Het ligt echter
niet in de rede deze te laten plaatsvinden in het kader van de accreditatie. Het toezicht op de naleving ervan behoort tot
de reguliere taak van de inspectie, evenals het functioneren als loket voor klachten. Het ligt niet voor de hand om het oordeel
over de zorgvuldigheid van de studievoorlichting te laten meewegen in de beslissing om accreditatie al dan niet te verlenen.
De beoogde aanpassing van het accreditatiebestel heeft juist tot doel om de lasten van accreditatie te verlichten en de focus
van accreditatie aan te scherpen; het toevoegen van nieuwe aspecten aan accreditatie zou afbreuk doen aan dat streven.
De aanbevelingen 1, 2 en 4 van de Onderwijsinspectie neem ik over. De NVAO dient in het kader van de accreditatieprocedure
te toetsen of de door de instelling opgegeven naam van de opleiding overeenkomt met de in het CROHO geregistreerde naam. Ook
dient de NVAO in haar accreditatiebesluit, onderliggende rapporten en communicatie op haar website uitsluitend de officiële
CROHO-naam van de opleiding te vermelden. Ik zal de NVAO hierop attenderen.
Het rapport laat zien dat handhavend onderzoek werkt. Er is een verbetering zichtbaar in de voorlichting van instellingen
en instellingen zijn zich meer bewust van het belang van correcte voorlichting. De bevindingen zijn goed in kaart gebracht
en ook de hardnekkige gevallen zijn bekend. De instellingen waar deze gevallen zijn geconstateerd, zijn hierop aangesproken.
De nieuwe wettelijke bepaling met betrekking tot de studievoorlichting geeft een duidelijke wettelijke basis voor het toezicht
door de Onderwijsinspectie.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart