Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2022
Op 25 november 2020 heeft uw Kamer een motie van de leden Westerveld en Van den Hul1 aangenomen. De motie verzocht, naar aanleiding van onderzoek naar zwangerschapsdiscriminatie
op de arbeidsmarkt door het College voor de Rechten van de Mens, de regering om de
uitval van zwangere vrouwen in de wetenschap te onderzoeken.
Met deze brief stuur ik u de eindrapportage van het onderzoek naar de uitval van vrouwen
in de wetenschap dat door Technopolis is uitgevoerd. Hiermee geef ik uitvoering aan
de motie van de leden Westerveld en Van den Hul. De onderzoeksresultaten laten zien
dat vrouwen en mannen die de wetenschap hebben verlaten vergelijkbare factoren noemen
als reden voor vertrek. Dat zijn onder andere werkgewoonten, competitie voor onderzoeksfinanciering
en -posities, en het gebrek aan baanzekerheid.
Vrouwen en mannen die werkzaam zijn in de wetenschap laten naast overeenkomsten ook
verschillen zien in de factoren die zij noemen als mogelijke reden voor toekomstig
vertrek. Vrouwen noemen factoren rond het hebben van kinderen (zoals hoge kosten van
kinderen en beschikbaarheid van kinderopvang) en bijbehorende zorgtaken, het gebrek
aan naleving van inclusiebeleid, gebrek aan transparantie in beoordelingen en promotie,
en slechte werk-privé balans vaker dan mannen. De resultaten tonen ook aan dat vrouwen
met tijdelijke arbeidscontracten kwetsbaarder zijn voor ongelijke behandeling en discriminatie.
Zij benoemen, vergeleken met vrouwen met een vaste aanstelling, vaker organisatie-
en onderzoekscultuur, specifiek in de context van zwangerschap of het hebben van kinderen,
als problematisch. Hierbij gaat het om zaken als negatieve reacties van collega’s
op een aangekondigde zwangerschap, expliciete vragen over een kinderwens en negatieve
rolmodellen.
De bevindingen in dit rapport hebben overeenkomsten met andere recente rapporten over
werkomstandigheden in de wetenschap. Zo laat deze rapportage, net als bijvoorbeeld
de KNAW-gids «sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap» zien dat onder andere
de onderzoeks- en organisatiecultuur, het beleid binnen organisaties, leiderschap,
en persoonlijke verhoudingen invloed hebben op de werkbeleving van wetenschappers.
Ik ga in op de bevindingen uit de eindrapportage in de integrale aanpak sociale veiligheid
waarover ik u in de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap van 17 juni jl.2 heb geïnformeerd. Deze aanpak stuur ik later dit jaar naar uw Kamer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf