31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 983 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2022

Op 8 april 2022 heeft de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) het advies «Grenzeloos onderzoeken. Stimuleer interdisciplinariteit met twee onderscheidende overheidsrollen» gepubliceerd. Zoals gevraagd door de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer heb ik in mijn beleidsbrief van 17 juni 2022 een eerste korte reactie op het rapport opgenomen.1 Met deze brief stuur ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, een nadere reactie op dit rapport. De centrale vraag in het advies is: «Hoe kan het Rijk interdisciplinariteit beter en blijvend stimuleren?».

Met interdisciplinair onderzoek en onderwijs worden grenzen tussen (wetenschappelijke) disciplines overbrugd. Hierdoor kunnen doorbraken in kennis worden gerealiseerd die bijdragen aan complexe maatschappelijke vraagstukken zoals klimaatverandering, veiligheid of kansengelijkheid. Deze vraagstukken beperken zich immers niet tot traditionele disciplinegrenzen. Het adviesrapport van de AWTI schetst op heldere wijze dat interdisciplinair onderzoek vele vormen kent. Door de uiteenlopende invullingen van interdisciplinair onderzoek kan de overheid deze vorm van onderzoek niet in algemene zin stimuleren. In plaats daarvan stelt de AWTI dat de overheid een duidelijk onderscheid dient te maken tussen de twee rollen die het Rijk volgens de AWTI vervult: enerzijds bottom-up door ruimte te bieden aan grensverleggend onderzoek dat vanuit de wetenschap en samenleving ontstaat, anderzijds top-down door richting te geven aan en coördineren van onderzoek gericht op maatschappelijke opgaven. De AWTI schetst een aantal stappen die genomen kunnen worden om deze twee rollen krachtiger invulling te geven.

Ik dank de AWTI voor dit waardevolle rapport waarin het belang en de kenmerken van interdisciplinair onderzoek scherp uiteen worden gezet. In deze brief ga ik nader in op de adviezen en de vier aanbevelingen in het rapport.

Ruimte voor interdisciplinariteit op initiatief onderzoekers

De eerste aanbeveling van de AWTI ter vermindering van bestaande belemmeringen is om bottom-up interdisciplinariteit in het onderzoek te faciliteren. Dit kan volgens het advies het beste door meer ruimte te geven aan het initiatief van individuele onderzoekers of teams van onderzoekers, bedrijven of organisaties met een wetenschappelijke of maatschappelijke drijfveer. Bijvoorbeeld door het starten van een nieuw programma gericht op excellente interdisciplinariteit in kleine teams, of in andere programma’s de drempels voor niet-wetenschappelijke partijen te verlagen.

Relevant voor deze aanbeveling is dat het kabinet momenteel grote investeringen in het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek doet, met als doel het bevorderen van excellent, ongebonden onderzoek dat inspeelt op veelbelovende wetenschappelijke ontwikkelingen. Zoals ik in mijn beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap uiteen heb gezet, gaat het om investeringen in het hele stelsel.1 Deze investeringen vergroten de ruimte voor onderzoekers om ongebonden onderzoek te doen, en verminderen eventuele schotten tussen disciplines in lijn met de aanbeveling van de AWTI. Een voorbeeld zijn de starters- en stimuleringsbeurzen, waarbij onderzoekers veel vrijheid hebben om de grenzen van hun onderwerp te kiezen. Ook in de uitwerking van sectorplannen is er ruimte om interdisciplinariteit te faciliteren, bijvoorbeeld door de manier waarop de plannen bijdragen aan versterking van thema’s zoals maatschappelijke impact.

In de context van de oproep in het adviesrapport om drempels te verminderen voor niet-wetenschappers worden ook stappen gezet. Zo heeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de ambitie om maatschappelijke partners financieel tegemoet te komen die een wezenlijke bijdrage leveren aan de doelstelling van een NWO-samenwerkingsprogramma.2

Bevorderen samenwerking voor maatschappelijke opgaven

Het tweede advies van de AWTI is om duidelijker keuzes te maken in het top-down richting geven aan en het coördineren van onderzoek gericht op maatschappelijke opgaven.

In mijn beleidsbrief heb ik specifiek aandacht gegeven aan deze aanbeveling om duidelijkere keuzes te maken. Zo wordt met een investering vanuit het fonds voor Onderzoek en Wetenschap in de komende tien jaar gemiddeld € 50 miljoen per jaar geïnvesteerd in vernieuwing en modernisering van bestaande onderzoeks-infrastructuur voor toegepast onderzoek, met als één van de doelstellingen het ontwikkelen van kennis en toepassingen voor maatschappelijke oplossingen en transities. Hier ligt een kans om interdisciplinariteit te bevorderen. Over de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) en haar rol bij de versterking van samenwerking tussen disciplines zal ik u op korte termijn een aparte brief sturen, naar aanleiding van het recente advies van AWTI en de onafhankelijke evaluatie.

Daarnaast is het dankzij de extra financiering vanuit het Nationaal Groeifonds van het kabinet mogelijk om gericht financiering te verbinden aan bepaalde maatschappelijke uitdagingen. Vanaf de derde ronde van het Nationaal Groeifonds, die dit jaar is gestart, zal de beoordelingscommissie extra aandacht geven aan de thematische samenhang van haar portfolio, onder andere door het missie-gedreven topsectoren- en innovatiebeleid nadrukkelijker als uitgangspunt te nemen en concrete uitdagingen te formuleren op aandachtsgebieden.

Het is belangrijk om in dit kader tot een eenduidige visie te komen op maatschappelijke impact, waaronder valorisatie. De Minister van EZK en ik zullen zoals aangekondigd in de eerder genoemde beleidsbrief, samen met universiteiten en andere kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, startups en bedrijfsleven hieraan werken.3 Bestaande initiatieven zoals het ondernemerschapsonderwijs, de Faculty of Impact, de Regeling Thematische Technology Transfer en de Nationale Wetenschapsagenda hebben in de afgelopen jaren al een stimulerende rol gespeeld. Zoals beschreven in mijn beleidsbrief sta ik positief tegenover contact met de AWTI bij het voorbereiden van deze visie op betere knowledge transfer en meer kans op maatschappelijke impact.

Interdisciplinaire samenwerking in het hoger onderwijs

De derde aanbeveling van de AWTI betreft het stimuleren van interdisciplinariteit in het hoger onderwijs. Ik onderschrijf deze aanbeveling, maar stel ook vast dat er al veel goede initiatieven lopen in het veld. Zoals ik ook opmerkte in mijn beleidsbrief ben ik tijdens mijn werkbezoeken onder de indruk geraakt van onderwijsprojecten waarin in toenemende mate maatschappelijke uitdagingen en grote transities centraal staan, en waarin over grenzen van disciplines en van onderwijssectoren (mbo, hbo en wo) heen wordt gewerkt.

Voorop gesteld moet worden dat instellingen binnen het hoger onderwijs zelf leidend zijn in het ontwikkelen van nieuwe initiatieven. Door in dialoog te zijn met maatschappelijke partners, weten zij welke brede vaardigheden en competenties nodig zijn in opleidingen, waar de arbeidsmarkt en de complexiteit van maatschappelijke vraagstukken om vragen. Nu al spelen onderwijsinstellingen met hun onderwijsaanbod goed in op deze behoefte. Opleidingen hebben steeds vaker een innovatief en interdisciplinair karakter en het aantal nieuwe opleidingen met een sectoroverstijgende insteek neemt in verhouding toe. Daarnaast is het van belang dat vernieuwing van het onderwijs zoveel mogelijk wordt vormgegeven binnen reeds bestaande opleidingen. De wet- en regelgeving biedt hier al veel ruimte voor: instellingen kunnen zelf inspelen op ontwikkelingen zonder daar een nieuwe opleiding voor te hoeven starten.4

Wanneer een onderwijsinstelling een nieuwe opleiding wil starten, bijvoorbeeld over de grenzen van disciplines heen, gaat hier een toetsingsproces aan vooraf. Het onderbouwen van de macrodoelmatigheid van een nieuwe opleiding met een innovatief en interdisciplinair karakter en een vergelijking met aanverwante opleidingen bleek in de praktijk lastig te zijn. In de Regeling macrodoelmatigheid hoger onderwijs is daarom meer ruimte gecreëerd voor een kwalitatieve onderbouwing van de arbeidsmarktbehoefte.

Kennis over interdisciplinariteit delen

Het vierde en laatste advies van de AWTI is om de kennis over interdisciplinariteit in onderzoek in brede zin beter te verbinden en te gebruiken. De AWTI noemt hierbij specifiek ministeries, NWO en ook de kennisinstellingen, met als doel dat beleidsmakers, uitvoerders en onderzoekers hierover de juiste kennis hebben. Dit draagt bij aan een betere beoordeling van onderzoeksvoorstellen, een betere uitvoering van die voorstellen, en aan een betere verbinding van kennis tussen organisaties en tussen theorie en praktijk.

Dit inzicht onderschrijf ik. Ik wil hierbij inzetten op het versterken van de volledige kennisketen en alle typen kennisinstellingen ondersteunen. Bij deze aanbeveling speelt NWO een belangrijke rol. Zo zal NWO een grotere rol spelen in het verbinden van kennis over interdisciplinariteit door het stimuleren van nationale en internationale kennisnetwerken en het bevorderen van alle vormen van disciplinaire (mono-, inter- en transdisciplinaire) samenwerking, kennisketenbrede samenwerking en kennisopbouw. NWO wil hierbij specifiek inzetten op het vanaf het begin betrekken van alle partners bij een inter- en transdisciplinaire samenwerking bij de financiering van onderzoek. Aanvullend beveelt de AWTI aan om een zwaartepunt te vormen op het gebied van inter- en transdisciplinaire samenwerking zodat kennis tussen organisaties beter verbonden kan worden. Op dit vlak heb ik er vertrouwen in dat het onlangs opgerichte kennisplatform van NWO deze expertisefunctie succesvol kan uitbouwen. Daarnaast stimuleer ik de deelname van Nederlandse partners aan Europese onderzoeks- en innovatiesamenwerking zoals Horizon Europe, waarin de betrokkenheid van verschillende sectoren, disciplines en eindgebruikers een belangrijk uitgangspunt vormt.

Ik ben verheugd om te lezen dat de AWTI in haar adviesrapport constateert dat er al volop interdisciplinair onderzoek plaatsvindt en dat er al veel gebeurt om dit te stimuleren. Met deze uitgangspositie en in deze brief genoemde stappen voor de toekomst heb ik er volste vertrouwen in dat we in Nederland bouwen aan de verdere integratie van het werken over de grenzen van disciplines.

In de afgelopen decennia zijn sommige bestaande grenzen tussen disciplines al danig vervaagd en disciplinaire grenzen zullen blijven verschuiven. Dit is een proces dat hand in hand gaat met de toenemende complexiteit van maatschappelijke vraagstukken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 964.

X Noot
2

Kamerstuk 29 338, nr. 258, NWO strategie 2023 – 2026 «Wetenschap werkt!».

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 952, Motie van de leden Van der Woude en Van der Graaf over een eenduidige visie op maatschappelijke impact, waaronder valorisatie.

X Noot
4

In de brochure «Ruimte in regels» van het Ministerie van OCW is als richtlijn gegeven dat een verantwoorde omgang met de ruimte wat OCW betreft ligt op het maximaal wijzigen van 50% van de beoogde eindkwalificaties van de gehele opleiding (inclusief alle varianten) in zes jaar. Instellingen mogen daar, met het oog op het eigen profiel en opleidingen en mits goed gemotiveerd, van afwijken.

Naar boven