31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 963 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2022

Tijdens het commissiedebat internationalisering en kennisveiligheid van 9 februari

jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 943) is onder andere de groeiende internationale instroom in het Nederlandse hoger onderwijs aan bod gekomen. Ik ben uw commissie zeer erkentelijk dat u mij de ruimte heeft geboden te reflecteren op dit onderwerp. Uw Kamer bracht dit onderwerp ter sprake in verband met het thans bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanhangige wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid. Ik heb tijdens het debat toegezegd uw Kamer nader te informeren over wat ik met dit wetsvoorstel van plan ben, ook in relatie tot wat in het coalitieakkoord hierover is opgenomen: «Als de bestaande en nog in te voeren instrumenten onvoldoende blijken te zijn om schokken in de (internationale) studentenaantallen te beheersen, dan kijken we of nieuwe instrumenten nodig zijn».

In de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek «Internationalisering van het hoger onderwijs»1 is aangegeven dat de regering van mening is dat, hoewel internationalisering ook risico’s met zich mee kan brengen, de internationale dimensie van het hoger onderwijs van grote waarde is voor de Nederlandse kenniseconomie, het onderwijs en de wetenschap. Het is bovendien van belang dat talent aangetrokken wordt voor de Nederlandse wetenschap en arbeidsmarkt, om de Nederlandse toppositie als kenniseconomie te behouden. Als internationalisering met zorg wordt geïmplementeerd, kan het op diverse manieren van toegevoegde waarde zijn voor de student, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van internationale en interculturele vaardigheden.

Het is daarom van belang een balans te creëren, waarbij de waardevolle aspecten van internationalisering behouden blijven en tevens de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs geborgd blijft. De verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek moet bijvoorbeeld door de instelling waargemaakt kunnen worden en ik hecht zeer aan het behoud van het Nederlands als academische taal. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de beperkte beschikbaarheid aan studentenhuisvesting. Bovengenoemde balans creëren is een uitdaging die vraagt om een gezamenlijke inspanning en een gedeelde visie over de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs. Ik wil daarom samen met de instellingen en andere stakeholders, zoals studenten en regionale partijen, naar oplossingen zoeken om deze balans te bewerkstelligen en te komen tot een toekomstbestendig bestel.

Momenteel wordt gewerkt aan een Bestuursakkoord tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging Universiteiten van Nederland (UNL). Mijn intentie is om in dit Bestuursakkoord op te nemen dat de komende maanden met de VH, UNL en andere stakeholders gezamenlijk een Toekomstverkenning gestart wordt, op basis waarvan in het voorjaar van 2023 een gezamenlijke visie wordt gepresenteerd. Doel van de verkenning en het opstellen van deze visie is om de toekomstbestendigheid van het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te garanderen.

Op basis van de Toekomstverkenning zal ik zo spoedig mogelijk komen tot een omvattend pakket maatregelen en de Kamer hierover informeren. Dit pakket is inclusief mogelijke wettelijke sturingsinstrumenten, die de hoger onderwijsinstellingen in staat stellen de internationale studentenstromen gericht te beheersen, zonder dat de voordelen van internationalisering in het gedrang komen.

Het is echter ook noodzakelijk om op de korte termijn enkele stappen te zetten, aangezien een aantal opleidingen (en een aantal steden) nu al tegen de grenzen van hun capaciteit aanloopt. Universiteiten moeten gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen voor een duurzame, verantwoorde en stabiele onderwijsomgeving. In het Bestuursakkoord wil ik hier een aantal concrete afspraken met hen over maken.

Om die redenen ga ik op dit moment nog niet verder met het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid (Kamerstuk 35 282). Ik houd het wetsvoorstel voorlopig aan, en wil eerst de gezamenlijke visie voor ons hogeronderwijsstelsel helder uitwerken. Het vraagstuk van de groeiende internationale instroom kan niet los gezien worden van bijvoorbeeld vraagstukken rond (regionale) arbeidsmarkt(krapte), kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs, Nederlands als academische taal en studentenhuisvesting.

Het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid biedt een pakket aan instrumenten, onder andere op het gebied van onderwijstaal en op capaciteitsbegrenzing via numerus fixusmaatregelen. Het wetsvoorstel biedt echter geen aanpak op macroniveau, terwijl dit wellicht wel noodzakelijk zou kunnen blijken en neemt ook niet alle bovengenoemde aspecten in beschouwing. Het is zeker mijn bedoeling om overheid en instellingen te voorzien van een «gereedschapskist» waarmee gerichter kan worden gestuurd op de instroom, maar dan binnen een bindend kader van gezamenlijke afspraken en doelen. Ik denk dat we de instrumenten scherper kunnen formuleren en wellicht nog instrumenten kunnen toevoegen wanneer we gezamenlijk tot doelen zijn gekomen.

Op dit moment zie ik dat het wetsvoorstel nog niet het definitieve antwoord is op de meer fundamentele vragen over de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van ons hogeronderwijsstelsel als geheel.

Bovenstaande betekent ook dat ik vooralsnog de door uw Kamer gestelde vragen in het kader van de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende de invoering van bepalingen omtrent de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands en de meerwaarde van een andere taal dan het Nederlands in het hoger onderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 897), niet van een antwoord kan voorzien.

Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van de voorgenomen Toekomstverkenning en de stappen die ik daarna voornemens ben om te zetten om te komen tot een duurzaam stelsel met balans in internationalisering.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek Internationalisering van het (hoger) onderwijs, 6 september 2019, Kamerstuk 31 288, nr. 782.

Naar boven