31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 961 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2022

Op 9 februari 2022 (Kamerstuk 31 288, nr. 943) vond het commissiedebat kennisveiligheid en internationalisering plaats. Leden uit uw Kamer hebben in dit debat aangegeven het belangrijk te vinden dat kennisinstellingen goed zicht hebben op risico’s en dreigingen rondom kennisveiligheid en dat zij daarop actie ondernemen. Ik heb deze leden in het debat toegezegd dat ik de Nederlandse kennisinstellingen per brief zal oproepen om een portefeuillehouder kennisveiligheid aan te stellen en om de risico’s en dreigingen rondom kennisveiligheid op korte termijn in kaart te brengen. Op 4 april jl. is mijn brief aan de instellingen verstuurd. Uw Kamer heeft daarvan een afschrift ontvangen.1 In deze brief licht ik graag de belangrijkste punten uit deze oproep toe.

Actief aan de slag met kennisveiligheid

In mijn brief doe ik een beroep op instellingen om actief aan de slag te gaan met kennisveiligheid. Ik heb daar reeds belangrijke instrumenten voor gerealiseerd die bestuurders van instellingen kunnen gebruiken om kennisveiligheid binnen hun instelling te borgen. Op 31 januari jl. hebben de Nederlandse kennissector en de rijksoverheid gezamenlijk de Nationale Leidraad Kennisveiligheid gepubliceerd en is ook het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid geopend. Om kennisveiligheid ook tot in de haarvaten van de instellingen te laten landen is het nu zaak om de inhoud van de leidraad binnen de instellingen te implementeren. Ik heb instellingen daarom opgeroepen om op bestuursniveau een portefeuillehouder kennisveiligheid aan te stellen, een adviesteam kennisveiligheid in te stellen, het veiligheidsbewustzijn binnen de hele organisatie te verhogen en intern maatregelen te treffen om de weerbaarheid te verhogen. Het loket kennisveiligheid, evenals de veldpartijen zoals UNL, VH, NWO, KNAW, NFU en de TO2-federatie kunnen instellingen hier op verschillende manieren bij ondersteunen.

Risico’s scherp in beeld

Daarnaast roep ik instellingen in mijn brief op om op korte termijn een risicoanalyse rond kennisveiligheid uit te voeren of deze te actualiseren. Het doel van de risicoanalyse is om op bestuursniveau een scherp en volledig beeld te krijgen van de bijzonder waardevolle kennisdomeinen, risico’s en kwetsbaarheden binnen de instelling en om te achterhalen waar eventueel verdere maatregelen nodig zijn. Ik vraag nadrukkelijk aandacht voor het meenemen van risicovolle samenwerkingen en financieringsbronnen. Daarnaast vraag ik instellingen om bestaande overeenkomsten te herzien of waar mogelijk te ontbinden als de academische kernwaarden hierin onvoldoende zijn geborgd en/of als deze (grote) risico’s met zich meebrengen voor de nationale veiligheid. De analyse kan uitgevoerd worden aan de hand van de leidraad en bij twijfel kunnen instellingen contact opnemen met het loket kennisveiligheid.

Sectorbeeld kennisveiligheid in najaar gereed

Ik heb instellingen verzocht om hun risicoanalyse kort na de zomer af te ronden en over de uitkomsten te rapporteren aan de Raden van Toezicht. Eind dit jaar zal ik het gesprek aangaan met de Raden van Toezicht gezamenlijk over hun bevindingen. Daar verwacht ik te vernemen welke concrete acties zijn ondernomen op basis van het interne onderzoek aan de instellingen. Vervolgens zal ik uw Kamer conform afspraak op geaggregeerd niveau terugkoppelen wat de stand van zaken is. Dit zal ik doen in de voortgangsbrief die ik voor het eind van dit jaar heb toegezegd. In deze brief zal ik ook de ervaringen met betrekking tot het kennisveiligheidsloket meenemen.

Tot slot

Met het hierboven beschreven proces zullen we een beter beeld krijgen van waar we in Nederland staan op het gebied van kennisveiligheid en welke aanvullende (overheids)maatregelen eventueel nog nodig zijn. Uiteindelijk is het de bedoeling dat kennisveiligheid onderdeel gaat uitmaken van het integrale veiligheidsbeleid van instellingen. Dat betekent onder meer dat rapportage via de jaarverslagen zal gaan plaatsvinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 950.

Naar boven