Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2020
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek heb ik aangegeven in de veranderende
geopolitieke verhoudingen aanleiding te zien voor meer strategische aanwezigheid in
het buitenland en inzet op kennisdiplomatie. Het belang daarvan blijft onverminderd
groot. Ik heb daarover in de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met verschillende
partijen. Uit die gesprekken heb ik vier brede doelen voor internationale samenwerking
gedestilleerd die ten grondslag liggen aan zowel de bilaterale als multilaterale inzet:
-
• internationale samenwerking voor de kwaliteit van onderwijs en wetenschap;
-
• internationale samenwerking ter versterking van de concurrentiepositie van de Nederlandse
kennisinstellingen en de Nederlandse wetenschap (en daarmee de Nederlandse kenniseconomie);
-
• internationale samenwerking ter versterking van Nederlands beleid en
-
• internationale samenwerking om mondiale problemen op te lossen.
Deze doelen kunnen in samenhang en als op zichzelf staand doel worden nagestreefd.
In de internationale kennisstrategie zal ik uiteenzetten hoe, waar en met wie ik deze
doelen wil uitwerken, onder andere door de inzet van onderwijs- en wetenschapsattachés.
Over de details daarvan ben ik nog in gesprek met het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en andere relevante departementen en stakeholders. Ik informeer uw Kamer daarover
later dit najaar.
Met de veranderde inzet op kennisdiplomatie bouw ik de financiering van de Netherlands Education Support Offices (NESO’s) af, zoals aangekondigd op 6 september 2019 in de kabinetsreactie op het
interdepartementaal beleidsonderzoek «Internationalisering van het (hoger) onderwijs»
(IBO)1. De vrijkomende middelen gebruik ik voor het versterken van de kennisdiplomatie.
Op 19 december 2019 is de gewijzigde motie van de leden Van den Hul en Westerveld2 door uw Kamer aangenomen, waarbij de regering wordt verzocht de NESO’s te evalueren
en deze evaluatie mee te nemen in de uitvoering van de aanstaande internationale kennisstrategie.
Hierbij wil ik u informeren dat het eerdergenoemde IBO heeft laten zien dat een deel
van de taken van de NESO’s niet meer noodzakelijk is, zoals het werven van internationale
studenten. Deze middelen kunnen volgens het IBO op een doeltreffender manier worden
ingezet. Dit laat onverlet dat de NESO’s hun taken altijd prima hebben uitgevoerd.
Daarnaast heeft het rapport van de Auditdienst Rijk over de sturingsrelatie met Nuffic
gewezen op risico’s op ongeoorloofde staatssteun bij de subsidie aan Nuffic, zoals
ook is gemeld in de departementale jaarverslagen over 2018 en 20193. Dit biedt voldoende grond om de afbouw van de financiering van de NESO’s in gang
te zetten. De taken van de NESO’s die wel passen binnen een meer strategische aanwezigheid
in het buitenland, zullen dan op een andere manier worden uitgevoerd.
In overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken en Nuffic is een schema gemaakt
waarbij de subsidie stapsgewijs afloopt. In dit afbouwschema is rekening gehouden
met verschillende omstandigheden per land, waaronder de Nuffic-aanwezigheid voor de
uitvoering van programma’s zoals het StuNed scholarship-programma en het Orange Knowledge Programma, beide gefinancierd door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Het schema voor de komende jaren ziet er als volgt uit:
-
• Sluiting uiterlijk 31 december 2020: NESO Turkije
-
• Sluiting uiterlijk 31 december 2021: NESO’s Brazilië, China, Mexico en Rusland
-
• Sluiting uiterlijk 31 december 2022: NESO’s Vietnam, Zuid-Afrika en Zuid-Korea
-
• Sluiting uiterlijk 31 december 2023: NESO’s India en Indonesië
Eerder vandaag zijn ook de medewerkers van de NESO-kantoren en de medewerkers van
de posten in de betreffende landen op de hoogte gesteld van dit schema. Daarmee is
er voor hen nu ook duidelijkheid. De komende maanden werk ik met Nuffic en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken aan de uitwerking van transitieplannen per land.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven