31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 838 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2020

Met deze brief informeer ik u over een drietal zaken ten aanzien van het experiment promotieonderwijs: de review van de tussenevaluatie, het, in overeenstemming met het verzoek van uw Kamer1, openstellen van een tweede aanvraagronde voor het experiment promotieonderwijs en het Manifest van een aantal promotiestudenten van de RUG.

Het experiment promotieonderwijs heeft een viertal doelen: het versterken van de derde cyclus, het bieden van meer promotieplaatsen, het verbeteren van de aansluiting op de arbeidsmarkt en een toename van het aantal eigen geïnitieerde onderzoeken. In juni vorig jaar, twee jaar na de start van het experiment, heeft een tussenevaluatie op het experiment promotieonderwijs plaatsgevonden.2 Ik heb u, naar aanleiding van uw zorgen over de betrouwbaarheid van de tussenevaluatie, toegezegd om een review op de tussenevaluatie te laten uitvoeren door onafhankelijke onderzoekers. De onderzoekers zijn gevraagd om na te gaan of de tussenevaluatie van het experiment promotieonderwijs op wetenschappelijk verantwoorde wijze is uitgevoerd.3 U treft de review als bijlage bij deze brief aan4.

Uitkomsten van de review

De reviewers delen de hoofdconclusie van de tussenevaluatie dat er geen zodanige negatieve gevolgen worden geconstateerd dat het experiment moet worden bijgestuurd, opgeschort of gestopt.5 Het experiment kan alleen geheel of gedeeltelijk worden stopgezet indien de tussenevaluatie laat zien dat er ernstig nadelige gevolgen zijn voor het onderzoeksklimaat.6

De reviewers stellen: «De rapportage over de tussenevaluatie is over het algemeen volledig en adresseert de meeste belangrijke punten voor deze tussenevaluatie voor zowel de RUG als de EUR». Echter, de reviewers merken op dat de rapportage op sommige plekken onvoldoende informatie geeft om de wetenschappelijke kwaliteit goed te kunnen inschatten. Zij missen met name de transparantie ten aanzien van de data over het experiment promotieonderwijs bij de RUG. Zo is in de tussenevaluatie gebruik gemaakt van bij de RUG reeds verzamelde data in plaats van zelf data te verzamelen. De reviewers geven aan dat zij de uiteindelijke keuze, om deze data te gebruiken in plaats van zelf data te verzamelen, begrijpen. Dit in verband met de verwachting van een lage respons bij het uitzetten van een zelf opgestelde vragenlijst binnen de gestelde termijn.

In de review wordt een aantal thema’s onderzocht. De reviewers stellen dat de aanleiding tot deelname door universiteiten aan het experiment met name het verhogen van het aantal promovendi is. Daarnaast concluderen de reviewers dat er weinig veranderingen zijn in achtergrond, behalve de herkomst van de promovendi. Zij stellen verder dat gevoelens van ongelijkheid uitsluitend bij Nederlandse promotiestudenten spelen omdat zij zichzelf vergelijken met werknemer-promovendi. Begeleiders daarentegen zijn zich vaak niet bewust van het verschil tussen de uiteenlopende typen promovendi. De reviewers komen tot de conclusie dat volgens de gehanteerde definitie geen «verdringing» is opgetreden, omdat deze definitie is ingebakken in de beleidskeuze van de RUG. Ze wijzen er echter op dat in de onderzoeksdata gegevens zitten die een genuanceerder beeld kunnen geven over andere vormen van verdringing zoals de relatieve afname van het aantal Nederlandse promovendi. Met betrekking tot de keuzevrijheid van promotieonderwerp geven de reviewers aan dat er geen verschillen zijn in de vrijheid tussen de verschillende groepen promovendi voor zover een vergelijking tussen verschillende typen promovendi mogelijk is. In de review wordt de conclusie van de tussenevaluatie dat het experiment kan leiden tot een afname in onderwijscapaciteit bevestigd, met de kanttekening dat dit in de praktijk nog niet is gebleken. Tot slot merken de reviewers op dat er geen effecten zijn op het profileringsfonds, omdat het budget een apart onderdeel van het fonds betreft en is opgehoogd.

Tweede aanvraagronde experiment promotieonderwijs

Naar aanleiding van de motie van de Kamer heb ik een tweede aanvraagronde voor deelname aan het experiment promotieonderwijs opengesteld.7 Ik maak van deze gelegenheid gebruik om u te informeren dat de RUG een vervolgaanvraag heeft ingediend. Aangezien de RUG, zoals bij de eerste aanvraagronde, voldoet aan de voorwaarden die in het Besluit experiment promotieonderwijs worden gesteld is toestemming verleend voor een tweede ronde.

Manifest promotiestudenten RUG

Door een aantal promotiestudenten van de RUG is in december 2019 een Manifest opgesteld dat het PNN in februari 2020 heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. Over het experiment promotieonderwijs en het Manifest, heb ik onlangs gesproken met zowel het PNN als de RUG. Ik heb u toegezegd over de uitkomsten van deze gesprekken te informeren.8 De RUG heeft mij laten weten zich in te zetten voor betere informatievoorziening en het strikter toezien op de naleving van de voorwaarden van het experiment, waaronder de voorwaarde dat het geven van onderwijs door een promotiestudent niet verplicht kan worden gesteld.

Dit houdt in dat de nieuwe promotiestudenten en hun begeleiders beter worden geïnformeerd over de positie van de promotiestudent. Verder zullen de zittende promotiestudenten met de RUG meedenken over de verbeterpunten met betrekking tot de communicatie tussen de instelling en de promotiestudent. De verbeterpunten zullen aan de universiteitsraad worden voorgelegd. Het PNN en de initiatiefnemers van het Manifest vragen hierbij om tempo met het oog op het grotendeels vanaf september 2020 te starten tweede cohort en om aandacht voor de problemen van het eerste cohort promotiestudenten.

Het PNN vraagt bovendien aandacht voor de positie van de promotiestudent als deze onderwijstaken verricht en geeft aan dat de mate van vrijheid om eigen onderzoeksvoorstel te ontwerpen sterk afhangt van de faculteit en het soort onderzoek. De RUG heeft aangegeven hier aandacht voor te hebben en hierover in gesprek te zijn met de promotiestudenten. Zoals ik u eerder heb toegezegd9, zal ik in de eindevaluatie de ervaren mate van vrijheid bij de onderwerpkeuze, het verzorgen van onderwijs door promotiestudenten en de regels van de instellingen daaromtrent meenemen.

Conclusie

Zowel de tussenevaluatie als de review stellen vast dat het experiment geen ernstige nadelige effecten heeft op het onderzoeksklimaat bij één of meer universiteiten. In 2021 vindt de eindevaluatie plaats. Ik zal uw Kamer te zijner tijd over de uitkomsten van de eindevaluatie informeren en zal in mijn opdracht voor de eindevaluatie bovendien zorgen dat, voor zover mogelijk, aandacht wordt besteed aan de ervaringen van het tweede cohort promotiestudenten met het experiment.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 29 338, nr. 200, «Motie van het lid Van der Molen c.s.», 5 juni 2019.

X Noot
2

Artikel 13, lid 4, Besluit experiment promotieonderwijs.

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 788.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Zie bijlage.

X Noot
6

Artikel 14, lid 2, Besluit experiment promotieonderwijs.

X Noot
7

Kamerstuk 29 338, nr. 200, «Motie van het lid Van der Molen c.s.», 5 juni 2019.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1451, «Vragen van de leden Van den Berge (GroenLinks), Paternotte (D66) en Van den Hul (PvdA)».

X Noot
9

Kamerstuk 31 288, nr. 788, «Lijst van vragen en antwoorden», 23 oktober 2019.

Naar boven