31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 652 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2018

Tijdens de begrotingsbehandeling 2017 is toegezegd de daling te onderzoeken van de indicator «het percentage wo-gediplomeerden dat aangeeft dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt» (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 12). Toegezegd is om het onderzoek uiterlijk juli 2018 aan uw Kamer aan te bieden. Dit onderzoek is onlangs opgeleverd en bied ik u hierbij aan1.

In bijgaand rapport is de daling van de indicator m.b.t. de vraag over in welke mate de universitaire opleiding een goede basis biedt om te starten op de arbeidsmarkt (van 56% in 2011 naar 47% in 2015) uit de Nationale Alumni Enquête onderzocht. In het onderzoek is zowel gekeken naar enkele technische veranderingen in de enquêtering, zoals de veranderde vraagstelling en volgorde van vragen en veranderingen in de respons, als naar conjuncturele ontwikkelingen.

Uit het onderzoek blijkt dat de technische veranderingen, voor zover dit helemaal getoetst kon worden, geen verklaring vormen voor de daling van de betreffende arbeidsmarktindicator. Wel maken deze technische veranderingen de vergelijking tussen de jaren minder betrouwbaar. Daarnaast verklaren de conjuncturele ontwikkelingen de daling maar ten dele. Zo is ook bij alumni die snel een baan op niveau hebben gevonden een daling van de tevredenheid te zien. Met dit onderzoek is dus geen verklaring gevonden voor de autonome daling van het percentage wo-gediplomeerden, dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt.

Uit de uitkomsten van de nieuwe Nationale Alumni Enquête blijkt verder dat de indicator in 2017 weer is gestegen naar 53%. Dit maakt een verklaring van de daling ingewikkelder. Van een structurele factor lijkt geen sprake.

Het niet kunnen verklaren van de sterke fluctuaties in deze indicator, maakt het moeilijk deze indicator goed te wegen. Daarom heb ik besloten om de betreffende indicator niet in de begroting op te nemen. Dat geldt dan voor zowel het hbo als het wo, zodat beide sectoren zoveel mogelijk op dezelfde manier worden weergegeven.

De indicator geeft ook geen volledig beeld van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. In plaats daarvan zou ik u willen wijzen op de periodieke analyses van de aansluiting van het hoger onderwijs op de arbeidsmarkt die plaats zullen vinden in het kader van de macrodoelmatigheid van het bestaande opleidingsaanbod, waarin meerdere indicatoren over de aansluiting op de arbeidsmarkt in samenhang zullen worden bekeken. Zoals recent herbevestigd in de sectorakkoorden van het hoger onderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 621), hebben de koepels en de studentenorganisaties hierin het voortouw. In het najaar van 2018 vindt hierover het eerste bestuurlijke overleg plaats.

De tevredenheid onder afgestudeerden geeft een belangrijke indicatie van hoe het onderwijs op de arbeidsmarkt aansluit en zal dus een van de aspecten zijn die in deze analyse aan bod komt. Daarbij zal bekeken worden aan de hand van welke indicatoren dit het beste kan worden weergegeven. Voor een zo volledig mogelijk beeld zal ook naar andere aspecten worden gekeken. Denk bijvoorbeeld aan de zoektijd voor afgestudeerden om een baan te vinden en het niveau en de beroepsrichting van de gevonden baan. Een dergelijke analyse zal periodiek worden gemaakt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld welke indicatoren de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt het beste omschrijven en daarmee ook welke in de volgende begroting kunnen worden opgenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven