31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 539 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2016

Op 7 maart 2016 heeft de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek de stelselrapportage over 2015 uitgebracht: de derde jaarlijkse monitorrapportage over de voortgang van het proces van profilering en kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs en onderzoek.1 Bij dezen doe ik u een exemplaar van deze rapportage toekomen.2 Ook ontvangt u hierbij een exemplaar van de jaarrapportages van de VSNU en de Vereniging Hogescholen.3

Dit najaar vindt de eindbeoordeling van de realisatie van de prestatieafspraken plaats en zal een onafhankelijke evaluatiecommissie starten met de evaluatie van het experiment met de prestatieafspraken en prestatiebekostiging. Ik schets u het proces van de eindbeoordeling hieronder. Over de evaluatie van het experiment en de samenstelling van de evaluatiecommissie zal ik u nog voor het zomerreces nader informeren.

Korte samenvatting stelselrapportage 2015

De Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (hierna: de reviewcommissie) rapporteert conform haar opdracht jaarlijks op stelselniveau over de voortgang van het proces van profilering in het hoger onderwijs en onderzoek. Deze rapportages bevatten, naast de beschrijving van deze voortgang, ook bevindingen over de voortgang die geboekt is op de terreinen van onderwijskwaliteit en studiesucces, en de aansluiting op nationale beleidsprioriteiten. Hieronder loop ik de belangrijkste bevindingen kort langs. Daarbij wil ik nog opmerken dat deze rapportage 2015 gebaseerd is op de gegevens over 2014 waar het gaat om de realisatie van de ambities op onderwijskwaliteit en studiesucces.

Onderwijskwaliteit en studiesucces

Veel universiteiten blijken substantiële vooruitgang te hebben geboekt ten aanzien van het terugdringen van de uitval en het verhogen van het studiesucces. Een deel van de hogescholen zal, ondanks hun inspanningen, de doelstellingen uit de prestatieafspraken niet kunnen realiseren, zo is de verwachting van de reviewcommissie. Het kwaliteitstrilemma blijft een lastig vraagstuk, benadrukt de Vereniging Hogescholen in haar jaarrapportage.

Wat betreft de onderwijskwaliteit, geldt dat de reviewcommissie positief is over de geboekte voortgang op de betreffende indicatoren. De doelstellingen ten aanzien van de verbetering van de docentkwaliteit hebben de meeste hogescholen al gehaald; enkele universiteiten moeten op dat punt nog wel wat werk verrichten. De doelstelling van 12 of meer contacturen is daarentegen wel door vrijwel alle universiteiten gerealiseerd. Bij bijna alle universiteiten is het aantal studenten dat deelneemt aan excellentietrajecten gestegen. Hetzelfde geldt voor de studenttevredenheid op bijna alle hogescholen.

Proces van profilering

Conform de voorstellen van de Commissie Veerman, beoogt het proces van profilering eraan bij te dragen dat de systeemdiversiteit in het hoger onderwijs toeneemt. De reviewcommissie beoordeelt dit aan de hand van de differentiatie in het onderwijsaanbod, de breedte en de zwaartepunten in de onderwijs- en onderzoekportefeuilles van de instellingen, alsmede de mate waarin de instellingen weten vorm te geven aan hun internationalisering en regionale oriëntatie.

De reviewcommissie is positief over de ontwikkelingen in de differentiatie van het onderwijs. Veel universiteiten hebben de afgelopen jaren nieuwe onderwijsvormen ingezet. Denk daarbij aan sectoroverstijgende studies met een liberal arts karakter en de uitbreiding van excellentietrajecten. Er is brede aandacht voor genderbalans en voor studenten met een functiebeperking. Het aandeel vrouwelijke studenten in technische opleidingen stijgt merkbaar sinds 2007, en ook hebben instellingen meer aandacht voor de genderbalans onder medewerkers, met name in topposities. Instellingen gaven op verschillende wijze vorm aan de ondersteuning voor studenten met een functiebeperking; onder andere in een projectvorm, met een coördinator Studie en Handicap, of de ontwikkeling van een speciale internetpagina met informatie en advies voor deze doelgroep. Bij de hogescholen streeft iets meer dan de helft ernaar de Associate degree-opleidingen verder te ontwikkelen als onderdeel van het hogeschoolprofiel. Bij ongeveer een derde van de hogescholen is het aandeel vwo’ers in de instroom dermate substantieel dat er sprake is van een profielkenmerk, aldus de reviewcommissie.

De reviewcommissie meldt ook dat de hogescholen in de randstad (de G5-instellingen) nadrukkelijk wijzen op de kloof die zij ervaren tussen het studiesucces van studenten met een migrantenachtergrond en het studiesucces van andere studenten.

De verbreding van de onderwijsportefeuille van hogescholen, die vanaf 2006 plaatsvond, is na 2011 tot stilstand gekomen. Ook in het wo is op bachelorniveau geen sprake van een breder wordend onderwijsaanbod. Op masterniveau hebben de meeste universiteiten hun opleidingsaanbod juist versmald.

De reviewcommissie heeft ook gekeken naar effecten van keuzepatronen van studenten. De commissie ziet de keuzes van de instellingen aangaande hun onderwijsaanbod als een profileringselement en hanteert de verdeling van de instroom over de opleidingen per instelling als een indicatie voor zwaartepunten in het onderwijsaanbod. Bij de meeste hogescholen is, op deze wijze gemeten, sinds 2011 sprake van een beperkte afname van zwaartepuntvorming in het bacheloraanbod en stabilisering in het masteraanbod. In het wo is de zwaartepuntvorming in het bacheloraanbod sinds 2011 stabiel, en afgenomen in het masteraanbod.

De onderzoeksportefeuille van de universiteiten is geleidelijk aan verbreed. Met name gebeurde dit in de periode tot 2011, de laatste jaren zwakt deze trend wat af. Steeds meer universiteiten zijn dus op steeds meer onderzoeksgebieden actief en publiceren in een groeiend aantal disciplines. De reviewcommissie merkt hierbij op dat wetenschappelijke specialisatie en zwaartepuntvorming in het onderzoek steeds vaker discipline-overstijgend en thematisch van aard zijn.

Het belang en het volume van het praktijkgerichte onderzoek in het hbo nemen de laatste jaren toe. De Centres of Expertise ontwikkelen zich in het algemeen goed en dragen bij aan de profilering en zwaartepuntvorming in het hbo, aldus de reviewcommissie. Nieuwe lectoren en kenniscentra hebben een duidelijke verbinding met het disciplinaire profiel van hun hogeschool.

Alle instellingen spannen zich in voor de internationalisering van onderzoek en onderwijs; de mate waarin is echter zeer divers, zo laat de inventarisatie van de reviewcommissie zien. Ook is vrijwel elke instelling sterk verbonden met zijn regio, onder andere door actieve participatie in regionale netwerken. Vooral de hogescholen zien hun oriëntatie op de regio als een kerntaak en hebben dit ook in hun prestatieafspraak laten doorklinken. Valorisatie en regionale oriëntatie hebben bijgedragen aan zwaartepuntvorming bij zowel hogescholen als universiteiten.

Eindbeoordeling prestatieafspraken van individuele instellingen

Ik hecht eraan u hierbij ook te informeren over het proces van eindbeoordeling dat dit jaar plaatsvindt. De eindbeoordeling ziet op de gehele prestatieafspraak van elke individuele instelling; dus zowel op de ambities die de instellingen hebben geformuleerd voor onderwijskwaliteit en studiesucces, als op profilering van onderwijs en onderzoek, en op valorisatie. Wanneer instellingen de afgesproken ambities rond onderwijskwaliteit en studiesucces niet of in onvoldoende mate hebben kunnen realiseren, zijn daaraan financiële consequenties verbonden.4 Voor de hogescholen die in het kader van hun prestatieafspraak betrokken zijn bij een Centre of Expertise, geldt dat in de eindbeoordeling apart aandacht zal zijn voor de voortgang van het Centre of Expertise.

Ik neem uiterlijk 15 november 2016 een beslissing over de financiële consequenties die verbonden zijn aan de realisatie van de prestatieafspraken. Over de realisatie van de prestatieafspraak laat ik mij adviseren door de reviewcommissie, die per instelling een advies zal uitbrengen. De reviewcommissie baseert zich daarbij op de jaarverslagen 2015, waarin de instellingen zich verantwoorden over prestatieafspraken. Dit is conform de afspraak in de hoofdlijnenakkoorden met de VSNU en de HBO-raad.5 Instellingen worden daarnaast in de gelegenheid gesteld om beperkte aanvullende informatie aan te leveren en de door hen geleverde informatie in een gesprek met de reviewcommissie toe te lichten. Ook met de afzonderlijke Centres of Expertise zal door de reviewcommissie een gesprek worden gevoerd.

Zoals ik u in mijn brief 21 april 2015 heb gemeld, zal de reviewcommissie in haar adviezen nadrukkelijk aandacht hebben voor het verhaal achter de cijfers. Er is dus geen sprake van een mechanische toets: wanneer een ambitie in kwantitatieve zin niet behaald is, leidt dat niet automatisch tot een negatief advies. De reviewcommissie zal per individueel geval beoordelen of aangevoerde gewijzigde omstandigheden een negatieve invloed hebben gehad op het behalen van de doelstellingen. Ik ontvang de adviezen van de reviewcommissie in de tweede helft van oktober. Na mijn beoordeling daarvan en eventuele gesprekken met instellingen erover, zal ik mijn besluiten nemen. Zo spoedig mogelijk na 15 november zal ik u over de uitkomsten van de eindbeoordeling informeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 435; Kamerstuk 31 288, nr. 379.

X Noot
2

Dit in overeenstemming met de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Conform artikel 13 eerste lid Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs

X Noot
5

Kamerstuk 31 288, nrs. 246 en 247

Naar boven