31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 516 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2015

Naar aanleiding van uw verzoek bij de begrotingsbehandeling van de OCW-begroting 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 18, items 4 en 11) stuur ik u hierbij de brief over de stand van zaken van de voorinvesteringen in het kader van het Studievoorschot in het hbo en het wo.

De hogescholen en universiteiten zijn net als de regering doordrongen van de noodzaak van een kwaliteitsimpuls in het hoger onderwijs. Om die reden hebben de instellingen vooruitlopend op de investeringen die vanaf 2018 mogelijk worden door invoering van het studievoorschot, toegezegd in de jaren 2015, 2016 en 2017 zelf een jaarlijkse gezamenlijke investering te plegen van € 200 miljoen. De instellingen doen hiervoor extra investeringen, zetten hun reserves in en halen waar mogelijk investeringen in de tijd naar voren.

Door deze voorinvesteringen zijn instellingen in de gelegenheid de kwaliteit van het onderwijs direct te verbeteren zodat ook studenten, die nog niet maximaal profiteren van de investeringen die mogelijk worden door het studievoorschot, meer kwaliteit kan worden geboden. Ook krijgen de eerste cohorten studenten die met het studievoorschot te maken hebben, na hun afstuderen een voucher die zij kunnen inzetten voor bijscholing vijf tot tien jaar na hun afstuderen.

Van de instellingen wordt verwacht dat zij de bestemming van de voorinvesteringen inzichtelijk maken en intern goed bespreken. Daarbij heeft de medezeggenschap nu een goed instrument in handen met het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting. Het instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting is dit jaar in werking getreden en derhalve voor het eerst van toepassing op de begroting van 2016.

Geplande voorinvesteringen

In november 2014 (VSNU) en januari 2015 (VH) hebben de verenigingen aan mij aangegeven waarin zij willen investeren. Beiden geven daarbij drie categorieën aan:

  • Onderwijskwaliteit: met name investeringen in kleinschalig onderwijs (meer docenten), excellentietrajecten, doorstroom, begeleiding van studenten, etc;

  • Onderwijsgebonden onderzoek: met name lectoren en centers of expertise in het hbo, verbetering aansluiting onderzoek op de onderwijskwaliteit in het wo;

  • Moderne infrastructuur (wo) en organisatie, omgeving en infrastructuur (hbo): met name investeringen in verbetering van studiefaciliteiten, blended learning en digitalisering en andere onderwijshuisvesting, etc.

De VSNU heeft vorig jaar aangegeven een verdeling van 40%, 15% en 45% te verwachten. De VH heeft begin dit jaar aangegeven meer dan de helft te willen investeren in onderwijskwaliteit, en de overige middelen worden verdeeld tussen de twee andere categorieën investeringen.

Begin juli 2015 hebben de universiteiten een inventarisatie gemaakt van de voorinvesteringen in 2015 en de manier waarop de medezeggenschap daarbij is betrokken. De VSNU heeft dit overzicht via haar website openbaar gemaakt1.

Verantwoording 2015

Met beide verenigingen heb ik afgesproken dat zij mij begin december 2015 op sectorniveau zouden informeren over de voorinvesteringen in 2015. Beide verenigingen hebben dit zeer recent gedaan. Daarbij geven zij aan dat het jaar 2015 nog niet is afgesloten en definitieve cijfers nog niet bekend zijn. U treft de mij toegezonden rapportages in bijlage 1 (VSNU)2 en bijlage 2 (VH)3.

De VSNU en de VH hebben beiden ingezet op de voorgenomen investeringen. Uit de informatie die ik van de VH en de VSNU heb ontvangen komt de voorinvestering uit op ruim € 210 miljoen in 2015.

wo

De universiteiten geven aan in 2015 ruim € 80 miljoen te investeren in het kader van het Studievoorschot. Daarvan is 72% bedoeld voor onderwijskwaliteit, 3% voor onderwijsgebonden onderzoek en 25% voor moderne infrastructuur. De universiteiten zetten daarmee in 2015 meer in op onderwijskwaliteit dan dat zij eerder aan mij hebben aangegeven. In het derde kwartaal van 2016 levert de VSNU, op basis van de jaarverslagen over 2015, het definitieve overzicht van de voorinvesteringen in 2015. De universiteiten hebben toegezegd voor in totaal € 200 miljoen investeringen over de periode 2015–2017 te doen.

Over 2016 en verder heeft de VSNU aangegeven dat nog niet alle gesprekken met de medezeggenschap over de begroting 2016 zijn afgerond. Door deze gesprekken kunnen de eerder voorgenomen plannen met betrekking tot de verdeling van de investeringen nog wijzigen. Met de VSNU heb ik daarom afgesproken dat zij mij in het eerste kwartaal van 2016 informeren over de voorgenomen voorinvesteringen in het kader van het Studievoorschot.

hbo

De VH heeft aangegeven in 2015 meer dan € 130 miljoen aan extra investeringen in het kader van het Studievoorschot in uitvoering te hebben. Daarvan is 50% besteed aan directe onderwijskwaliteit, 20% aan onderwijsgebonden onderzoek en 30% aan investeringen in organisatie, omgeving en infrastructuur. De hogescholen hebben plannen voor in totaal € 350 miljoen investeringen over de periode 2015–2017. Voor 2016 en verder geldt ook hier dat op basis van de gesprekken met de medezeggenschap de verdeling tussen de categorieën nog kan wijzigen.

Conclusie

Mijn beeld is dat de instellingen zich in 2015 houden aan de afspraken die gemaakt zijn over de voorinvesteringen in het kader van het Studievoorschot. De instellingen hebben de voorinvesteringen inzichtelijk gemaakt. Universiteiten en hogescholen zetten fors in op investeringen in onderwijskwaliteit door in te zetten op kleinschalig onderwijs, meer studiebegeleiding en meer stagebegeleiding (door meer docenten), investeringen in excellentietrajecten, doorstroom mbo-ho en projecten gericht op studiesucces en internationalisering. Dit stemt mij positief.

De studenten en docenten zijn betrokken bij de voorinvesteringen in 2015. Voor 2016 geldt het instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting voor de medezeggenschap. Daarmee worden studenten en docenten nog beter betrokken bij de besluitvorming over de voorinvesteringen. Ik heb vertrouwen in de bereidheid van de instellingen om de voorinvesteringen door te zetten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven