31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

nr. 47
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2008

Voor u ligt de voortgangsrapportage van het gezamenlijke programma onderwijs en ondernemerschap. Dit zoals toegezegd in het Coalitieakkoord en het Beleidsprogramma van dit kabinet en de voortgangsrapportage 2008 van de strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid.1

De ministeries van EZ, OCW en LNV hebben in de afgelopen jaren verschillende activiteiten ontwikkeld om ondernemerschap in het onderwijs te stimuleren. Dit gebeurde samen met organisaties uit het veld in het partnership Leren Ondernemen. Tot nu toe is de aandacht vooral gericht op het bieden van kansen aan onderwijsinstellingen om initiatieven te ontplooien. Dit heeft ervoor gezorgd dat onderwijsinstellingen meer doen aan leren ondernemen.2 De ambitie is nu om in meer scholen het ondernemerschap te verduurzamen in de onderwijsprogramma’s. De inspanningen van dit kabinet richten zich op het aanmoedigen, ondersteunen en professionaliseren van onderwijsinstellingen. Het kabinet stelt met dit doel voor ogen tot en met 2011 indicatief € 30 mln. beschikbaar.

Ondernemende mensen dragen bij aan een sterke samenleving die in staat is mee te bewegen met de veranderingen in de maatschappij en aan een kenniseconomie die behoort tot de wereldtop. Startende, jonge bedrijven en ondernemende werknemers hebben een positieve invloed op de innovatiekracht en economische groei. Op dit moment hebben echter nog te weinig mensen een voorkeur voor ondernemerschap. Ook wordt er meer en meer van burgers verwacht dat ze actief deelnemen aan de samenleving, zich minder afhankelijk maken en zich ook minder afwachtend opstellen. Zowel de lage voorkeur voor ondernemerschap, als het toenemende beroep op de zelfredzaamheid van de burger, betekenen dat een ondernemende houding van mensen en de daarbij behorende kennis en vaardigheden meer gestimuleerd moeten worden.

Juist in het onderwijs is het mogelijk de ogen van mensen te openen voor de mogelijkheden van ondernemerschap en de benodigde kennis, vaardigheden en houding aan te leren (zie box 1). Echter, het huidige onderwijs is hier nog onvoldoende op ingericht. Om dit te verbeteren is het nodig om «vroeg» in het onderwijs aandacht te besteden aan het bevorderen van ondernemerszin en ondernemerskwaliteiten.

Box 1: Effecten van ondernemerschap en onderwijs op ondernemerschap

Uit diverse onderzoeken blijkt dat er een positief verband bestaat tussen ondernemerschap en economische groei. Vooral startende, jonge bedrijven en ondernemende werknemers hebben een positieve invloed op de economische groei en innovatiekracht.1 Dit geldt vooral voor de hoge-inkomenslanden, hoewel de groei van het BBP ook van tal van andere factoren afhangt. Recent is uit onderzoek gebleken dat onderwijs een belangrijke determinant is voor ondernemerschap.2 De studie van Charney e.a. (2000)3 aan de Amerikaanse universiteit van Arizona over ondernemerschapsonderwijs toont dat er sprake is van positieve effecten van ondernemerschapsonderwijs op meer en kwalitatief beter ondernemerschap. Ook in een EU-mededeling wordt verwezen naar een onderzoek waaruit blijkt dat zo’n twintig procent van de jongeren die in het voortgezet onderwijs bij mini-ondernemingen betrokken waren na hun opleiding een eigen bedrijf startten (Mini-Companies in Secondary Education, Best Procedure Project: Final report of the Expert Group, september 2005).4 Door ondernemerschapsonderwijs neemt de kans toe dat een jongere als zelfstandig ondernemer een bedrijf start en dit biedt hem of haar meer voldoening en betere mogelijkheden voor inkomensgroei. Bovendien heeft elk dynamisch klein of middelgroot bedrijf dat nog wil groeien baat bij jongeren met ondernemingszin en ondernemersvaardigheden.

Ondernemerschap en Onderwijs

• Eén beïnvloedbare succesfactor voor ondernemers, en ook voor werknemers, is onderwijs. Er zijn honderden studies gedaan naar de rol van onderwijs voor ondernemers. Van der Sluis, Van Praag en Vijverberg (2008)5 hebben de resultaten daarvan geanalyseerd in een zogeheten meta-analyse. Hieruit bleek dat 1) het succes van de ondernemer een duidelijk verband heeft met de opleiding van de ondernemer en 2) het rendement van een extra jaar onderwijs voor ondernemers gemiddeld een stuk hoger is dan voor werknemers. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de kans op succes. In Nederland heerst de gedachte dat ondernemers weinig of geen opleiding nodig hebben om succesvol te zijn. Uit onderzoek blijkt het tegendeel.6

• Ondernemende kwaliteiten als creativiteit, zelfredzaamheid, doorzettingsvermogen, een positieve risicohouding en een open blik naar de buitenwereld kunnen het beste op jeugdige leeftijd ontwikkeld worden.7 Met name het funderend onderwijs kan daarom een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van deze kwaliteiten.8 In het algemeen helpen ondernemende kwaliteiten mensen om zichzelf te redden in een veranderende wereld.9

• De effectiviteit van onderwijsprogramma’s neemt toe als er al in het primair en voortgezet onderwijs mee wordt begonnen.10

• Ondernemende kwaliteiten moeten vooral op jeugdige leeftijd en dus in het funderend onderwijs ontwikkeld worden. In het primair onderwijs zou dit zelfs met nadruk voorop moeten staan. Er is veel enthousiasme voor ondernemen en ondernemerschapsonderwijs. In projecten en activiteiten in ondernemerschap wordt verder het nut van «gewone vakken», zoals rekenen en taal duidelijker zichtbaar. Verder blijkt dat er in Nederland een gebrek is aan geschikt en gemakkelijk toegankelijk lesmateriaal voor ondernemerschapsonderwijs in brede zin, dat geïnteresseerde leerkrachten en leerlingen naar eigen inzicht zouden kunnen raadplegen en toepassen.11

• Uit de studie van Charney e.a. (2000)12 blijkt ook dat ondernemerschapsonderwijs bijdraagt aan de mate van risicobereidheid en aan de oprichting van nieuwe ondernemingen. Ook blijkt uit dit onderzoek dat ondernemerschapsonderwijs de kans vergroot dat een individu betrokken is bij een nieuwe onderneming met 25% ten opzichte van afgestudeerden zonder ondernemerschapsonderwijs. Ondernemerschapsonderwijs vergroot daarnaast de kans dat afgestudeerden zelfstandige ondernemers worden met 11% ten opzichte van afgestudeerden die geen ondernemerschapsonderwijs hebben gevolgd.

Ondernemerschapsonderwijs biedt leraren de kans om prikkelende lessen te geven en leerlingen en studenten om nieuwe talenten en belangrijke competenties voor de toekomst te ontwikkelen. Dat draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs en kan bijvoorbeeld vakken als rekenen en taal in een klas versterken. En dat op alle onderwijsniveaus, van primair (po) tot hoger onderwijs (ho). Het kabinet kiest voor een vraaggerichte aanpak van ondernemerschapsonderwijs en richt zich hierbij vooral op scholen en kennisinstellingen die graag met ondernemend leren aan de slag willen. Daarbij is actieve betrokkenheid van het regionale en georganiseerde sectorale bedrijfsleven onontbeerlijk.

In 2011 willen we het volgende bereikt hebben:

1. Een toenemend aantal onderwijsinstellingen in Nederland heeft ondernemerschap in het onderwijs geïntegreerd in beleid, organisatie en programma.

2. Meer leerlingen en studenten gedragen zich ondernemender, zijn positief over ondernemerschap en starten binnen vijf jaren na afronding van hun opleiding een eigen bedrijf.

Om te bepalen of deze doelen zijn bereikt wordt tweejaarlijks een meting uitgevoerd. Deze meting bouwt voort op de nulmeting.1

In deze rapportage wordt verder ingegaan op de volgende onderwerpen:

– terugblik: beeld van de toegekende projecten in het kader van het FES-project «Offensief voor ondernemerschap in het onderwijs»;

– vooruitblik: plan van aanpak van het programma onderwijs en ondernemerschap 2008–2011.

Terugblik: beeld van de toegekende projecten in het kader van het FES-project «Offensief voor ondernemerschap in het onderwijs»

In 2006 is uit de FES-middelen € 20 mln. beschikbaar gesteld voor het opzetten van een aantal Centres of Entrepreneurship bij hogescholen en universiteiten in Nederland en voor ondernemerschapsprojecten in het primair (po), voortgezet (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ambitie daarbij is onderwijsinstellingen te stimuleren om binnen het onderwijsaanbod integraal aandacht te creëren voor ondernemerschap. Om onderwijsinstellingen in staat te stellen samen met het bedrijfsleven tot projecten te komen is de subsidieregeling «Ondernemerschap en onderwijs 2007» ontwikkeld.2

In 2007 is de eerste tender voor de toekenning van € 17 mln. opengesteld. Deze kende twee sporen. Het eerste spoor betrof de ontwikkeling van ondernemerschapsprojecten in het po, het vo en het mbo. Deze projecten richten zich op het creëren en stimuleren van een eigentijdse leeromgeving, lesmateriaal en -methodes voor ondernemerschap, het verder professionaliseren van leraren in ondernemerschap en het versterken van de samenwerking tussen leerlingen, ondernemers en docenten op het gebied van ondernemerschap. Het tweede spoor betrof de opzet van (regionale) «Centres of Entrepreneurship» (CoE) in het hoger onderwijs (ho). Een Centre of Entrepreneurship richt zich op het regisseren, organiseren en faciliteren van multidisciplinair en instellingsbreed ondernemerschaponderwijs met als doel binnen de gehele onderwijsinstelling en tussen onderwijsinstellingen ondernemerschap te stimuleren.

Een onafhankelijke Adviescommissie onder voorzitterschap van prof. ir. Wim Dik en bestaande uit onderwijsexperts en ondernemers hebben alle ingediende projecten beoordeeld en gerangschikt naar kwaliteit, de bijdrage aan de structurele inbedding van ondernemerschap in het onderwijs, creativiteit en innovativiteit.

In totaal zijn er in 2008 28 projecten tot en met 2011 gestart, waarvan 6 Centres of Entrepreneurship in het ho en 22 ondernemerschapsprojecten verdeeld over het po, vo en mbo (zie box 2 voor enkele voorbeelden). In bijlage 1 treft u het overzicht van de toegekende projecten aan.

Box 2: Enkele projecten uitgelicht per onderwijssector

Primair Onderwijs:

Op PC Basisschool De Klokbeker in Ermelo staat het ondernemende kind centraal. In alle groepen worden projecten gestart waarbij de ondernemerszin wordt gestimuleerd. Zo werkten de kleuters spelenderwijs aan het thema «mijn restaurant», waarbij in elk lokaal een restaurant werd ingericht. Menukaarten maken, een kok op bezoek, smaaklessen en als hoogtepunt een bezoek aan een restaurant. De kinderen uit groep 6 hebben in het voorjaar van 2008 in samenwerking met een reclamebureau een campagne georganiseerd voor een lunchroom in Ermelo, dat mede geleid wordt door verstandelijk gehandicapten. Daarnaast worden in dit project de ervaringen gedeeld door middel van open dagen en workshops. Ook wordt er actief samengewerkt met het bedrijfsleven middels bedrijvendagen en -bezoeken.

De eerste resultaten zijn dat de kinderen meer in staat zijn om zelfstandig plannen te bedenken en die plannen uit te voeren. Daar leren ze reflecteren. Kinderen zien kansen en leren die benutten!

Voortgezet onderwijs:

Op het Atlascollege in Medemblik is het praktijkleren een vast onderdeel in het opleidingsprogramma. De Ondernemersweek is een jaarlijks hoogtepunt van de middenstand en het onderwijs in Medemblik. In deze week werken bedrijven, de Kamer van Koophandel, gemeentelijke instellingen, drie basisscholen en de leerlingen uit de beroepsgerichte en theoretische leerweg van Atlascollege De Dijk samen op het gebied van leren ondernemen. Centraal staat de vraag: «je eigen bedrijf runnen, wie wil dat nu niet?» Tijdens de Ondernemersweek 2008 werkten de leerlingen in groepjes aan hun eigen onderneming, begeleid door een coach uit het bedrijfsleven. De leerlingen van De Dijk op hun beurt begeleidden de groepen 8 van het basisonderwijs. De ondernemingsprojecten varieerden van het opzetten van een bejaardendisco tot het ontwikkelen van een meubelmachine. Zo proeven de leerlingen al op jonge leeftijd van het ondernemerschap.

Middelbaar beroepsonderwijs:

Het Project Best Seller is een samenwerking van het ROC Zadkine Rotterdam, Unilever, KC Handel en Lava Legato Development. Dit project heeft tot doel leerlingen de kans te geven ondernemerschapservaring op te doen en tegelijkertijd hun opleiding interessanter te maken, doordat ze in een praktijksituatie aan de slag kunnen. Het project is als pilot uitgevoerd in het schooljaar 2007–2008 bij de afdeling Handel, niveau 3. In de eerste fase schreven leerlingen in groepjes een verkoop- en marketingplan. De leerlingen die werden geselecteerd voor de tweede fase voerden de bedachte activiteiten uit. Deze leerlingen konden voor een bedrag van € 1 000,- producten aanschaffen. Tijdens het project werden de leerlingen ondersteund door mentoren uit het bedrijfsleven. Bij de eindpresentaties van de resultaten, in het hoofdkantoor van Unilever, is door een jury een winnend team uitgekozen. De eerste resultaten geven aan dat de leerlingen zich sterk ontwikkeld hebben, zowel in de ogen van de jury van de eindpresentaties als in de ogen van de docenten. Deze ontwikkeling was bijvoorbeeld zichtbaar in hun presentatievaardigheden en hun doorzettingsvermogen in de uitvoeringsfase. Ook voor de betrokken docenten was het een uitdagend project. Zij werden veel meer dan in het regulier onderwijs aangesproken op hun kwaliteiten leerlingen tot ondernemendheid te stimuleren.

Hoger onderwijs:

In Amsterdam ondersteunt de overheid het project Coöperatie Amsterdamse Scholen voor Entrepreneurship (CASE), opgesteld door de vier instellingen voor hoger onderwijs in de stad. Het doel is het opzetten van hoogwaardige centra die ondernemerschap aanwakkeren via een geïntegreerd onderwijsaanbod en het ondernemersklimaat in de regio bevorderen via netwerken en uitwisselingen.

CASE voorziet onder andere in ondernemerschapsonderwijs voor eerstejaarsstudenten. Van de universiteiten heeft de VU het voortouw genomen met een pilot voor het eerstejaarsvak «ondernemen is overal». De Hogeschool van Amsterdam (HvA) heeft er voor gekozen om in november alle economiestudenten een introductieweek in ondernemerschap te geven. Verder ontwikkelt een team van docenten binnen CASE tien onderwijscases in Entrepreneurship, gebaseerd op de methoden van Harvard Business School. De VU heeft het initiatief genomen om te starten met ondernemerschapsonderwijs bij de opleiding van leraren voortgezet onderwijs. Ook een belangrijk onderdeel van CASE is de onderzoeksactiviteit. Binnen CASE is men gestart met de opzet van een evaluatieonderzoek van resultaten van ondernemerschapsonderwijs. Hierbij worden naast CASE ook andere CoE-projecten betrokken.

Naast deze projecten heeft leren ondernemen in het onderwijs ook aandacht gekregen via:

– vijf «leren ondernemen – ambassadeurs» die in diverse regio’s ondernemerschap in het onderwijs stimuleerden met publicaties, speeches, gesprekken e.d.;

– tweemaal de toekenning van leren ondernemen prijzen voor groepjes scholieren en scholen met een opvallend ondernemend project;

– het organiseren van enkele trainingen voor docenten van het po en vo over het opzetten van ondernemerschap in een school.

Ook internationaal wordt steeds meer aandacht gegeven aan leren ondernemen. In het voorjaar van 2008 publiceerde de Europese Commissie een overzicht van ervaringen en aanbevelingen «Entrepreneurship in higher education, especially within non-business studies». In het kader van het Leonardo da Vinci programma wisselen landen steeds meer informatie uit over de aanpak en de resultaten.

Vooruitblik: plan van aanpak van programma onderwijs en ondernemerschap 2008–2011.

Met de eerste toegekende projecten zijn stappen gezet om scholen enthousiast te krijgen voor het leren ondernemen. Het is vruchtbaar om nu in te zetten op het verder professionaliseren en verduurzamen van deze goede initiatieven. De middelen die het kabinet beschikbaar stelt, worden ingezet om onderwijsinstellingen de kans te geven onderwijs in ondernemerschap vorm te geven en van elkaar te leren. Het programma is in eerste instantie gericht op de scholen die al actief zijn met leren ondernemen, de enthousiaste koplopers, die hun initiatieven verder willen versterken. Vrijwillige deelname én het elkaar versterken is het uitgangspunt.

De algemene lijn vanaf 2008 is om meer te investeren in netwerken om de kennisuitwisseling tussen onderwijsinstellingen (en dus docenten) en ondernemers – zowel het regionale als het georganiseerde sectorale bedrijfsleven – te bevorderen. Deze netwerken (of kenniskringen) zijn de werkvorm waarin ervaringen, kennis en vaardigheden met ondernemerschap worden gedeeld. Hierbij wordt ingezet op een meer structurele kennisuitwisseling in plaats van een eenmalige projectbasis. Tevens zal waar mogelijk aansluiting worden gezocht met lopende (regionale) samenwerkingsverbanden tussen onderwijs en bedrijfsleven om zo onnodige bestuurlijke drukte te voorkomen.

De voorliggende aanpak is gebaseerd op een consultatie met het veld.1 Ook de adviescommissie onder leiding van prof. ir. Wim Dik heeft aanbevelingen gedaan. In het programma 2008–2011 wordt zodoende ingezet op de volgende algemene instrumenten:

1. Ondersteunen en begeleiden van de 28 gehonoreerde projecten uit de subsidieregeling Onderwijs en Ondernemerschap 2007, gericht op realisatie van de doelstellingen, verdere verankering en professionalisering.

2. «Evidence based» onderzoek naar de effecten van de «ondernemerschap en onderwijs»-projecten om best practices te kunnen bepalen. Dit ook gericht op de langere termijn effecten.

3. Verspreiden en opschalen van de best practices naar andere enthousiaste scholen. Hiertoe worden onder meer samen met de Kamers van Koophandel en kenniscentra, regionale en sectorale netwerken geformeerd en ondersteund. Duurzame samenwerking met het (regionale en georganiseerde sectorale) bedrijfsleven is hierbij van cruciaal belang.

4. Organiseren van scholingsaanbod voor enthousiaste docenten op alle onderwijsniveaus, het zogenaamde «train-the-trainers» programma.

Daarnaast worden onderwijssectorspecifieke instrumenten ingezet:

5. Het investeren in regionale, dan wel sectorale netwerken in het po tot mbo.

6. Het ontwikkelen van een landelijk ondernemerscertificaat in het mbo en ho.

7. Meer ondernemerschap in het ho, o.a. via meer Centres of Entrepreneurship.

8. Het opzetten van een uitwisselingsprogramma gericht op (potentiële) studentondernemers in samenwerking met de Kauffman Foundation en hun Global Fellowship Programma.1

In box 3 treft u de indicatieve budgettaire opstelling aan voor het programma ondernemerschap en onderwijs 2008–2011.

Box 3: Indicatieve budgettaire opstelling programma onderwijs en ondernemerschap 2008–2011

Het gezamenlijke plan van aanpak van de ministeries van EZ, OCW en LNV geeft de kaders aan van de uitgangspunten, doelstellingen, ambities en activiteiten. Het plan van aanpak is in die zin ook richtinggevend voor de te hanteren (financiële) bandbreedtes. In bijgevoegd tabel is een indicatieve opstelling opgenomen van de te financieren activiteiten, de sector waarop de activiteit betrekking heeft en de looptijd van de betreffende activiteit. De budgettaire opstelling betreft de overheidsbijdrage aan de activiteiten. Op onderdelen – zoals het opzetten van de Centers of Entrepreneurship – zal een cofinancieringsverplichting gelden.

ActiviteitOnderwijssectorLooptijdBudget taire bandbreedteIndicatie totale budget
Opzetten netwerken en implementatiebudgetpo*, vo* en mbo2009 – 201110-15 mln. 13 mln.  
Opzetten 2e ronde Centers of Entrepreneurshipho, ook toegankelijk mbo20108 – 10 mln.10 mln.
Ontwikkelen scholingsaanbod, train-the-trainers programmapo, vo, mbo en ho20081 – 1,5 mln.1,5 mln.
Ontwikkelen studenten uitwisselingsprogrammaho, gekoppeld aan CoE2009–20111 – 1,5 mln.1 mln.
Ontwikkelen landelijk ondernemingscertificaatmbo en ho20101 – 1,5 mln.1,5 mln.
ActiviteitOnderwijssectorLooptijdBudget taire bandbreedteIndicatie totale budget
Ondersteuning landelijke initiatieven en evidence based onderzoek**po,vo, mbo en ho2008–20111–3 mln.3 mln
Uitvoeringskosten van het Partnership Leren Ondernemen***po, vo, mbo en ho2008–20112,5-3,5 mln.3 mln.
Totaal  24,5–36,5 mln.33 mln.****

 * Hierbij kunnen Pabo’s en lerarenopleiding VO aanvrager en/of partner zijn.

** Deze actielijn betreft de onderzoeksactiviteiten en de ondersteuning van landelijke initiatieven van het partnership Leren Ondernemen op gebied van ondernemerschap, o.a. Stichting Certificaat Ondernemerschap en Jong Ondernemen, om zo synergievoordelen te creëren.

*** Onder de uitvoeringskosten vallen o.a. activiteiten als ondersteuning van de toegekende projecten, opstellen en uitvoeren van de nieuwe subsidieregelingen, promotie vanleren ondernemen (leren ondernemen prijs) en verspreiden van good practices via netwerken en website.

**** Dit betreft de extra middelen in het kader van het beleidsprogramma (€30 mln.) en het restant van de FES-impuls voor ondernemerschap en onderwijs (€3 mln.).

Onderstaand wordt per onderwijssector het programma 2008–2011 volgend uit bovengenoemde algemene en specifieke instrumenten nader toegelicht.

Primair onderwijs

In het po zal een ondernemende houding van leerlingen op een leuke en inspirerende manier worden gestimuleerd. Uit onderzoek blijkt dat het mogelijk is, door de veelzijdigheid ervan, ondernemerschap een «natuurlijke» plaats in het onderwijs te geven. De verbinding met vakken als taal en rekenen is daardoor in de praktijk relatief eenvoudig te leggen. Ook zal ruimte worden geboden aan initiatieven die ervoor zorgen dat de ondernemende houding, bijvoorbeeld door managementvaardigheden, van schoolleiders en leerkrachten verder ontwikkeld wordt. Met het geheel aan ondernemerschapsactiviteiten zal een verbinding worden gelegd met de Kwaliteitsagenda PO: de basisvaardigheden en opbrengstgericht werken in een rijke leeromgeving.

Verder zullen binnen het po initiatieven worden gestimuleerd die zich richten op regionale netwerken tussen scholen onderling en met externe partners, zoals bedrijven. Ook Pabo’s kunnen partner zijn van het netwerk.1 Deze netwerken richten zich op:

– Professionaliseren van docenten op het gebied van ondernemerschap. De ervaringen die ondernemende scholen al hebben opgedaan kunnen hier een voorname rol spelen.

– Inventariseren, ontwikkelen en toegankelijk maken van geschikt lesmateriaal; aansluitend of aanvullend op materiaal dat al ontwikkeld is.

– Inventariseren en ontwikkelen van aanpakken om «ondernemerschap en onderwijs» concreet in het lesprogramma vorm te geven, met gebruikmaking van wat er al is.

– De verbinding leggen met de prioriteiten uit de Kwaliteitsagenda PO: taal, rekenen en opbrengstgericht werken.

Voortgezet onderwijs

Voor het vo wordt ingezet op regionale netwerken die zich richten op een ondernemende houding, maar ook op de kennis en vaardigheden die bijdragen aan succesvol ondernemerschap. Het gaat er om dat leerlingen zicht krijgen op de eigen kwaliteiten die nog ontwikkeld moeten worden om ondernemerschap te laten integreren in de eigen schoolloopbaan. De netwerken zullen in de eerste plaats een nadruk leggen op het versterken van de samenwerkingsrelatie tussen het onderwijs en het (regionale en georganiseerde sectorale) bedrijfsleven. Ook zullen scholen voor havo/vwo in deze netwerken participeren om ondernemend gedrag bij hun leerlingen te bevorderen en hen inzicht te geven in de kansen die een vervolgopleiding, gerelateerd aan ondernemerschap, in het ho kan bieden. Voor alle scholen gaat het om:

– integreren van activiteiten die gericht zijn op ondernemerschap in activiteiten als loopbaanoriëntatie enbegeleiding die al door de school worden uitgevoerd;

– bevorderen van docentenstages in bedrijfsleven en van stages voor ondernemers binnen de school;

– professionaliseren van docenten op gebied van ondernemerschap;

– de verbinding leggen met de prioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO waar het gaat om taal en rekenen.

Maar daarnaast zullen binnen deze regionale netwerken ook vraagstukken met betrekking tot de doorlopende leerlijnen op de voorgrond staan. Leerlingen zijn immers gebaat bij een doorlopende aanpak. Vandaar dat in dit netwerk ook scholen voor po en/of mbo kunnen deelnemen. De aansluiting tussen vmbo-scholen en vmbo-groen van aoc’s met het mbo is van belang, evenals de aansluiting tussen havo/vwo en het hoger onderwijs.

Middelbaar beroepsonderwijs

In het mbo is de uitdaging om deelnemers voor te bereiden en te stimuleren kennis en vaardigheden op ondernemende en creatieve wijze toe te passen. Tevens de bewustwording van deelnemers dat ondernemerschap een aantrekkelijk carrièreperspectief is. In de voorbereiding moet tot uiting komen dat de deelnemers na het verlaten van het mbo als startend ondernemer aan de slag kunnen gaan. Daarom is voor het mbo gekozen voor het opzetten van kenniskringen. Het mbo vervult hierin een belangrijke functie zowel naar het voortgezet als het hoger onderwijs. De grondslag hiervoor is de Strategische agenda Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie 2008–2011, waarin wordt ingezet op een betere aansluiting in de beroepskolom en aandacht voor innovatie en ondernemerschap. Om deelnemers in het mbo te stimuleren en door te stromen naar een vervolgopleiding in het hoger onderwijs wordt ingezet op het ontwikkelen van een landelijk ondernemerscertificaat (zie box 4). Daarbij is actieve betrokkenheid van het regionale en georganiseerde sectorale bedrijfsleven en de kenniscentra van cruciaal belang.

Box 4 Landelijk ondernemerscertificaat

Momenteel wordt binnen het mbo en het ho al door diverse instellingen gewerkt aan een ondernemerscertificaat: een bewijs dat een deelnemer of student de houding, kennis en vaardigheden heeft ontwikkeld om ideeën in daden om te zetten, bijvoorbeeld door een eigen bedrijf op te zetten. In diverse opleidingen, bijvoorbeeld ROC’s, worden daartoe speciale onderdelen aangeboden zoals een ondernemerscoach, een workshop, acquisitie van klanten een proef met een eigen bedrijfje tijdens de studie. Dit is aanvullend op de meer kennisgerichte onderdelen van reguliere kwalificaties. Zo’n certificaat kan op mbo-2, -3, -4 niveau worden aangeboden en in een andere vorm ook in het ho. Het oogmerk is te komen tot één landelijk certificaat met diverse niveaus. Maar eerst wordt bezien wat diverse opleidingen in de praktijk al ontwikkelen, hoe dat wordt afgestemd op de reguliere kwalificaties en wat de meerwaarde van een landelijk certificaat is.

Hoger onderwijs

Voor het ho geldt dat de nadruk de komende jaren in het bijzonder zal liggen op het verder professionaliseren en versterken van het ondernemerschap, o.a. via het uitbreiden van het aantal Centres of Entrepreneurship. Na de huidige subsidieperiode zullen de «centres» een stevige positie in de instellingen moeten houden. Verder wordt de uitwisseling van kennis en een afstemming van specialisaties tussen de centres en met het bedrijfsleven van groeiend belang. Daarnaast zal het ho zich ook richten op het belonen van studenten, de toptalenten, die extra presteren op het gebied van ondernemerschap, door het bieden van inspirerende leeromgevingen.

Er is in het ho nog ruimte voor vier tot zes nieuwe Centres of Entrepreneurship. Op basis van de evaluatie van de eerste ronde, die een zestal centres heeft opgeleverd, zal worden bepaald of het noodzakelijk is om de regeling aan te passen. Zo zal in de evaluatie worden nagegaan of duurzame samenwerkingsrelaties tussen de ho-instellingen en het regionale en georganiseerde sectorale bedrijfsleven is ontstaan. Tevens zal worden bezien of hogescholen in samenwerking met roc’s of aoc’s een voorstel voor een Centre of Entrepreneurship kunnen indienen. Voor het ho geldt dat de centres nog sterker gekoppeld kunnen worden aan lectoren, het RAAK-programma en/of het SKE-programma binnen de hogeschool en/of de universiteit. Hiermee kunnen onderwijsactiviteiten verbonden worden aan onderzoeksactiviteiten. Het voordeel hiervan is dat onderzoek direct beschikbaar kan worden gesteld aan studenten, docenten, onderzoekers en ondernemers. En dat bovendien door het uitvoeren van opdrachten voor ondernemers kennis wordt toegepast en geactualiseerd.

Een tweede instrument is studenten die excelleren in het hoger onderwijs in een wetenschappelijke discipline of beroepsgerichte discipline en tegelijkertijd de ambitie hebben ondernemer te worden de kans te bieden om met een beurs kennis en ervaring op te doen. In het Verenigd Koninkrijk is een dergelijk programma voor Engelse toptalenten in samenwerking met de Kauffman Foundation opgezet. Het voornemen is om in Nederland eenzelfde uitwisselingsprogramma op te zetten.

De komende periode zal de aandacht gericht zijn op het uitwerken van deze agenda voor ondernemerschap in het onderwijs. Op Prinsjesdag 2009 zal dit kabinet uw Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de in deze brief genoemde maatregelen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

BIJLAGE 1

De adviescommissie onder leiding van prof. ir. Wim Dik heeft de verschillende projectvoorstellen beoordeeld en gerangschikt naar kwaliteit, de bijdrage aan de structurele inbedding van ondernemerschap in het onderwijs, creativiteit en innovativiteit. De overige leden van de adviescommissie zijn:

– Mevr. dr. Niek van de Berg, Lector ROC Zadkine;

– Dhr. prof. drs. Hans Crijns, Universiteit Leuven;

– Dhr. drs. Wouter Gort, zelfstandig ondernemer Boostcompany;

– Dhr. drs. Tim Kievits, directeur PamGene;

– Mevr. Corry de Lange, Raad van Toezicht Syntens;

– Mevr. drs. Marianne Schuurmans, de Educatieve Stad.

Toegekende Centres of Entrepreneurship:

– Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Gelderland Onderneemt! (GO!). Een samenwerking van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen, de hogeschool ArtEZ en de Radboud Universiteit.

– Erasmus Universiteit: Holland Program on Entrepreneurship (HOPE). HOPE is een samenwerking van de Erasmus Universiteit, de TU Delft en de Universiteit Leiden.

– Universiteit van Maastricht: UM Centre of Entrepreneurship.

– Universiteit van Amsterdam – Hogeschool van Amsterdam: Coöperatie Amsterdamse scholen voor Entrepreneurship (CASE). In CASE participeren de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, de Hogeschool van Amsterdam en INHOLLAND.

– Hogeschool voor de Kunsten Utrecht: Centre for Entrepreneurship in the Creative Industrie.

– Wageningen Universiteit: Dutch agro-food Network of Entrepreneurship (DAFNE). Het consortium DAFNE is een samenwerking van de Wageningen Universiteit, hogeschool Van Hall Larensteijn, HAS Den Bosch en CAH Dronten.

Toegekende ondernemerschapprojecten:

Middelbaar beroepsonderwijs

– ROC Midden Brabant, Tilburg Startpunt.

– Zadkine, Rotterdam, Best Seller.

– ROC ID College, Zoetermeer Ondernemen = Doen!

– ROC Nijmegen mbo-certificaat ondernemerschap.

– ROC Albeda College, Rotterdam, Ambachtelijk ondernemen.

Voortgezet Onderwijs

– Codename Future, Den Haag Ondernemend Onderwijs, een duurzame onderneming.

– Stichting Lava Legato, Rotterdam, De bijenkorf van de kenniskring leren ondernemen.

– VSO de Velddijk REC4, Venlo, Ondernemend aan de slag in het Voortgezet speciaal onderwijs.

– SSONML, Twents Carmel College, Oldenzaal, Onderneem het.

– IJburg College, Amsterdam, Het Grand Café als proeftuin!

– Minkema College, Woerden, Intenationaal ondernemen.

– Nova College, Amsterdam, De docent als ondernemer: dromen, doen en doorzetten.

– Atlascollege locatie De Dijk, Medemblik, Deelgenoot zijn in ondernemend leren; praktijkleren & ondernemersweek van Medemblik.

Primair Onderwijs

– OBS Willespoort, Wilnis, Thematisch en spelenderwijs ondernemerschap voor het kind.

– OBS De Vogels, Oegstgeest, Ondernemen in Talenten.

– Stichting Agora, Zaandam, Coördinatoren voor ondernemend leren in het basisonderwijs.

– OBS De Vlaamse Reus, Amsterdam Reuzeplan.

– Stichting Openbaar Primair Onderwijs Almelo, 4-Dimensionaal ondernemend onderwijs.

– PCB De Klokbeker, Ermelo, Het ondernemende kind.

– Stichting Katholiek Basisonderwijs Gelderland, Go for a change.

– Stichting ABCG, Groningen, Leren ondernemen in Drenthe.

– Stichting Onderwijs Campus, Terneuzen, Een POP voor leerkracht en leerling.


XNoot
1

Zie Kamerstukken, 2007–2008, 31 288, nr. 31 en 31 070, nr. 1 en 30 891, nr. 4.

XNoot
2

Zie box 2 voor voorbeelden.

XNoot
1

Maatschappelijke urgentie van ondernemerschap, EIM, 2005.

XNoot
2

Early development of entrepreneurial qualities: the role of initial education, EIM, 2003.

XNoot
3

The Impact of Entrepreneurship Education: An Evaluation of the Berger Entrepreneurship Program at the University of Arizona.

XNoot
4

Mededeling van de Europese Commissie, ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren, EC, 2006.

XNoot
5

Van der Sluis J., Van Praag C.M., Vijverberg W., 2003, Entrepreneurship selection and performance: a meta analysis of the impact of education in industrialized countries, Discussion Paper, Tinbergen Institute, University of Amsterdam.

XNoot
6

Entrepreneurship update – Onderwijs en ondernemerschap in Nederland – Mirjam van Praag, ACE, 2007.

XNoot
7

A) Rushing, F.W., Economics and entrepreneurship in the elementary grades, in C.A. Kent (ed.), Entrepreneurship Education: Current Developments, Future Directions, New York: Quorom Books, 153–164, 1990. B) Peterman, Nicole and Jessica Kennedy. Enterprise Education: influencing students’ perceptions of entrepreneurship, Entrepreneurship Theory and Practice, 129–144, 2003.

XNoot
8

Bal, José e.a., Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs, EIM, 2007.

XNoot
9

Hytti, Ulla, State-of-art of enterprise education in Europe; Results from the Entredu project, Small Business Institute, Turku School of Economics, Entredu.com.

XNoot
10

Early development of entrepreneurial qualities: the role of initial education, EIM, 2003.

XNoot
11

Bal, José e.a., Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs, EIM, 2007.

XNoot
12

The Impact of Entrepreneurship Education: An Evaluation of the Berger Entrepreneurship Program at the University of Arizona 1985–1999, A. Charney et al, 2000.

XNoot
1

Nulmeting (januari 2008) «Ondernemerschap en Onderwijs» die is uitgevoerd door onderzoeksbureau B&A Groep en EIM rapport (september 2007) over «ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs».

XNoot
2

SenterNovem is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Partnership Leren Ondernemen, alsmede de subsidieregeling «Ondernemerschap en onderwijs 2007». Zie ook www.lerenondernemen.nl.

XNoot
1

Er zijn onder meer gesprekken georganiseerd met studentondernemers, incubators, vertegenwoordigers vanuit de diverse onderwijssectoren en werkgeversorganisaties.

XNoot
1

Dit programma heeft tot doel om zeer talentvolle studentondernemers de mogelijkheid te bieden om hoogwaardige internationale (Verenigde Staten) ondernemerskennis en ervaring op te doen, zodat ze vervolgens in staat zijn om hun bedrijf op te starten. In de Verenigde Staten is de Kauffman Foundation toonaangevend op het gebied van ondernemerschap in onderwijs, zie www.kauffman.org.

XNoot
1

Met het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs (LOBO) zal worden overlegd welke rol de opleidingsinstituten (Pabo’s) hierin kunnen spelen.

Naar boven