31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 326 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2013

De Europese Commissie heeft de Nederlandse regering eind 2012 bericht over de vermeende strijdigheid van de Nederlandse regelgeving inzake de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met het recht van de Europese Unie. Naar aanleiding daarvan heeft de Nederlandse regering zich hierop beraden en het volgende voornemen geformuleerd.

In de WHW is voor studenten met de nationaliteit van een EU-lidstaat vastgesteld dat, om aanspraak te kunnen maken op het wettelijk collegegeld, zij woonachtig moeten zijn in Nederland, België, Luxemburg of in een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland. Studenten die niet aan dit woonplaatsvereiste voldoen, zijn het instellings-collegegeld verschuldigd.

Aangezien studenten met de Nederlandse nationaliteit gemakkelijker aan het woonplaatsvereiste kunnen voldoen dan studenten met de nationaliteit van een andere lidstaat, zou het vereiste voor deze groep beschouwd kunnen worden als een indirecte discriminatie.

Gelet op door de Commissie ingebrachte argumenten zal de Nederlandse regering op korte termijn een wetswijziging voorbereiden, die is gericht op aanpassing van de wettelijke bepalingen inzake het collegegeld opdat de woonplaats van de student vanaf het studiejaar 2014/2015 niet meer van belang is voor de aanspraak op het wettelijk collegegeld.

VSNU en HBO-raad zijn door mij hiervan in kennis gesteld. Tevens zal ik met hen overleg voeren over de gevolgen van dit voornemen voor de instellingsbekostiging.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven