31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2008

Ter inleiding

Op 2 juli 2008 heeft uw Kamer een Algemeen Overleg gepland over mijn brief van 7 februari 2008 over het Inspectierapport «Aandacht voor allochtone studenten in het hoger onderwijs» (Kamerstuk 31 288, nr. 20). In het verlengde van die brief informeer ik u hierbij nader over de aanwending van de extra middelen voor de allochtone studenten in het hoger onderwijs. Dit heb ik ook toegezegd in het notaoverleg op 10 december 2007 over Het Hoogste Goed, de strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid (Kamerstuk 31 288, nr. 1).

Nieuw programma Randstadhogescholen

In genoemde strategische agenda is bijzondere aandacht besteed aan de grote uitdaging waarmee de onderwijsinstellingen zich in de Randstad geconfronteerd zien: de combinatie van enerzijds hoge ambities rondom kwaliteit en rendement van onderwijs en anderzijds een hoge concentratie van niet-westerse allochtonen, die op de verschillende onderwijsterreinen nog in een achterstandspositie verkeren. Ik heb daarom voorgesteld de instellingen in de vier grote steden extra te faciliteren voor het verbeteren van studiesucces van niet-westerse allochtone studenten. Het zijn vooral de vijf multisectorale hogescholen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, die voor de «Randstad»-uitdaging staan; daarom worden de extra middelen in eerste instantie bij hen ingezet. De universiteiten volgen vanaf 2011. Met de vijf Randstadhogescholen zijn afspraken gemaakt over de inzet van de extra middelen. Een convenant daartoe is door de bestuurders van de hogescholen en mijzelf ondertekend op 26 mei 2008. De volledige tekst van het convenant is opgenomen in de bijlage bij deze brief.1

Ik wil graag benadrukken, dat dit nieuwe programma niet alleen gaat over het oplossen van problemen, maar vooral over het pakken van kansen. Het is mijn overtuiging dat een succesvolle deelname en het optimaal aanwenden van talenten van alle Nederlanders ten goede komen aan de kwaliteit van de gehele samenleving. De kracht van Nederland zit hem er juist in dat iedereen, die talentvol is, een goede opleiding kan volgen en maatschappelijk succesvol kan zijn, ongeacht etnische afkomst of sociaal-economische omstandigheden. Met dit nieuwe programma en uiteraard de inzet van studenten en onderwijsinstellingen kunnen we dit grote pluspunt verder versterken en benutten.

Afspraken met hogescholen

De afspraken met Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool INHOLLAND, Haagse Hogeschool, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Utrecht komen neer op het volgende:

• De hogescholen gaan bestuurlijk commitment aan voor het bereiken van concrete verbetering van het studiesucces van niet-westers allochtone studenten binnen de instelling. Meer concreet betekent dit dat de uitval verminderd wordt en het rendement wordt verbeterd, in die zin dat de achterstandspositie van allochtone studenten ten opzichte van autochtone studenten zoveel mogelijk wordt ingelopen.

• De aanpak en resultaten worden gemonitord door Echo, expertisecentrum voor diversiteitbeleid in het hoger onderwijs. Hierdoor ontstaat ook een platform voor wederzijds leren en inspireren, waar praktijken en resultaten uitgewisseld worden.

• In 2011 en 2014 wordt de balans van de bereikte resultaten opgemaakt: er wordt geïnventariseerd hoe instroom en studiesucces van niet-westerse allochtonen zich in de instellingen hebben ontwikkeld, waarbij de vragen centraal staan of de kloof in studiesucces tussen niet-westerse allochtone en autochtone studenten wordt gedicht en of de instelling het op dit vlak ook beter doet dan tot 2008.

• De bereikte resultaten worden vanaf 2011 ook meegewogen bij de verdeling van de middelen over de hogescholen.

• In «Het Hoogste Goed» is extra geld beschikbaar gesteld voor het doel van deze afspraak: € 4 mln. in 2008 oplopend naar (indicatief) € 17 mln. in 2011. De hogescholen zullen het geld onder meer besteden aan betere voorlichting en begeleiding van (aanstaande) allochtone studenten.

• Deze middelen worden met ingang van 2008 verdeeld op basis van de instroom van niet-westerse allochtonen. Het betreft de volgende procentuele verdeling: Haagse Hogeschool 15%, Hogeschool Rotterdam 22%, Hogeschool Utrecht 13%, Hogeschool INHOLLAND 21% en Hogeschool van Amsterdam 29%. Aanvullende middelen die in 2009 en 2010 vanwege deze doelstelling beschikbaar komen worden over deze instellingen verdeeld conform de genoemde percentages.

• In 2011 vindt besluitvorming plaats over de (her)verdeling van deze middelen op basis van instroom, uitval en rendement vanaf begrotingsjaar 2012. Deze indicatoren tellen in beginsel alle drie even zwaar (1:1:1). Het is de bedoeling het beschikbare budget dan zodanig te verdelen dat de instelling die haar streefwaarden op genoemde indicatoren heeft gerealiseerd of overtroffen, daarvoor extra gewaardeerd wordt.

De hogescholen doen een voorstel voor de streefwaarden 2011 ten aanzien van rendementsverbetering en uitvalvermindering uiterlijk in november 2008. De streefwaarden van de hogescholen moeten zowel realistisch als uitdagend zijn. Echo zal beoordelen of dat inderdaad het geval is. Ik zal in overleg met de hogescholen de definitieve streefwaarden vaststellen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven