31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

nr. 18
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 12 december 2007

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, de vaste commissie voor Economische Zaken2 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 hebben op 10 december 2007 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de strategische agenda hoger onderwijs en wetenschapsbeleid.

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen,

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Erp

Stenografisch verslag van een notaoverleg van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Maandag 10 december 2007

13.00 uur

De voorzitter: Van de Camp

Aanwezig zijn 11 leden der Kamer, te weten:

Van de Camp, Anker, Bosma, Koşer Kaya, Besselink, Zijlstra, Leijten, Joldersma, Jan Jacob van Dijk, Dibi en Van der Vlies,

en de heer Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Aan de orde is de behandeling van:

de strategische agenda hoger onderwijs en wetenschapsbeleid (31 288, nr. 1);

de brieven van de minister van OCW d.d. 15 mei en 15 juni 2007 inzake kabinetsreactie OESO thematisch rapport hoger onderwijs- en onder­zoeksbeleid (30 800-VIII, resp. nr. 128 en 146);

de brief van de minister van OCW d.d. 20 juni 2007 met afschrift van brief aan Universiteit van Amsterdam over financiering schakelprogramma's (OCW0700454);

de brief van de minister van OCW d.d. 3 juli 2007 inzake London; communiqué 2007 in het kader van het Bologna Proces 1999-2010 (22 452, nr. 31);

de brieven van de minister van OCW d.d. 16 mei 2007 inzake de integrale Kabinetsreactie Inspectie-apport onderwijstijd in het hoger onderwijs (30 800-VIII, nr. 129) en van 10 juli 2007 (30 800-VIII, nr. 168);

de brief van de minister van OCW d.d. 24 juli 2007 inzake het advies van de Onderwijsraad "Kwaliteit belonen in het hoger onderwijs?" (30 800-VIII, nr. 171);

de brief van de minister van OCW d.d. 11 september 2007 ter aanbieding van twee analyses science system assessment van het Rathenau Instituut (29 338, nr. 66);

de brief van de minister van OCW d.d. 19 september 2007 met de tussenevaluatie invoering BaMa-structuur (29 281, nr. 8);

de brief van de minister van OCW d.d. 18 oktober 2007 inzake uitvoering toezeggingen algemeen overleg over hoger onderwijs op 26 september 2007 (31 200-VIII, nr. 21);

de brief van de minister van OCW d.d. 27 oktober 2005 over advies KNAW inzake onafhankelijk onderzoek (29 338, nr. 38);

de brief van de minister van OCW d.d. 20 november 2007 met kabinetsreactie op het KNAW-advies "Wetenschap op bestelling" (29 338, nr. 68);

de brief van de minister van OCW ter aanbieding van het AWT-advies Weloverwogen Impulsen, Strategisch investeren in zwaartepunten (27 406, nr. 115);

de brief van de minister van OCW d.d. 29 november 2007 inzake toezeggingen onderzoek- en weten­schapsbeleid (29 338, nr. 69);

de brief van de minister van OCW d.d. 3 december 2007 met de evaluatie van het verdrag inzake de transnationale Universiteit Limburg (27 772, nr. 2);

de brief van de minister van OCW d.d. 4 december 2007 inzake stand van zaken Lissabondoelstel­lingen);

de brief van de staatssecretaris van OCW Rutte d.d. 16 december 2005 inzake Inspectierapport "De waarde van intern toezicht: Raden van toezicht in het hoger onderwijs" en de beleidsreactie (30 183, nr. 3);

de brief van de minister van OCW d.d. 1 februari 2006 inzake de Voortgangsrapportage Commissie Dynamisering (27 406, nr. 66);

de brief van de minister van OCW d.d. 11 april 2006 inzake het Rapport van de Commissie Dynamisering (27 406, nr. 82);

de brieven van de staatssecretaris van OCW d.d. 21 april, 6 oktober en 21 december 2006 inzake aanbieding lectorenmeting (0-meting); voortgang lectoraten en aanbieding effectmeting; verslag van een schriftelijk overleg (30 300-VIII, nr. 220, en 30 800-VIII, nrs. 11 en 88);

de brief van de minister van OCW d.d. 29 juni 2006 inzake Strategisch Plan NWO (27 406, nr. 84);

de brief van de minister van OCW d.d. 25 september 2006 inzake de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Dynamisering en het strategisch plan NWO (29 338, nr. 52);

de brief van de staatssecretaris van OCW d.d. 12 februari 2007 inzake de reactie op het Inspectie­rapport "Accreditatie, de opleiding aan het werk" (28 879, nr. 17);

de brief van de ministers van OCW en Economische Zaken d.d. 6 april 2007 inzake voortgang Deltaplan Bèta Techniek (30 800-VIII, nr. 111);

de brief van de minister van OCW d.d. 5 juli 2007 inzake ADEM-programma (27 406, nr. 109);

de brief van de minister van OCW d.d. 5 juli 2007 inzake notitie toekomstvisie op de ontwerp- en ontwikkelfunctie van hogescholen (30 800-VIII, nr. 165);

de brief van de minister van OCW d.d. 6 juli 2007 inzake aanbieding evaluatierapport Vernieuwingsimpuls (29 338, nr. 65);

de brief van de minister van OCW d.d. 19 september 2007 inzake tussenevaluatie invoering BaMa-structuur (29 281, nr. 8);

de brief van de minister van OCW d.d. 10 oktober 2007 inzake Surinaamse studenten en collegegeld (24 724, nr. 70);

de brief van de minister van OCW d.d. 18 oktober 2007 inzake uitvoering toezeggingen algemeen overleg over hoger onderwijs op 26 september 2007 (31 200-VIII, nr. 21).

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Wij hebben in een procedurevergadering afgesproken op welke manier wij dit notaoverleg zullen aanpakken. Ik geef het woord aan de heer Zijlstra, over de orde.

De heerZijlstra(VVD)

Voorzitter. Wij vragen ons af wat de status is van de voorstellen die voorliggen. In de aanbiedingsbrief staat dat deze strategische agenda het Hoger Onderwijs- en Onderzoeksplan vervangt. Volgens ons is dat ten eerste in strijd met de wet. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is klip en klaar over de procedure die daarvoor moet worden gevolgd. Ten tweede gaan wij niet een heel nieuw plan voor het hoger onderwijs voor de komende vier jaar er hier even in een paar uur doorheen jassen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

De heer Zijlstra heeft wel een punt. Ik begrijp zojuist dat er een commissievergade­ring hierover is geweest. Misschien kan de voorzitter er iets meer over zeggen. Is dit voor alle leden vastgelegd?

De voorzitter:

Dat zijn even twee verschillende dingen. De heer Zijlstra stelt het meer fundamentele punt aan de orde dat deze agenda in de plaats zou komen van het HOOP. Wat mevrouw Koşer Kaya zegt heeft meer betrek­king op de spreektijd. Ik stel voor, eerst het punt van de heer Zijlstra te behandelen. Ik meld wel dat uw voorzitter dit soort punten van orde graag wat eerder hoort dan op het moment suprême. Mijnheer de minister, kunt u een opvatting geven over de status van deze agenda?

MinisterPlasterk

De WHW vraagt om een hogeronderwijsplan. Dit is dat plan.

De heerZijlstra(VVD)

Met alle respect, dat is in strijd met de wet. Dit kan gewoon niet. De WHW is daar buitengewoon duidelijk over. Voor het plan moet zes maanden voordat het wordt vastgesteld een ontwerp bij de Kamer worden ingediend. Er moet worden geadviseerd door de Onderwijsraad, de SER en andere instan­ties. Dat is allemaal niet gebeurd. Het is op 23 november opgestuurd. 2,5 week later wordt erover gediscussieerd. Wij kunnen niet via de achterdeur een soort nieuw HOOP vaststellen.

MevrouwJoldersma(CDA)

Ik kan het mij niet zo heel scherp voor de geest halen, maar ik dacht dat wij al eerder een mededeling hadden gekregen dat hoger onderwijs en onderzoek in elkaar geschoven zouden worden. Ik kan mij die brief niet meer herinneren.

MinisterPlasterk

In de wet is een termijn van zes maanden vastgesteld. Daar houden wij ons aan. Er wordt verder met iedereen over gediscussieerd.

De heerZijlstra(VVD)

Dit heeft ook te maken met de spreektijden. Wij moeten dit nu afdoen in in mijn geval vijf minuten. Gewoonlijk is er bij een dergelijk onderwerp in een notaoverleg vrije spreektijd, want het gaat over een belangrijk stuk. Dat kunnen wij er toch niet in een korte spreektijd doorheen jassen, met alle respect? Artikel 2.3 en artikel 2.4 van de WHW zijn hier buitengewoon duidelijk over. Ik heb geen advisering van de SER of de Onderwijsraad gezien. Volgens mij zijn de Kamer en de minister gehouden aan de wet.

De voorzitter:

Het principiële punt moet nu niet worden vermengd met dat van de spreektijden. Daar heb ik ernstig bezwaar tegen. De kwestie van de spreektijden is uit-en-ter-na in de commissie aan de orde geweest en heeft toen ieders instemming gekregen. Het viel mij op dat uw collega bij het mediaoverleg er ook al moeite mee had. Ik stel u voor om de procedurevergaderingen beter bij te wonen.

Verder neem ik aan dat indien daartoe behoefte bestaat de minister in zijn beantwoording nog nader zal ingaan op het formele punt, maar zoals ik het nu kan overzien wordt het plan over een halfjaar vastgesteld en wordt aan de formele vereisten inzake de WHW voldaan.

Ik geef nu voor de eerste termijn het woord aan mevrouw Leijten.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. Eindelijk is het dan zo ver! Wij hebben de langverwachte strategische agenda van deze nieuwe minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Wij kennen hem overigens al een tijdje. De spanning is voldoende opgevoerd. Eerst zou de agenda van de zomer komen. Toen werd het september. Vervolgens werd het oktober en uiteindelijk werd het november. Het veld heeft gematigd positief gereageerd. Dat is niet zo gek, want er is meer geld voor hoger onderwijs. En er staan een heleboel mooie woorden in deze agenda maar, zoals wij weten, is papier geduldig. De grote vraag is dan ook of de woorden met de cijfers kloppen en of deze minister deze woorden ook waar kan gaan maken.

Als het over de studenten gaat, zijn de woorden wat minder mooi. Ze hebben een nogal zure uitwerking. Eigen verantwoordelijkheid in de studie is er niet meer bij, want op ieder moment kan je uit de opleiding worden gezet met een bindend studieadvies. Heb je dan al drie jaar gestudeerd? Spijtig, ga maar wat anders doen. Wij vinden dit haaks staan op de aanval die deze minister wil inzetten op de uitval en op wat hij zelf altijd zegt over de eigen verantwoordelijkheid van de studenten en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Met een bindend studieadvies na het eerste jaar en de harde knip tussen de bachelor en master zijn wij al ongelukkig. Door opleidingen nu op elk moment de kans te geven iemand te verwijderen, zal er strategisch studiekeuzegedrag ontstaan. Waarom denkt de minister dat de maatregel inzake het bindend studieadvies de kwaliteit van het hoger onderwijs zal verhogen?

Ook zeer teleurstellend is dat deze minister de studenten als een melkkoe ziet: collegegeldverhogingen om de lerarensalarissen te betalen. Per jaar €22 erbij voor tien jaar. Dat is slim gedaan, zo moet ik de minister meegeven. Voor €22 per jaar zal je geen hordes studenten op het Malieveld gaan zien, maar uiteindelijk, na tien jaar, betalen de studenten toch behoorlijk mee aan de lerarensalarissen. Op dit vlak heeft de minister toch goed geleerd van zijn voorgangers. Studenten laten betalen voor tekortschietende investeringen in het onderwijs, dit terwijl de basisbeurs nog maar een jaar geleden is gedegradeerd tot enkel een tegemoetkoming in het levensonderhoud. Toen spraken wij in de Kamer over de vraag wat er zou gebeuren bij collegegeldstijgingen. Toen waren er meerdere collega's die zeiden dat wij er als Kamer dan zelf bij zouden zijn om dat te compenseren. Ik ben dan ook benieuwd of ik vandaag op ze kan rekenen.

Hoger collegegeld, ondoorzichtige studiekosten, hoge kamerhuren, een zorgverzekering van €70 per maand, ik vind het niet zo gek dat studenten steeds vaker en hogere bedragen gaan lenen. De vraag is of zij een keuze hebben. De SP vindt van niet. Ja, je kunt gaan werken. Studenten geven ook aan dat zij liever meer gaan werken dan meer gaan lenen. Maar de tijd om te studeren staat dan onder druk. En met een bindend advies op ieder moment in je studie, is dat toch niet zo'n reële optie. Een andere keuze is om niet te gaan studeren. Maar ja, meet maar eens wie er niet gaat studeren. Studenten uit gezinnen van wie de ouders niet gestudeerd hebben, lenen aanzienlijk minder en ook minder vaak dan studenten uit gezinnen met gestudeerde ouders. Ook blijkt dat studenten met een lagere sociaaleconomische achtergrond gevoelig zijn voor collegegeldverhogingen. De minst draagkrachtige aankomende student wordt door dit beleid dus wel afgeschrikt. Wij vragen ons af hoe dit te rijmen is met het toegankelijk onderwijs dat in de verkiezingsprogramma's van alle regeringspartijen staat en met het motto van de sociaaldemocratische spreiding van inkomen, kennis en macht.

De strategische agenda is ten aanzien van een heleboel aspecten vaag. Op veel punten komen er nog plannen, maar zeer duidelijk is de agenda over de studiefinancie­ring. Eufemistisch staat er dat lenen gemakkelijker wordt, omdat het afbetalen van de studieleningen gemakkelijker wordt; het hoeft niet in 15 jaar maar in 25 jaar. Dan, zo is de redenering, hoef je per maand minder af te lossen. Dat kan misschien wel kloppen, maar of het nu aantrekkelijker wordt, vraag ik mij af. Je betaalt immers niet alleen tien jaar langer rente op de lening, maar ook tien jaar langer rente op de rente. Waarom doet de minister dit voorstel? Is het mogelijk dat te veel kwijtgescholden moet worden na 15 jaar, doordat meer studenten lenen en meer studenten meer lenen? Graag hoor ik op deze vraag een concreet antwoord onderbouwd met cijfers. Naar onze mening is de maat vol met de sluipende wijzigingen in de studiefinanciering en het verhogen van het collegegeld. Wij zien dan ook graag dat het gedeelte over de studiefinanciering wordt geschrapt uit de strategische agenda en dat geen wijzigingen worden doorgevoerd voordat wij eens goed over de studiefinanciering hebben gesproken. De salamitechniek van het afgelopen jaar, waarin de studenten steeds minder beurs krijgen en steeds meer gedwongen worden tot lenen, vinden wij een verkeerde richting.

Wij willen al helemaal geen afschaffing van de studiebeurs voor de master. Vandaag zegt de minister bij ScienceGuide dat 50% automatische doorstroom beter is dan 80% automatische doorstroom van de bachelor naar de master. Dat doet het ergste vermoeden in combinatie met de uitspraak van 1 december dat de hoogte van het collegegeld helpt bij het maken van een keuze. Wat gaat de minister nou doen met de masterbekostiging? Weet de minister dat verschillende faculteiten op het diploma het volgende vermelden: "De faculteit hecht er waarde aan te benadrukken dat de bacheloropleiding en de masteropleiding samen een academische opleiding vormen. De faculteit beschouwt de masteropleiding als afronding van de academische opleiding."? Deelt de minister deze mening?

In de plannen staat dat meer beleid wordt ingezet om meer allochtonen in het hoger onderwijs te krijgen. Wij zijn daar blij om, maar wij vragen de minister toch om studenten met een handicap niet te vergeten. Wij willen ook vragen of hij bereid is om aankomend jaar een evaluatie te maken van de inspanningen van het expertisecentrum Handicap + Studie en die met ons te bespreken.

De kwaliteit van het hoger onderwijs is belangrijk. De mensen die daar het dichtst bij staan, zijn de studenten en de docenten. Het is dus belangrijk dat zij een goede stem hebben in opleidingscommissies en in medezeggen­schapsraden van faculteiten en universiteiten. Uit het overzicht dat de LSVb heeft gemaakt van de opleidingscommissies en hun bekendheid op de universiteit, blijkt dat de situatie schrijnend is. Wij vinden het ook ontluisterend. Het is toch wel duidelijk dat vooral hogescholen, maar ook universiteiten, niet zoveel ophebben met studenteninspraak. Wat gaat de minister ondernemen om de medezeggenschap van zowel docenten als studenten te versterken? Kunnen wij op korte termijn een voorstel verwachten voor serieuze stappen op dit gebied?

Ik heb een onderzoek gedaan naar de studiekosten die een student naast het collegegeld heeft. Ik wil de uitkomsten van mijn rapport graag aanbieden aan de Kamercommissie en de minister vragen om een reactie. Wat vindt de minister er bijvoorbeeld van dat kosten van instituten worden overgeheveld naar de student? Wat vindt de minister ervan dat er bijna geen informatie te vinden is over de extra studiekosten? Vindt de minister dat wel in verhouding met de glossy folders om studenten te verleiden een studie te gaan doen? Wij zien graag dat de minister in gesprek gaat met de NVAO om te bekijken of eerlijke voorlichting, onder andere over de studiekosten, meegenomen kan worden in de accreditatie, zodat de student bij de studiekeuze ook weet wat hem financieel te wachten staat.

Excellentie is een woord dat wij minimaal één keer per pagina tegenkomen. Het uitdagen van studenten en het beste in hen bovenbrengen is de taak van de universiteit en de docenten. Van de student wordt inzet en betrokkenheid verwacht. Maar is een student die een zes haalt met hard werken nou minder excellent dan een student die fluitend een acht haalt? Wij zijn het er van harte mee eens dat voor deze twee studenten verschillende mogelijkheden moeten zijn om meer excellent te worden. Gaat het excellentiebeleid echter enkel over niveau en niet over kwaliteit, dan vinden wij dat een beperkte visie. Wij horen graag een reactie van de minister, ook omdat hij in antwoord op de feitelijke vragen niet eens kan zeggen wat hij nou precies bedoelt met excellentie.

Het hoger onderwijs moet toponderwijs zijn. Wij mogen van studenten verwachten dat zij hard studeren en dat hun havo- en vwo-diploma een goede basis is voor het hoger onderwijs. Het hoger onderwijs in Nederland is er niet voor enkele, maar voor alle studenten. Het is ook onzin om het hoger onderwijs te vergelijken met bijvoorbeeld Harvard. Nederland heeft veertien universiteiten; in de VS zijn er honderden. Harvard heeft bovendien een eigen vermogen van 30 mld. Het is belangrijk om te zorgen voor toegankelijk hoger onderwijs, waarin alle studenten, ook topstudenten, hun weg kunnen vinden.

De vereniging van universiteiten, de HBO-raad en de studentenvakbonden ISO en LSVb hebben een akkoord gesloten over de bekostiging. Waarom heeft de minister de letterlijke tekst niet overgenomen in de strategische agenda? Is hij bereid om dit nog te doen? Waarom is er iets toegevoegd over strategisch handelen van studenten? De formulering in de strategische agenda leidt tot verwarring en is op meerdere manieren uit te leggen. De afschaffing van de masterbekostiging hangt boven het stuk. Als de minister het veld opdraagt om te onderhandelen over een moeilijke kwestie, moet hij ook vertrouwen hebben en de volledige tekst letterlijk overnemen.

De heerZijlstra(VVD)

Mogen wij uit dit betoog afleiden dat de SP het met de inhoud van het voorstel van het veld volledig eens is?

MevrouwLeijten(SP)

De bekostiging is een lastige kwestie. Aan het veld is gevraagd om eruit te komen en daar is zware druk op gelegd. Als zij dat niet zouden doen, zouden er plannen komen die slechter konden uitvallen. Dan vind ik dat je dat heel serieus moet nemen en moet overnemen. Dat wil niet zeggen dat wij geen andere keuzen hadden gemaakt, maar dit is uitonderhan­deld door de partijen in het veld. Daarom vind ik dat je dat serieus moet nemen, moet vertrouwen en letterlijk moet overnemen.

De heerZijlstra(VVD)

Wat is de mening van de SP over het bekostigingsvoorstel dat door het veld is ingediend? Als zij de minister vraagt om dat over te nemen, zal zij dat niet heel slecht vinden.

MevrouwLeijten(SP)

Wij vinden dat er een mooie middenweg is gevonden tussen de belangen van de universiteiten en hogescholen en van de studenten. Wij weten dat het een moeizaam proces is geweest, waarbij zowel de hogescholen en universiteiten als de studenten water bij de wijn hebben gedaan. Er zijn veel gemeenschappelijke, maar ook wel tegenstrijdige belangen. Wij vinden het de moeite waard om dat akkoord over te nemen, want het is niet gemakkelijk geweest om daartoe te komen.

MevrouwBesselink(PvdA)

Ik ben wel benieuwd hoe mevrouw Leijten aankijkt tegen de eigen verantwoordelijkheid van de minister en van de Kamer om voorstellen te toetsen op wat voorligt.

MevrouwLeijten(SP)

Wij vinden dat het akkoord overgenomen moet worden. Ik zal daartoe zeker voorstellen doen als de minister niet bereid is om dat over te nemen. De minister zag dat er een probleem was met de belangen van de studenten en de bekostiging. Het was duidelijk dat hij niets zag in de leerrechten, het rugzakje en de rondshoppende student. Daar zijn wij blij mee. Wij zien dit verdrag als een vooruitgang. Als de minister aan het veld vraagt om dit probleem op te lossen, vinden wij dat hij dat akkoord ook over moet nemen.

MevrouwBesselink(PvdA)

Ik constateer dat de SP selectief shopt en akkoord gaat als het uitkomt. Ik neem mijn eigen verantwoordelijkheid als Kamerlid. Ik ben blij dat de minister zijn verantwoordelijkheid neemt en dat wij hier de afweging maken.

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het heel erg jammer dat de minister de studentenvakbonden en het veld een akkoord laat sluiten en vervolgens bepaalde dingen opneemt die slechter zijn voor sommige partijen.

De SP is bezorgd over de positie van het ongebonden en fundamenteel onderzoek, dat steeds meer onderhevig wordt aan valorisatie. Het moet iets opleveren, liefst op korte termijn, maar zo werkt fundamenteel onderzoek niet. De koers van de strategische agenda om geld te verschuiven van de eerste naar de tweede geldstroom zien wij eigenlijk niet zitten, omdat de basisfinanciering van de universiteiten daarmee in gevaar komt. De NWO ziet dat probleem ook. De voorzitter daarvan, Nijkamp, zegt vandaag in de Volkskrant dat wij straks wel beurzen voor goede mensen hebben, maar geen goede spullen. Wij vinden het onwenselijk dat promovendi en jonge onderzoekers hiervan de dupe kunnen worden. Zij zijn meestal op tijdelijke contracten aan de universiteit verbonden en worden als eerste geschrapt als er moet worden bezuinigd. Wat doet de minister om deze jonge onderzoekers niet in de kou te zetten? Kan hij toezeggen dat er in de komende kabinetsperiode geen geld meer wordt onttrokken aan de eerste geldstroom?

Onderzoek moet innovatief zijn, maar belangrijker nog is dat onderzoek ongebonden is. De belangen van de opdrachtgever moeten niet leiden tot het wijzigen van conclusies of het niet publiceren van onderzoek. Ook gaat er steeds tijd verloren aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Onderzoekers worden dus minder beloond omdat zij misschien goed zijn, maar onderzoekers worden beloond omdat de voorstellen die zij geschreven hebben, aansluiten bij een hype of passen bij een groot consortium van bedrijven en instituten. Hoe willen de ministeries van OCW en VWS het voornemen realiseren om persoonlijk financieel gewin door wetenschap­pelijk onderzoek meer mogelijk te maken? Wij weten allemaal hoe groot de macht van de farmaceutische industrie is. Kijk daarvoor vooral ook naar de film Sicko van Michael Moore! Onwelgevallig onderzoek wordt niet geaccepteerd en onderzoekers worden onder druk gezet om resultaten te verzwijgen. Dat zouden wij toch niet graag willen zien in Nederland.

De derde geldstroom groeit. Het overgrote deel daarvan wordt betaald door andere opdrachtgevers dan het bedrijfsleven. Denk bijvoorbeeld aan overheden, ministeries en ngo's. Wat vindt de minister ervan dat de algemene rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten in strijd zijn met onafhankelijk onderzoek? Waarom wil hij de verklaring van de KNAW niet overnemen?

Ik wil nog iets zeggen over de promovendi. Vandaag zegt de minister in ScienceGuide dat studenten van de research masters en promovendi samen kunnen komen in graduate schools. Gaan wij nu van promovendi studenten maken? Dat zou toch nog de bedoeling mogen zijn. Is de minister bereid om bij het opzetten van de graduate schools, naast de VSNU, de KNAW en de NWO, ook het Promovendi Netwerk Nederland te betrekken bij de plannen?

Ik kan natuurlijk niet alles van de strategische agenda behandelen, maar wij zijn tamelijk sceptisch. De vercommercialisering van het onderzoek baart ons grote zorgen. De concurrentie tussen universiteiten die moet leiden tot topkwaliteit, kan ook juist de samenwerking tussen graduate schools in de weg staan. Het meest teleurstellend is dat studenten wederom niet veilig zijn. Marktwetten op wetenschappelijk onderwijs leggen is volgens ons gevaarlijk en onwenselijk. Dit kabinet investeert wel wat meer in hoger onderwijs, maar het blijft toch te weinig om een echt concurrerende kennis­economie op te bouwen. Berekend is dat mensen die een jaar langer hoger opgeleid worden, ook een 7% hoger inkomen krijgen, met alle positieve gevolgen van dien voor onze economie. Het is dus zeker de moeite waard. Maar hier gaat wel de kost voor de baat uit. Als onderwijs een kostenpost is, als studenten een kostenpost zijn, dan schieten wij in onze eigen voet. Bij de begroting van Onderwijs zal de SP hier zeker ook nog op terugkomen. Volgens ons is het tekortschietende investeren in het onderwijs in het geheel het grootste probleem.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan geef ik nu het woord aan de woordvoerders namens de CDA-fractie. Maar dat doe ik niet nadat ik eerst mevrouw Joldersma van harte heb welkom geheten in ons midden. Zij is gedurende een periode van acht weken met lichamelijke mankementen afwezig geweest en zij is vandaag weer voor het eerst aanwezig. Cisca, ik mag wel even zeggen: van harte welkom en veel succes. Ik heb begrepen dat de heer Jan Jacob van Dijk begint. Hij heeft 13 minuten spreektijd. Daarna komt mevrouw Joldersma met de resterende 7 minuten. Dat alles is vrij bindend, tentatief.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Voorzitter. Ik leg de nadruk in dit geval op "vrij". Wij hebben bij het hoger onderwijs te maken met een strategische agenda waarin belangrijke piketpalen worden geplaatst voor het hoger onderwijs en onderzoek in de toekomst. Maar er zijn ook nog enkele onderdelen die al wel aangekondigd worden in deze agenda, maar die nog nadere uitwerking behoeven. Ik refereer aan het accreditatiestelsel en aan een paragraaf of een notitie over internationalisering. Wij kijken met buitengewoon veel belangstelling naar beide notities. Ik zal straks nog een derde onderwerp noemen waarvoor hetzelfde geldt.

Voordat wij gaan praten over wat wij allemaal precies zouden willen, is het goed om even te kijken waar wij nu precies staan met het hoger onderwijs. Wij constateren dat Nederland in ieder geval een van de weinige landen is waarvan alle universiteiten die er gevestigd zijn, bij de beste 200 van de wereld horen. Iedere universiteit heeft wel een pareltje of een diamantje dat echt tot de absolute top van de wereld behoort. In het hoger beroepsonderwijs staan in ieder geval drie sectoren echt aan de top van de wereld: de hogere hotelscholen, het kunstonderwijs en de dansacademie. Wat dat betreft, staat het hoger onderwijs er in Nederland dus niet slecht voor. Kan het beter? Ja, het kan beter. Daar zullen wij het vandaag in belangrijke mate over hebben.

In de Lissabon-doelstellingen hebben wij afgesproken dat in 2010 50% van de Nederlanders een opleiding in het hoger onderwijs gevolgd zal moeten hebben. Dat betekent dat wij nog fors aan de bak moeten. Dat zal niet afkomstig zijn van mensen die op dit moment het vwo volgen, want 95% daarvan gaat al naar het hoger onderwijs. Het zal dus met name bij de mbo'ers en de havisten vandaan moeten komen. Tegelijkertijd hebben heel veel mensen met deze achtergrond erg veel moeite om ongeschonden uit de strijd te komen. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat deze mensen er uiteindelijk aan het einde van de rit ongeschonden uit komen met een hbo-bachelor of wo-bachelor?

Wij moeten ook constateren dat er een opmerking kan worden gemaakt – dat heeft de minister zelf ook gedaan en anders de premier wel – over de cultuur onder studenten. Het studeren zou soms wel wat meer de kernkwaliteit en kernactiviteit van de studenten mogen zijn, maar dat is slechts een deel van het verhaal. Natuurlijk kunnen ook andere factoren ervoor zorgen dat heel veel mensen enthousiaster onderwijs volgen in hoger onderwijsinstellingen. Er zijn in het hbo bijvoorbeeld nogal wat docenten die onbevoegd voor de klas staan of van wie de scholing wel wat hoger zou mogen zijn. Vorige week hebben wij naar aanleiding van het rapport van de commissie-Rinnooy Kan en de kabinetsreactie daarop al uitgebreid van gedachten gewisseld over de vraag hoe wij daarmee moeten omgaan. Dat onderwerp acht ik dus voldoende besproken. Desnoods komen wij daar bij de begrotingsbehandeling nog even op terug.

Bij de universiteiten is de aandacht aan het verschuiven. Op dit moment wordt op universiteiten heel sterk gekeken naar de onderzoekskwaliteiten, -capaciteiten en -activiteiten, die de topprioriteit hebben binnen universiteiten. Als je op die punten je doelstelling niet haalt, word je op het matje geroepen bij een decaan. Die decaan gaat dan met jou in gesprek en als je dan wéér je doelstelling niet haalt, krijg je een sanctie. Die sanctie is dat onderzoekstijd bij je wordt weggehaald en dat je in die tijd onderwijs moet gaan geven. Onderwijs geldt dan dus als straf, terwijl het eigenlijk juist het mooiste moet zijn wat er gebeurt. Het zorgt er immers voor dat mensen enthousiast worden gemaakt om voor de groep te gaan staan en enthousiast worden gemaakt voor de wetenschap en voor het verder volgen van het hoger onderwijs. Dat is een van de uitdagingen waarmee universiteiten de komende periode aan het werk moeten. Dat hebben zij heel goed in de gaten, want zij hebben die handschoen opgepakt en hebben gezegd dat dit één van de kernelementen is waarmee zij de komende periode aan het werk moeten. Zij hebben ook een higher education council voorgesteld die ervoor moet zorgen dat onderwijs meer aandacht krijgt. Dat is dus een heel belangrijk onderwerp waaraan de komende periode veel aandacht besteed moet worden. Die higher education council zou wat ons betreft trouwens ook een soort kenniscentrum op het terrein van het hoger onderwijs mogen zijn. Als je op dat terrein behoefte hebt aan ondersteuning, lijkt het ons verstandig dat je daar je kennis op zou kunnen doen.

Een ander element is dat nog steeds heel veel hoger onderwijsinstellingen ervan uitgaan dat iedereen die daar binnenkomt, eenzelfde niveau heeft. Dat valt wel eens tegen, want niet iedereen die daar binnenkomt, is even goed. Er zijn mensen die moeite hebben om het überhaupt tot het eind van de rit vol te houden, maar er zijn ook mensen die ongelooflijk goed, slim en intelligent zijn en zich na drie maanden al stierlijk vervelen omdat zij zich aan het gemiddelde niveau moeten aanpassen. Differentiatie moet net zoals in het voortgezet onderwijs, primair onderwijs en het mbo dus ook in het hoger onderwijs meer aandacht krijgen. Wat dat betreft, wijs ik op de goede ervaringen die zijn opgedaan bij de rechtenfaculteit in Utrecht. Op die manier kan het rendement fors omhoog worden gebracht.

De uitval in het hoger onderwijs vormt een geweldig probleem. De aandacht gaat altijd uit naar de uitval in het mbo en het vmbo, maar uit de cijfers blijkt dat ook het hoger onderwijs voor verbeteringen vatbaar is op dit punt. Ik herken daarin drie elementen. Laten wij er ten eerste eens voor zorgen dat nieuwe studies niet allerlei glossy en sexy namen krijgen. Studenten denken dat zij voor een fantastische studie hebben gekozen maar komen na twee weken al tot de conclusie dat het dat toch niet is. Laten wij ten tweede zorgen voor goede voorlichting over wat in een opleiding wordt aangeboden en wat men er uiteindelijk mee kan gaan doen. Ten derde vraag ik de minister of het wel verstandig is dat in de bachelor een zo ongelooflijk breed geschakeerd keuze-element zit. Op bijna elk terrein kan een bacheloropleiding worden gevolgd. Is het niet verstandiger om uit te gaan van bredere bacheloropleidingen en specialisatie op een later moment, in de masteropleiding?

Ik kom op het onderwerp van het hoger onderwijs en allochtonen en mensen die meer moeite hebben om de studie te volgen. Ik betrek daarbij ook het onderwerp studie en handicap. Ik ga ervan uit dat de minister wat studie en handicap betreft in de komende periode goed kijkt naar wat er nog gedaan kan worden om de rendementen aanzienlijk te verbeteren, zodat zij gemakkelijker en beter door hun studie kunnen komen. Voor de hogescholen in de Randstad wordt eerst 4 mln. en later 12 mln. extra uitgetrokken zodat allochtone studenten beter een studie kunnen volgen. Omgerekend komt dat globaal neer op een uur studiebegeleiding per allochtone student. Ik vraag mij af in hoeverre dat ertoe leidt dat de rendementen fors omhoog gaan.

Over de huidige bachelor-masterstructuur is in de afgelopen tijd nogal wat discussie geweest. De minister heeft daar vanmorgen een en ander over gezegd in een interview met ScienceGuide. Hij wil inzetten op hetgeen beoogd is met de invoering van de bachelor-masterstruc­tuur. Universiteiten moeten meer nadenken over een goede invulling van de bacheloropleiding. Nogal wat universiteiten hebben ervoor gekozen om de eerste drie jaar van het oude doctoraalprogramma de bachelor en het laatste jaar de master te noemen. Is dat de manier waarop met bachelors en masters moet worden omgegaan? Mijn fractie ziet graag dat de minister daarover het overleg met de universiteiten aangaat. De CDA-fractie vindt een goede bachelor, een opleiding waarmee iemand op de arbeidsmarkt terecht kan als hij dat wil. Ik ga ervan uit dat daar de komende periode hard aan gewerkt wordt op het punt van de kwaliteit. Ik constateer dat dit enige reacties oproept.

MevrouwBesselink(PvdA)

U gaf eerder in uw betoog aan dat u het idee van een brede bachelor wel ziet zitten. Nu zegt u echter dat de bachelor een eindkwalificatie moet zijn waarmee iemand de arbeidsmarkt op kan. Hoe verhoudt een en ander zich tot elkaar?

MevrouwLeijten(SP)

Ik hoor graag van de heer Van Dijk wat zijn voorstel voor consequenties heeft voor de bekostiging van de masteropleiding. Ik las net een gedeelte voor van wat de universiteit van Nijmegen op diploma's heeft staan, namelijk dat een academische opleiding wordt verondersteld afgerond te zijn na een masteropleiding. Deelt u die visie? Is de heer Van Dijk bereid, toezeggingen te doen om de basisbeurs daar niet op af te schaffen?

De heerDibi(GroenLinks)

De bedoeling was inderdaad dat de driejarige bacheloropleiding voldoende zou zijn om goed te participeren op de arbeidsmarkt. Dat is uiteindelijk niet gelukt, want studenten, werkgevers en universiteiten laten weten dat deze opleiding daarvoor tekortschiet. Zelf kom ik straks met voorstellen om de bachelor met een jaar te verlengen, dus om een vierjarige bachelor te maken, ook omdat dit internationaal gezien aantrekkelijk kan zijn. Ik ben zeer benieuwd hoe de heer Van Dijk hierover denkt.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Ik ben blij dat ik een deel van mijn inbreng bij deze interrupties kan betrekken. Op zich vind ik dat een bacheloropleiding breed mag zijn, breder dan dat zij nu is, en dat je je moet afvragen in hoeverre de vergaande specialisatie die je op dit moment op sommige terreinen ziet, toegevoegde waarde heeft voor de arbeidsmarkt. Bredere opleidingen hoeven helemaal niet haaks te staan op de mogelijke positie op de arbeidsmarkt, integendeel. Het zou goed kunnen dat je gemakkelijker op de arbeidsmarkt terecht kunt met een wat bredere opleiding, mits je dan maar goed geschoold bent. Ik vind dat de kwaliteit van een bacheloropleiding in belangrijke mate voorop moet staan. Je moet een goede bacheloropleiding hebben, zowel op het hbo als op het wo. Die moet zo goed zijn dat je uiteindelijk met dat diploma volwaardig op de arbeidsmarkt terecht kunt. Als mevrouw Leijten zegt dat dit nu nog niet het geval is, ben ik dat met haar eens. Ik heb ook al gezegd dat daar nogal wat kritiek op is en dat je ervoor moet zorgen dat de kwaliteit op universiteiten, waar dit probleem het meest speelt, substantieel wordt verbeterd om hieraan handen en voeten te kunnen geven. Ik heb een aantal elementen daarvan genoemd. Mevrouw Leijten heeft daaraan een element toegevoegd, namelijk dat van de basisbeurs. Zij vraagt wat dat betreft naar de bekende weg, want mijn fractie heeft een en andermaal gezegd dat afschaffing van de basisbeurs voor haar niet aan de orde is en dat zij daartegen fundamentele bezwaren heeft.

Dan de vragen van de heer Dibi. Ik zeg niet automatisch dat kwaliteitsverbetering ook een langere studietijd betekent. Kwaliteit kan ook op andere manieren worden bereikt, door veel beter en intensiever onderwijs te geven dan op dit moment het geval is. Als de heer Dibi straks met een voorstel komt om te komen tot een verlenging van de bachelor voor het wo naar vier jaar, zal hij daarvoor van mij geen steun krijgen.

De heerDibi(GroenLinks)

De heer Van Dijk is toch wat tegenstrijdig. Aan de ene kant wil hij een bachelor die beter aansluit op de arbeidsmarkt. Hij wil verbreding, wat waarschijnlijk minder diepgang en specialisatie betekent. Aan de andere kant wil hij geen langere studieduur, terwijl dat ervoor kan zorgen dat iemand wel een volwaardige kans op de arbeidsmarkt krijgt. Waarom kapt hij dat meteen af?

MevrouwLeijten(SP)

Ik ben tevreden dat de CDA-fractie weer duidelijk laat weten dat afschaffing van de basisbeurs niet aan de orde is. Mijn vraag was echter een andere: is verkorten van de basisbeurs wel aan de orde? Als de bachelor voldoende zou moeten zijn voor de arbeidsmarkt, is de heer Van Dijk dan voorstander van collegegelddifferentiatie als het om de masters gaat?

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij haalt mevrouw Leijten nu twee dingen door elkaar. Zij vroeg naar de basisbeurs; daarop heb ik een helder antwoord gegeven. Nu vraagt zij naar collegegelddifferentiatie. Volgens mij is dat een ander onderwerp, waarop ik zo dadelijk nog even terugkom. Wat de verlenging naar een vierde jaar betreft, gaat de heer Dibi uit van een automatisme dat ik op dit moment niet onderschrijf. Ik zeg niet automatisch dat de opleiding langer zou moeten zijn. Ik vind dat de kwaliteit van de bachelor op dit moment nog substantieel kan worden verbeterd. Het gaat mij erom dat je niet van meet af aan al een heel smalle bacheloropleiding krijgt die over een heel specifiek klein onderwerp gaat. Ik zou wat bredere opleidingen willen, maar dan wel met voldoende diepgang voor het vak dat men uiteindelijk wil gaan uitoefenen. Dat staat helemaal niet haaks op wat u zegt.

De minister heeft gezegd dat hij graag met een notitie wil komen over de toekomst van de masteropleidingen. Ik moedig de minister aan om redelijk snel met die notitie te komen. Het lijkt mij verstandig dat wij duidelijk maken welke kant wij met de masters op willen in Nederland. Wij gaan ervan uit dat de minister verschillende onderwerpen in zijn notitie meeneemt, zoals de wijze waarop wij omgaan met hbo-masters en wo-masters en met internationale elementen in die opleidingen. Wij willen deze notitie graag voor de zomer van 2008 ontvangen.

De minister stelt voor een aantal hbo-masteropleidingen publiek te gaan bekostigen. Wij stemmen in met de criteria die de minister daarvoor heeft ontwikkeld en wij zien dat dit de goede kant op gaat. Wij denken echter dat het goed zou zijn om in de toekomst het onderscheid tussen hbo en wo goed overeind te houden. Als iemand een hbo-bacheloropleiding volgt en daarna een master wil volgen, moet hij niet vanwege het systeem zoals dat nu geldt, welhaast verplicht worden om een wo-master­opleiding te volgen. Wij willen graag dat de minister dit element in zijn notitie opneemt.

Wij zouden graag zien dat lectoren bij hbo-instellingen meer met een onderzoeksagenda gaan werken. Nu lijkt het management veel meer te bepalen wat er precies gebeurt dan de lectoren zelf.

Er zijn al veel opmerkingen gemaakt over de kwaliteit. In het algemeen overleg over onderwijstoezicht hebben wij voorgesteld dat de inhoudelijke toetsing en kwaliteitsbeoordeling van opleidingen veel meer bij de NVAO terechtkomt. Tot onze vreugde zien wij dit element nu terugkomen. Wij danken de minister daarvoor en wachten met belangstelling zijn plannen voor de komende periode af.

De minister stelt voor om in de medezeggenschap meer aandacht te geven aan de positie van de studenten. Dat is prima, maar hij mag wat ons betreft de docenten absoluut niet vergeten. Dat element wordt in deze notitie nog te weinig genoemd. Wij gaan ervan uit dat dit een zwaarder gewicht zal krijgen.

Dan kom ik nu op de studiefinanciering, en met name op de bijverdienregeling. Op dit moment is het zo dat men €10.000 mag verdienen, zonder dat dit consequenties heeft voor de hoogte van de studiefinanciering. Als je echter €10 meer gaat verdienen, heeft dat forse consequenties. Wij vragen de minister om aandacht voor dat element en dagen hem uit om met plannen te komen voor een wat eerlijker systeem. Je zou daarbij kunnen denken aan een later moment van terugbetaling of aan een glijdende schaal in de bijverdienregeling. Wij laten het echter aan de minister over om een en ander uit te werken.

Wij kunnen in belangrijke mate uit de voeten met de plannen voor de bekostiging. Die komen overeen met het voorstel waarmee wij dit jaar al zijn gekomen, namelijk een vaste voet die voor iedereen gelijk is en verder bekostiging per ingeschreven student per jaar, alsmede een diplomabonus. Het lijkt ons goed om het op deze manier te gaan doen. Dit sluit beter aan bij de werkelijkheid dan de voorstellen van de VVD-fractie, die dertig jaar terug wil in de tijd en de autonomie van universiteiten volledig wil terugdraaien. Wij vinden het voorstel van de minister dus heel goed, maar hebben er nog een specifieke vraag over. De minister wil kwaliteitselemen­ten aan de bekostiging toevoegen en is van plan daartoe een onderzoek te laten uitvoeren. Gaat het dan in belangrijke mate om extra geld dat de minister aan universiteiten wil toekennen, of wil hij het geld van de huidige bekostiging min of meer herverdelen?

MevrouwJoldersma(CDA)

Voorzitter. Ik vond het onderzoeksonderdeel van de strategische agenda zo belangrijk dat ik het goede gezelschap van 80- tot 90-jarigen in het verpleeghuis waar ik revalideer, achter heb gelaten om hier te zijn. Ik moet zeggen dat mij dit weer goed bevalt.

Bij grensverleggend onderzoek wordt altijd voortgebouwd op resultaten uit het verleden. Voortbouwend op die resultaten wordt een nieuwe, volgende stap door wetenschappers gezet. Bij het bezien van de onderzoeksagenda bekruipt mij echter het gevoel dat er soms een stap terug wordt gezet in plaats van een stap vooruit. De afgelopen jaren heeft de regering ingezet op het bij elkaar brengen van wetenschappelijk onderzoek en innovatie van bedrijfsleven en van universiteiten. Men moet eenzelfde taal leren spreken, zodat men elkaar weet te vinden. Het lijkt echter wel of de minister nu zegt: jongens, allemaal terug in het hok. De universiteit mag alleen wetenschappelijk onderzoek doen en mag niet nadenken over valorisatie. Het lijkt wel of de minister hiervoor wat bang is; hij noemt het woord maar één keer. Valorisatie mag van hem alleen op het hbo en de TNO plaatsvinden. Of heb ik bij het lezen van het stuk van de minister hierover een verkeerde indruk gekregen? Ik hoop dat de minister mij hiervan straks kan overtuigen.

De CDA-fractie vindt de groei van de aandacht voor valorisatie op de universiteit een goede ontwikkeling. Daarbij moet echter wel worden bezien wat dit ons heeft opgeleverd. Mijn fractie vindt valorisatie een breed begrip dat gaat over maatschappelijke meerwaarde. Deze meerwaarde komt tot uiting in veel verschillende aspecten. Het komt in de life sciences niet op precies dezelfde manier tot uiting als in de alfa- en gammawetenschappen. Er zijn op dit punt grote verschillen per gebied van de wetenschap. Uit de strategische agenda begrijp ik dat de minister vindt dat wij niet moeten nadenken over het valorisatieverhaal, omdat de excellente toponderzoeker dit allemaal vanzelf wel doet. Voor zo'n toponderzoeker zou geen valorisatie nodig zijn. Volgens de minister is deze onderzoeker ook de beste in het creëren van meerwaarde. Volgens de CDA-fractie is dit te simpel gedacht. Misschien is dit nog wel eens het geval op het gebied van de life sciences, maar op andere gebieden van de wetenschap zie ik dit echt niet gebeuren. Ik ben het met de minister eens als hij over het belang van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek zegt dat valorisatie het risico met zich meebrengt dat innovatie zich beperkt tot heel concrete resultaten die direct winst opleveren. Als hij bedoelt dat wij te weinig zijn gaan kijken naar grensverleggend onderzoek, ga ik de minister weer begrijpen in deze agenda. Wij moeten de universiteiten echter de ruimte geven om zowel op het gebied van het grensverleggend onderzoek bezig te zijn, als open te staan voor de doorwerking die het belangrijke universitaire onderzoek kan hebben voor het bedrijfsleven. Hieruit kunnen immers heel interessante zaken voortkomen. De CDA-fractie is dus voor een en-en-benadering.

Een van de instrumenten van valorisatie, de Smart Mix, was nog niet eens ingevoerd toe het al weer van tafel was. Mijn fractie heeft hiertegen op zich niet veel bezwaar. Het lijkt er echter nu op dat de "kleine dynamisering", het systeem dat hierachter zat, met terugwerkende kracht wordt teruggedraaid. Universiteiten die goed hebben gescoord in de tweede en derde geldstroom – zaken die de minister volgens mij erg belangrijk vindt – krijgen achteraf een rekening gepresenteerd. De universiteiten die slecht hebben gepresteerd, krijgen een compensatie; wij hebben het hierover al eerder gehad. Volgens mijn fractie zou de minister de zin hierover in zijn brief moeten omdraaien, want dat zijn wij het weer met elkaar eens. Waarom geven wij de universiteiten die goed hebben gescoord in de tweede en derde geldstroom geen compensatie? De universiteiten die op dit punt slecht hebben gescoord, ontvangen zo'n compensatie niet. Op die manier wordt de Smart Mix niet met terugwerkende kracht teruggedraaid.

Mijn fractie is het eens met de minister als hij zegt dat excellent wetenschappelijk onderzoek en talentvolle jonge onderzoekers veel aandacht moeten krijgen. Wij zijn het echter oneens over de manier waarop je dit kunt bereiken. Ik heb op ScienceGuide gelezen hoe dit volgens de minister moet gebeuren. Ik moet het eens zijn met Sijbolt Noorda, dat er maar één manier wordt genoemd om excellent onderzoek aan te trekken, namelijk de individuele toponderzoeker alle ruimte geven. Niemand wordt als toponderzoeker geboren. Zo'n onderzoeker wordt gevormd en komt bovendrijven op de universiteit en in een onderzoeksvakgroep. Behalve hartstikke top-mensen hebben wij soms ook de subtop nodig om het onderzoek goed te laten draaien. Mijn collega zei juist al dat de universiteit staat voor de combinatie van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Het lijkt alsof de minister met de toponderzoekers ook de cultuur van de universiteit wil aanpakken. De toponderzoeker moet alle ruimte krijgen. Hij mag zeggen dat hij geen onderwijs in de bachelorfase wil geven, omdat hij daar geen tijd voor heeft. Hij moet immers zijn onderzoekscores binnenhalen. De zogenaamde subtop wordt dan belast met wetenschappelijk onderwijs. Daarmee wordt op de universiteit een sfeer gecreëerd die wij eigenlijk helemaal niet willen. Wij willen juist onderzoeksgroepen die in gezamenlijkheid goede resultaten boeken. De commissie-Chang en de AWT hebben dit heel goed geformuleerd. Voor goed onderzoek is een vruchtbare bodem nodig. Dat is de vruchtbare bodem van een sterke eerste geldstroom. Dan komen er mensen bovendrijven. Wij zijn er helemaal voor om vervolgens individuele talenten meer mogelijkheden te geven via de vernieuwingsimpuls. Het lijkt echter alsof er heel eenzijdig wordt gekozen voor alleen individuele toponderzoekers, met hun individuele onderzoek, zelfselectie en zelfsturing en dat op die manier topwetenschap tot stand moet komen. De rol van de universiteiten wordt eigenlijk beperkt tot het bieden van faciliteiten aan de individuele toponderzoeker. De universiteit zelf verdwijnt uit het zicht. Wij willen kiezen voor een en-en-benadering. Goed wetenschappelijk onderzoek vraagt om ruimte voor de individuele toponderzoeker, maar vraagt ook ruimte aan universiteiten om onderzoeksprioriteiten te stellen. Ik snap niet waarom alleen wordt gezegd dat NWO zo goed zou kunnen selecteren uit onderzoeksvoorstellen, terwijl nu al te zien is hoe de universiteiten slechte onderzoekers er snel uit gooien en goede onderzoeksgroepen belonen. Zij zijn heel strategisch bezig om een onderzoeksagenda te maken. Het moet gebeuren op individueel niveau en op universiteitsniveau en dan zijn er nog de nationale prioriteiten.

Wij krijgen een nieuwe versie van de vernieuwingsimpuls. Als wij meer ruimte gaan bieden voor de individuele onderzoekscarrière van mensen, is NWO dan wel de goede instelling om het selectieproces te doen? NWO is heel erg gericht op onderzoeksvoorstellen. De KNAW is veel meer gericht op de onderzoekscarrières. Dat leidt tot een andersoortige beoordeling. Voor de vernieuwingsimpuls moet je niet alleen kijken naar de mensen die pas gepromoveerd zijn, maar juist naar de gerijpte jonge onderzoeker die de promotie al even achter zich heeft, maar een heel interessante wending in zijn onderzoek heeft. Hem zou ik ook ruimte willen bieden.

Voor ons is onduidelijk waar de minister naartoe wil met de graduate schools. Hoe moet de Amerikaanse graduate school in een Nederlandse context worden ingevoegd? Wordt de universiteiten iets opgedrongen? De minister trekt er straks heel veel geld voor uit, maar niemand weet nog precies wat wij ons erbij moeten voorstellen. Ik zou zeggen: ga dit even rustig met de universiteiten op een goede manier in elkaar zetten. Daarin zijn wij het eens met de SP. Het moet niet worden opgelegd, want de universiteiten moeten kunnen kiezen voor een systeem dat zij zelf ook wensen. Er komt dan een vernieuwing van onderop, in samenwerking met de minister, in plaats van dat het systeem wordt opgelegd.

De heerZijlstra(VVD)

Voorzitter. Ik wil toch nog een paar woorden wijden aan de procedure. Wij waren ongerust dat vandaag zou worden gesproken in het kader van de begroting, maar wij blijven het er fundamenteel mee oneens dat wij, feitelijk in een paar uur, een nieuw HOOP moeten vaststellen. Ik heb zelf zeven blaadjes met wat ik beschouw als hoofdlijnen. Dat lukt dus niet in de mij toegewezen spreektijd. Gewoonlijk is er een ruime schriftelijke inbreng, met advisering door de SER en de Onderwijsraad. Dat is niet gebeurd en dat vinden wij gewoon slecht. Het is gewoon een schande.

Voorzitter, ik begin gewoon en ik zie wel wanneer u er een eind aan maakt. De kwaliteit van de bacheloropleiding, ook aan het wo, staat in alle OESO-landen onder druk, zo staat in het stuk. Er staat in de nota dat het onderwijs in de bachelorfase in Nederland bij veel opleidingen wat bleek lijkt. Dit is een zeer nette formulering om aan te geven dat de kwaliteit van dit onderwijs achterblijft. Wij zijn het hiermee eens, maar wij begrijpen dan ook niet waarom de minister de financiering van de masteropleidingen wil stopzetten of terugdringen. Er heerst wat verwarring over; er werd in ScienceGuide anders over bericht dan in eerdere instantie. Kan de minister nu eens duidelijk aangeven wat hij precies wil? Wij kunnen ons niet voorstellen dat hij de masteropleiding anders zou willen inrichten; ik verwijs maar even naar wat de woordvoerder van de PvdA-fractie, de heer Van Dam, hierover verleden jaar zei: "een absurd idee". Ik verneem dus graag wat de minister hiermee aan wil, maar ook wat de PvdA-fractie precies wil. Ik neem toch aan dat zij de reputatie van de heer Bos niet wil bevestigen...

MevrouwBesselink(PvdA)

Dat hij een betere minister van Financiën is dan de heer Zalm?

De heerZijlstra(VVD)

Daar zal de geschiedenis over oordelen.

Over de hbo-bachelors is ook het nodige op te merken. Er wordt gewezen op een gebrek aan diepgang en theoretische kennis bij deze studenten. Wij zijn van mening dat de overheid haar taak als kwaliteitsbewaker serieus moet nemen en daarom vinden wij dat er een eindtoets voor bacheloropleidingen moet komen. Je moet zorgen voor voldoende niveau en diepgang; dat kan door ervoor te zorgen dat je de kennis verstevigt door in het laatste semester de algehele kennis van de student te testen. Vaardigheden kun je prima beoordelen met de reguliere tests. Je voorkomt hiermee ook dat studenten alleen "blokkennis" hebben: een of twee avonden flink doorstuderen met een flinke kan koffie erbij, tentamen halen en je een week daarna afvragen waar het ook alweer over ging. Bovendien zorg je ervoor dat je goed kunt meten of de kwaliteit van de opleiding voldoet aan de maatstaven die bepaald zijn.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Kunt u aangeven hoe uw voorstel zich verhoudt tot actuele ontwikkelingen in het mbo en het voortgezet onderwijs die inhouden dat daar alles al op een eerder moment getoetst zal worden? U wilt dat een student aan het eind van drie, vier jaar studie in één keer een eindexamen aflegt; hoe moet je dit regelen, met alle specialisaties die in het hbo mogelijk zijn?

De heerZijlstra(VVD)

Ik zou zeggen: lees ons voorstel, het is er uitgebreid in aangegeven. Als ik het nu moet uitleggen, duurt het algauw een half uur.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Dat klopt niet. Ik heb uw notitie goed gelezen, het staat er niet in. U geeft er niet in aan hoe u een dergelijk eindexamen voor hbo en universitaire opleidingen wilt regelen.

De heerZijlstra(VVD)

Volgens mij staat het er keurig in. Er staat tot in de details beschreven hoe dit via de NVO en via de examencommissies van de verschillende opleidingen geregeld moet worden. Stukken lezen en begrijpen is inderdaad een kunst.

MevrouwBesselink(PvdA)

Hoe verhoudt dit zich tot de strijd van de VVD tegen bureaucratisering? Welke extra lasten, kosten en procedures legt u hiermee aan instellingen op?

De heerZijlstra(VVD)

Deze vraag is terecht, het zal extra bureaucratie met zich meebrengen. Daarom pleiten wij ook voor een hogeronderwijsautoriteit, een HOA. In het voorjaar hadden wij samen met GroenLinks hiervoor een motie ingediend en het ISO heeft er ook voor gepleit om het toezicht efficiënter te maken. Wij erkennen onmiddellijk dat dit extra rompslomp met zich mee zal brengen, maar de overheid moet hier niet voor weglopen als zij merkt dat de kwaliteit achterblijft, wat wij nu constateren. Wij hebben er geen enkel probleem mee dat dit soort zaken in het voortgezet onderwijs worden vastgesteld, dus waarom zouden wij dit niet belangrijk vinden in het hoger onderwijs? Dat is toch een eindkwalificatie? Dan moet de overheid daarin haar verantwoordelijkheid durven nemen. De onderwijsinstellingen blijven autonoom bij de invulling, zij gaan over het hoe, en de overheid gaat over het wat. Wij moeten niet alleen vaststellen, maar ook controleren.

De minister wil het excelleren stimuleren. Daar zijn wij het ontzettend mee eens. Honourprogramma's, masterclasses, hartstikke goed. De minister geeft ook aan dat hij wil doorgaan met experimenten, zoals het experiment met differentiatie van het collegegeld. Wij gaan ervan uit dat de minister vindt dat dit excelleren bekostigd dient te worden door collegegelddifferentiatie. Als je meer aangeboden wordt, dan mag de opleiding er ook meer voor vragen. Klopt dat? Wat ons betreft geldt dat overigens niet alleen voor de masters maar ook voor de bachelors.

Dan de verantwoordelijkheid van studenten, het tegengaan van de zesjescultuur. Ook daarvan zegt de minister terecht dat hij de studenten medeverantwoordelijk acht voor het verbeteren van de studiecultuur. Het studiegedrag van studenten blijkt volgens het voorliggende stuk niet al te best te zijn in vergelijking met andere landen. Als VVD willen wij graag van de minister weten waarom hij niet een duidelijke verantwoordelijkheid bij de studenten neerlegt. Waarom wordt naar analogie van het leerrechtenstelsel niet uitgegaan van een eindgrens aan de wettelijke collegegelden? Wat is er mis mee als iemand die een vierjarige opleiding doet maar na zes jaar nog niet klaar is, een hoger collegegeld gaat betalen? Waar de student die verantwoordelijkheid heeft moet hij of zij die ook krijgen. Er is geen vrijblijvendheid. Een overschrijding van 50% hebben wij altijd redelijk gevonden.

Er worden in de agenda veel woorden gewijd aan transparantie. Ik zal er niet in detail op ingaan. De VVD vindt de studiekeuze 1-2-3 een zeer goede ontwikkeling maar er moet nog veel meer aan informatie in komen te staan; ik ga er overigens van uit dat wij er op een later moment nog wel over komen te spreken.

De minister pleit voor "teacher driven and evidence based" hoger onderwijs. Hij wil meer aandacht voor het primaire proces en hij wil minder bureaucratie. Wij hebben eerder al gevraagd wat hij verstaat onder bureaucratie. Er komt een bureaucratiemeter. Daar zouden wij nog een brief over krijgen die wij echter nog niet hebben gezien. Het kan aan mij liggen, maar ik heb die brief in ieder geval nog niet gehad. Daarom de vraag hoe de minister een en ander evidence based vorm wil gaan geven. Hij heeft verwezen naar de commissie-Rinnooy Kan wat betreft het verbeteren van de kwaliteit van leraren. Daarvoor wordt 1 mld. uitgetrokken, maar de vorige week bleek de minister niet te kunnen aangeven in hoeverre dat geld daadwerkelijk gaat zorgen voor een verbetering van de positie van de leraren en een toename van het aantal leraren. Hoe gaat de minister dat allemaal meetbaar maken en evidence based aanpakken? Als VVD zijn wij van oordeel dat het invoeren van een eindtoets in de bachelorfase een grote stimulans zal zijn voor teacher driven and evidence based. Docenten stellen de toets op, zitten in de examencommissies en worden dus ook weer belangrijker in het primaire proces. Bovendien leveren eindtoetsen objectieve resultaten op, hetgeen mij heel erg evidence based voorkomt. Hoe denkt de minister hierover?

Met betrekking tot de studie-uitval van studenten in de bachelorfase stelt de minister een reductie met 50% in 2014 te willen halen en een reductie met 30% in 2011. Hulde! Dat is duidelijk, ambitieus en afrekenbaar. De minister wil echter eveneens een bindend studieadvies mogelijk maken in het tweede en het derde jaar. Hoe verhoudt dit advies in het tweede en het derde jaar zich tot de reductie van de uitval? Studenten die in het tweede en zeker in het derde jaar te horen krijgen dat zij moeten stoppen, zijn over het algemeen degenen die niet meer aan een nieuwe opleiding gaan beginnen. Dat zijn dus de studenten die gaan uitvallen. Wij zien hierin een tegenstelling tussen enerzijds de ambitie om uitval te reduceren en anderzijds genoemd advies.

Op blz. 12 van de agenda staat dat de minister de hbo-masteropleidingen tijdelijk wil financieren. Verderop in het stuk staat het evenwel anders omschreven. Wat gaat er nu precies gebeuren en is 20 mln. vanaf 2011 wel genoeg om hbo-masteropleidingen fatsoenlijk in te kleuren? Als de minister minder masters wil maar hij tegelijkertijd bij het hbo masters wil invoeren, zou ik graag van hem willen vernemen hoe dat met elkaar te rijmen is.

Verder staat in de agenda dat het rond het ondernemerschap niet goed geregeld is en dat studenten de kennis en vaardigheden die relevant zijn voor ondernemerschap onvoldoende tot zich nemen, hetgeen een belangrijke oorzaak van faillissementen is. Hoe kan dat? In het hbo kennen wij al jarenlang het competentiegericht leren. Dat zou de studenten juist wegwijs moeten maken. Moet hiermee geconstateerd worden dat het competentiegericht leren in het hbo niet op een goede wijze gebeurt?

Dan de sturing van het stelsel. De OESO heeft hier de nodige kritiek op. Zij stelt in haar stuk terecht dat een terugtredende overheid geen afwezige overheid mag betekenen. Daar zijn wij het mee eens. In het stuk wordt ook aangegeven dat het toezicht effectiever moet worden. Naar de mening van de VVD moeten deze zaken goed worden geregeld met een eindtoets. In de pabo vinden wij dat zo langzamerhand normaal, gezien de achterblijvende kwaliteit. En als het voor de pabo normaal is, waarom dan niet voor de andere hbo-opleidingen en andere bacheloropleidingen?

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij verwart de heer Zijlstra het begrip "eindtoets" met "eindtermen". Ziet hij daarin een onderscheid? Eindtermen betekent dat je aan het einde van de rit helderheid hebt. Misschien kan de heer Zijlstra daar nog iets over zeggen. Buiten dat, als hij zijn hele notitie voorleest, heeft hij daarvoor zelfs geen half uur nodig, dus misschien had hij de passage waarin staat hoe de VVD dat precies handen en voeten wil geven, even voor kunnen lezen.

De heerZijlstra(VVD)

De heer Van Dijk heeft groot gelijk dat er verschil is tussen eindtermen en eindtoets. Je moet eerst eindtermen vaststellen om überhaupt een eindtoets te kunnen doen. De eindtermen beschrijven wat je aan het eind moet kennen en kunnen. De toets stelt in het verlengde daarvan vast of dit inderdaad het geval is. Dat is wat wij willen. Dus allebei, want het een kan naar onze mening niet zonder het ander.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij kan het een wel zonder het ander, want het is geen automatisme dat eindtermen in een eindtoets resulteren. Er zijn namelijk ook deeltoetsen of een toets aan het einde van een blok. Kan de heer Zijlstra duidelijk maken hoe hij dat precies handen en voeten wil geven in een eindtoets? Ik stel voor dat de heer Zijlstra zijn notitie gebruikt. Dan zal hij zien dat hij geen half uur nodig heeft.

De heerZijlstra(VVD)

Bij de eindtoets wordt aan het eind goed vastgesteld of de breedte van het pakket van studenten in orde is. Kan en kent een student de primaire zaken die voor een opleiding van belang zijn? Dat kun je niet doen in deeltoetsen, want in een deeltoets stel je vast dat een student op moment X iets weet. De heer Van Dijk en ik zijn beide student geweest. Volgens mij herkent iedereen het beeld van de student die even blokt voor een tentamen en een week later de stof kwijt is. Dat is niet waar werkgevers en wetenschappelijke opleidingen op zitten te wachten. Zij willen dat de student die kennis wel heeft. Daarom moet je die in de breedte vaststellen.

De heerDibi(GroenLinks)

Ik ben een beetje verward. Ik had een liberaal "laat maar waaien"-beleid verwacht, maar het is alsof ik iemand hoor van de PvdA, de SP of GroenLinks. De heer Zijlstra pleit immers voor een stevige aanwezigheid van de overheid in het hoger onderwijs. Vergelijk ik dit met het optreden van de VVD in de afgelopen jaren, dan vraag ik mij af hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Is dit een trendbreuk?

De heerZijlstra(VVD)

Ik weet niet sinds wanneer liberalisme met vrijblijvendheid wordt verward. Kennelijk is dat zo bij GroenLinks sinds zij zich liberaal noemt.

De overheid gaat over het vaststellen van het wat. Daar is de VVD altijd heel helder over geweest. Wat houdt een opleiding in, wat moet iemand die van een opleiding af komt, kennen en kunnen? Dat noemt men het curriculum en daar gaan wij over. De overheid schrijft niet voor hoe opleidingen dat moeten bereiken. Of zij dat doen via competentiegericht leren, nieuw leren, frontaal leren of wat dan ook, dat is aan de opleiding. Daar hebben zij een volledige autonomie in, maar de overheid kan niet weglopen voor haar verantwoordelijkheid om die kwaliteit en de eindpunten van die studie te bewaken. Er zal geen liberaal zijn die zegt dat dit niet het geval is. Wij hebben veel autonomie bij de opleidingen neergelegd. Daar hebben wij de afgelopen jaren het vertrouwen neergelegd. Er zijn nu allerlei tekenen die duidelijk maken dat dit niet goed is en dan moet je, ook als liberaal, de verantwoordelijkheid nemen die daarvoor staat. Dat is niet weglopen, dat is geen trendbreuk, dat is gewoon normaal liberaal beleid.

Ik heb aangegeven dat je er met eindtermen en eindtoetsen voor zorgt dat studenten een bredere kennis vasthouden. Wij hebben dat uitgewerkt in een alternatief bekostigingsvoorstel met kwaliteitsrechten. Ik zal de minister zo direct een exemplaar overhandigen. In dat bekostigingsvoorstel wordt kwaliteit als belangrijk uitgangspunt genomen. Wij zijn op veel punten tevreden over de strategische agenda, waarin wordt gestreefd naar kwaliteit. Dat vinden wij heel goed, maar het primaire sturingsmiddel van de overheid is bekostiging. Daarmee kun je het beste sturen. Het bekostigingsvoorstel dat de minister grotendeels overneemt van het veld, vinden wij fout. Dat willen wij nu juist niet. Wij zijn verbaasd dat de SP kennelijk geen mening heeft over wat zij zelf wil, maar alleen hoort dat het veld iets wil. Als het veld was aangekomen met leerrechten, was zij daar kennelijk ook voorstander van geworden, want dat komt uit het veld. Dat was ongeveer het betoog daarnet.

De VVD heeft gewoon een eigen mening. Leerrechten vinden wij nog steeds een prima systeem, maar dat is niet meer aan de orde. Dan moeten wij naar een ander systeem en daarin moet kwaliteit een leidend principe zijn. Dat is het niet in het voorstel van de VSNU, de HBO-raad, ISO en LSVb. Iedereen haalt zijn eigen puntje uit dat voorstel. De HBO-raad heeft voor elkaar gekregen dat kwaliteit vooralsnog geen deel uitmaakt van de bekostiging. De VSNU heeft voor elkaar gekregen dat de universiteiten worden gefinancierd naar aanwezigheid van studenten en niet meer helemaal aan het eind bij de diploma's. De studenten hebben voor elkaar gekregen dat er geen einde is aan het collegegeld en dat er geen dreiging is dat zij op een gegeven moment meer moeten betalen.

Wat schiet de Nederlandse maatschappij daarmee op? Dat is de reden waarom wij hier zitten, als politiek. Mevrouw Besselink heeft gelijk dat wij hier niet zitten om voorstellen uit het middenveld uit te voeren. Dat zijn goede adviezen waarnaar wij moeten kijken en luisteren, maar wij moeten wel een eigen afweging maken.

Volgens ons zit er een enorme perverse prikkel in. Elk systeem heeft perverse prikkels, dat erken ik onmiddellijk, maar wij zien hierin de volgende perverse prikkel. Er is feitelijk financiering voor een vierjarige opleiding, voor vier jaar aanwezigheid. Als een diploma wordt behaald, krijg je nog een jaar bonus eroverheen. Kort door de bocht krijg je vijf jaar bekostiging. Elke student die binnen vijf jaar afstudeert, levert geld op voor de universiteit of de hbo-instelling, maar elke student die er lang over doet, kost geld. Wij zagen een vergelijkbaar systeem bij het hbo. Wat zagen wij daar gebeuren? De studenten die daar te lang zitten, kosten geld. Zij moeten afstuderen en van die opleiding af. Wat gebeurt er dan met de kwaliteit? Die gaat naar beneden. De discussies over cadeaupunten en spookvakken komen niet uit de lucht vallen, maar hebben te maken met dit mechanisme, dat overeind blijft. Daarom vinden wij dit een heel slecht voorstel. Wij zijn buitengewoon verbaasd dat de SP, die altijd van die grote woorden gebruikt, dit laat lopen.

De voorzitter:

Dat hebt u al gezegd.

De heerZijlstra(VVD)

Dat kan ik niet genoeg benadrukken.

De voorzitter:

U hebt de tijd van mevrouw Verdonk er al bij genomen, maar denkt u aan uw spreektijd.

De heerZijlstra(VVD)

Wij zijn ertegen om een verhoging van het collegegeld met €220 op termijn te gebruiken voor hogere lerarensalarissen. Wij hebben het hier vorige week uitgebreid over gehad. De student in het hoger onderwijs is geen melkkoe om gaten in de begroting mee te dichten.

Wij zijn niet per definitie tegen hoger collegegeld, laat dat duidelijk zijn, maar dan moet er wel een opleiding met een hogere kwaliteit tegenover staan. Het zou zo moeten zijn dat je meer terugkrijgt als je meer betaalt. Ik ben benieuwd wat de PvdA er vandaag de dag van vindt, want in 2003 kwam deze partij nog met een voorstel om het collegegeld af te schaffen.

Er zijn goede ontwikkelingen bij het accreditatiesysteem, maar het is een gemiste kans dat voldoende/onvoldoen­de blijft bestaan. Wat ons betreft worden er gradaties aangebracht in de accreditatie. Bij slecht onderwijs moet de handel in een keer worden gesloten. Daarna volgen in een aantal graden verbeterplannen om in te grijpen. Dat staat in ons plan, dus de minister kan dat nakijken.

Dan heb ik nog een paar punten over onderzoek en wetenschap. Hoe gaat de minister de positie van promovendi verbeteren? Wij zien dat promovendi eigenlijk geen meerwaarde hebben op de arbeidsmarkt. Ik heb het zelf als werkgever meegemaakt dat er iemand komt die is gepromoveerd, maar die geen extra kennis en kunde heeft die van belang is voor de werkgever, behalve als deze bezig is op een heel specialistisch gebied. Deze persoon is ouder, heeft langer gestudeerd en verlangt een hoger loon. Er wordt gezegd dat de TNO-methodiek een goed voorbeeld is. Hoe gaan wij zorgen dat deze breder wordt ingevoerd, zodat de positie van de promovendi wel meerwaarde heeft op de Nederlandse arbeidsmarkt? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat een werkgever zegt: o, jij bent gepromoveerd, jou moet ik hebben? Talent zal er immers niet voor kiezen om te promoveren als er niet een goed perspectief tegenover staat.

Ik eindig met het Netherlands Genomics initiative. Het is hartstikke goed dat dit wordt voortgezet. Wij weten dat het de minister ontzettend veel moeite heeft gekost om dat geld los te krijgen bij zijn collega's. Complimenten daarvoor! Ik heb wel nog een vraag. Hoe gaan wij voorkomen dat de waardevolle zaadjes van het NGI op een onvruchtbare akker terechtkomen? Dan doel ik op de wet- en regelgeving in Nederland. Willen wij dit soort initiatieven maximaal kunnen benutten, dan zullen wij op het gebied van wet- en regelgeving ook qua soepelheid en qua invulling tot de top van de wereld moeten behoren. Dat behoren wij nu nog niet. Wij doen het in Europa niet slecht, maar in de wereld wel. Hoe zorgt de minister ervoor dat dit ook verbeterd wordt? De rest van mijn verhaal zal ik de minister met genoegen mailen.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

U heeft bij de bekostiging van het hoger onderwijs gehamerd op kwaliteitselementen. U komt met het voorstel 20% vaste voet, 40% op basis van kwaliteit en 40% op basis van diplomabonussen. U verwijt net het huidige systeem dat met name de diplomabonus tot perverse prikkels leidt. In het voorstel van de minister is dat maar 20% terwijl dat in uw voorstel 40% is. Hoe zit het nu precies met die perverse prikkels?

In het kader van de leerrechten wordt door u de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit in belangrijke mate bij studenten neergelegd. Die haalt u nu volstrekt weg, want er wordt helemaal niet meer gekeken naar het aantal studenten. Ik kan dit op z'n zachtst uitgedrukt niet anders benoemen dan "draaikonterij". U bent toch wel tot een totaal ander standpunt gekomen.

De heerZijlstra(VVD)

Dat ik ooit nog eens door het CDA, de ultieme draaipartij, mag worden verweten dat wij draaien! Dat zou ik bijna historische willen noemen.

Ik zal eerst ingaan op de vraag over de diplomabonus. Zoals wij in het stuk hebben geschreven, is er op zich niets mis met het belonen van het feit dat je probeert zoveel mogelijk mensen te laten afstuderen. Dat is op zichzelf een goede prikkel. Zolang je er maar voor zorg – en daar komt dus ook die eindtoets naar voren – dat het afstuderen op een gegarandeerd voldoende minimumniveau gebeurt. Dat laatste is op dit moment niet aan de orde. Daarom zit die perverse prikkel er nu wel in, en in ons voorstel niet.

Ik ben even de tweede vraag kwijt.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

U legt met betrekking tot het element van kwaliteit alles in handen van de overheid, terwijl in het oude systeem, bij leerrechten, u juist een zware verantwoordelijkheid bij de gebruikers neerlegde. En die laat u nu volstrekt achterwege.

De heerZijlstra(VVD)

Ik begin mij langzamerhand af te vragen of u ons stuk wel gelezen heeft. Daarin staat namelijk dat wij het systeem van leerrechten nog steeds prima vinden en dat dit nog steeds kan worden ingevoerd. Deze twee zaken kun je namelijk ook zelfs naast elkaar invoeren, althans qua eindtoets en eindtermen. Dat is het leuke ervan. Wat ons betreft, zouden de studenten goede dragers kunnen zijn van de kwaliteit. Maar daar heb je wel heel veel transparantie in het systeem voor nodig. Dan moet je beschikken over allerlei informatie die op dit moment niet aanwezig is. Wij doen die constatering ook in onze notitie. Wij erkennen ook dat op dat punt een belangrijke randvoorwaarde nog niet aanwezig is. Juist door het instellen van eindtermen, juist door het instellen van indicatoren zorg je ervoor dat die informatie wel beschikbaar komt. Dan zou je op termijn dus weer terug kunnen naar een systeem waarbij de student wel degene is die zorgt dat de kwaliteit verdeeld wordt.

Zolang dat niet het geval is, moet je voor alternatieve routes kiezen. Wij hebben de politieke realiteit op dat punt ook gezien. Wij kunnen dus nu heel erg op leerrechten gaan zitten en dan proberen dit aspect in te vullen. Wij hebben een minister die zegt dat hij het weggooit. Over draaien gesproken: uw fractie in de Eerste Kamer heeft dit aan de overzijde in één keer tegengehouden, terwijl het CDA daarvoor in de Tweede Kamer altijd voor was. Dan zijn wij als VVD realistisch. Wij vinden de kwaliteit in het wetenschappelijk onderwijs en in het hoger beroepsonderwijs enorm belangrijk. Wij vinden dat zo belangrijk dat wij niet vier jaar een achterhoedegevecht gaan voeren. Dan komen wij gewoon met een nieuw voorstel. Wij wachten nog steeds op de visie van het CDA. Ik begrijp uit uw bijdrage dat u het feitelijk eens bent met het voorstel dat voorligt uit het maatschappelijke middenveld. Dat vinden wij een slecht voorstel. Wij hebben een eigen voorstel. Bij ons staat het denken niet stil.

MevrouwBesselink(PvdA)

Voorzitter. Van een zesjes­mentaliteit kan deze minister zeker niet beticht worden. De door dit kabinet in de strategische agenda voor hoger onderwijs en onderzoeks- en wetenschapsbeleid opgenomen plannen getuigen van ambitie en gedrevenheid. Dit kabinet wil het onderwijs verder verbeteren en ontwikkelen, en investeert daarin. Dit land moet ambitieus durven zijn. Zonder ambitie wordt weinig bereikt. Ik haal daarbij het voorbeeld aan van Sjoukje Bokma de Boer, beter bekend als Nienke van Hichtum, de vrouw van een van de aartsvaders van de sociaaldemocratie, Pieter Jelles Troelstra. Als kind uit een gezin met vijf kinderen, afkomstig uit een orthodox hervormde streek, kende zij meer dan genoeg drempels gedurende haar jeugd aan het eind van de negentiende eeuw om zich vooral niet verder te ontwikkelen. Toch heeft zij zich, onafhankelijk van haar man, ontwikkeld tot een talentvolle en veelgelezen schrijfster en een actief denker binnen de SDAP-beweging. Haar talent en bijbehorende ambities droegen eraan bij dat zij zich heeft weten te onttrekken aan de verwachtingen die indertijd voor velen gemeengoed waren. Voor mij is zij een voorbeeld van een sterke persoonlijkheid die op ambitieuze wijze haar talenten heeft weten te ontwikkelen en die een ogenschijnlijke barrière omzeilde of overwon.

Om een bruggetje te slaan: dit kabinet streeft een ambitieuze studiecultuur en een excellent onderzoeksklimaat na. De PvdA-fractie steunt de hoofdlijnen van de gekozen aanpak en is daar content mee. De strategische agenda schreeuwt de komende tijd om uitvoering. Dat moet ook, want hoewel wij over het algemeen goed onderwijs hebben in Nederland, is er nog veel te doen. Studenten moeten meer worden uitgedaagd, er vallen te veel studenten uit, het percentage van allochtonen van niet-westerse afkomst is te laag en de medezeggenschap is nog niet op orde. Wij vertrouwen deze minister en dit kabinet de uitvoering van deze plannen zeker toe, maar wij zullen die plannen, zeker gelet op de gestelde ambities, kritisch toetsen.

Enige tijd geleden heb ik in een plenair debat gezegd op welke vijf criteria de PvdA-fractie de plannen van de minister inzake het hoger onderwijs zal toetsen: de gegarandeerde toegang van het hoger onderwijs, de emancipatietaakstelling, een breed aanbod van opleidingen, de garantie dat arbeidsmarktrelevante opleidingen genoten kunnen worden en voldoende ruimte om leraren op te leiden. Die criteria zijn de uitgangspunten geweest bij de beoordeling van de voorliggende plannen. De PvdA-fractie hecht zeer aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten uit alle geledingen van onze samenleving. De door de PvdA in de afgelopen jaren gehanteerde emancipatiedoelstelling voor man, vrouw, jong, oud, autochtoon en allochtoon is een fundament in onze uitgangspunten voor het hoger onderwijs. Daarbij moet de kwaliteit van het hoger onderwijs tot de top van Europa behoren.

De grondslagen voor de instellingsbekostiging worden voortaan: 20% onderwijsopslag, 20% diplomabekostiging en 60% op basis van aantallen studenten. De perverse studieprikkel die uitgaat van het grote percentage diplomabekostiging, is hiermee verleden tijd. Onze complimenten aan de koepels van universiteiten en hbo-instellingen, omdat zij samen met de studentenbonden tot een goed gezamenlijk voorstel zijn gekomen, zonder dat dit in bureaucratie verzandt. Wel vindt de PvdA-fractie het een gemiste kans dat juist in het nieuwe bekostigingsstelsel geen prikkels voor kwaliteitsverbete­ring zijn opgenomen. Dat zei de heer Zijlstra eigenlijk ook al, maar er is toch een verschil. De PvdA-fractie heeft na een lange eigen zoektocht geconstateerd dat de perverse prikkels er ongewild in voorkomen, terwijl zij goed bedoeld zijn. Zij brengen ons verder van huis dan dichterbij. Het aantal contacturen dat de student ontvangt, heeft bijvoorbeeld een sterke relatie met de kwaliteit van het geleverde werk. Als je echter doordenkt, kom je tot de conclusie dat je hiermee de dure, excel­lente university colleges stimuleert. De PvdA-fractie juicht dat initiatief toe, maar het is wel onbetaalbaar voor de breedte van het universitair onderwijs. Voor de PvdA-fractie is juist een goede, brede kwalitatieve basis van groot belang. Deze prikkel beoogt dus een ongewenst neveneffect. Zo kan ik doorgaan met een aantal indicatoren waar een andere kant aan kleeft. Het verheugt ons dan ook dat de minister met de PvdA de strijd om de kwaliteitsprikkels nog niet heeft opgegeven en een groep knappe koppen aan het werk zet om daar een oplossing voor te vinden. Wij gaan ervan uit dat de minister toch nog met een voorstel komt om die kwaliteitsindicatoren in de bekostiging op te nemen.

De heerZijlstra(VVD)

Met het laatste punt zijn wij het van harte eens. Dat is een heel goed initiatief van de minister. Wat ons betreft, doet hij dat onmiddellijk.

Mevrouw Besselink heeft het over perverse prikkels en het oplossen van een en ander, maar naar onze mening is het voorstel uit het veld een combinatie van de perverse prikkels die er nu zijn in het hbo-bekostigings­systeem en de perverse prikkel in het universitaire systeem. In plaats van beter wordt het nog veel slechter doordat mevrouw Besselink deze twee zaken bij elkaar voegt: én een negatieve prikkel voor de diploma's, zonder eindtoets én een negatieve prikkel voor sturing op studentenaantallen, zonder dat er verder iets achter zit. Dat zijn zaken die misgegaan zijn bij het hbo. Hoe gaat dit volgens haar zorgen voor verbetering van de kwaliteit? Waar is die verbetering te vinden?

MevrouwBesselink(PvdA)

Ik kan hier heel uitgebreid op ingaan. De verbetering die erin zit, is dat de perverse prikkel verdwijnt die maakt dat je mensen over de eindstreep moet zien te halen om ervoor te zorgen dat zij een diploma krijgen, terwijl zij eigenlijk niet voldoen aan de kwaliteitseisen. De kwaliteitsbasis blijft gelijk. Bovendien komt er nog een voorstel van de minister over het inbouwen van kwaliteitsprikkels in de financiering. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat er nu sprake is van een gemiste kans, want kwaliteit is het punt waarom het gaat op dit moment in het hoger onderwijs. Het zou mooi zijn om dat element in de bekostiging te laten terugkomen.

De fractie van de PvdA is heel blij dat deze minister werk gaat maken van een goede transparante voorlichting. Het is van het grootste belang dat jongeren die staan voor een studiekeuze goed weten wat de studie van hun keuze inhoudt, wat zij kunnen verwachten en wat er van hen wordt verwacht. Studenten hebben recht op goede informatie. De minister geeft aan dat het over relevante informatie zal gaan. Kan hij toelichten wat hij in dit kader precies onder relevant verstaat? Het aantal contacturen? Het aantal lesuren? Extra studiekosten? Hoe zet de minister een sanctie op het niet-geven van transparante informatie? Kan hij die bewegingen SMART maken?

Om de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen, is het van groot belang dat de betrokken mensen meer invloed krijgen op de bedrijfsvoering van onderwijsinstellingen. De fractie van de Partij van de Arbeid wil meer medezeggenschap voor docenten en studenten. Het moet daarbij niet alleen gaan om de kwantiteit van de medezeggenschap, maar vooral ook om de kwaliteit. Zij moeten dus over een heleboel punten kunnen meebeslissen en vooral op die punten instemmingsrecht hebben. Alle leden van de or, dus ook studenten, hebben het recht om op kosten van de instelling op cursus te gaan om zich beter voor te bereiden op de medezeggenschapstaak. Dat komt de kwaliteit van de medezeggenschap en hun positie binnen de instelling ten goede. Daarnaast moet door de instellingen serieus worden omgesprongen met de mogelijkheden voor daadwerkelijke medezeggenschap. Nog te vaak hoor ik dat dit onvoldoende gebeurt en dat de medezeggenschap te vrijblijvend is, terwijl de echte kwaliteit op de werkvloer rondloopt in de vorm van personeel en studenten.

Het kwaliteitssysteem zoals wij dat nu kennen, bestaat voornamelijk uit eenrichtingverkeer. Als studenten niet presteren, worden zij gekort op hun beurs of wordt die omgezet in een lening. Als instellingen niet de beloofde kwaliteit bieden, hebben de studenten eigenlijk geen poot om op te staan. Studenten moeten kunnen rekenen op een voldoende collegeaanbod. Als de student aannemelijk kan maken dat hij essentieel minder contacturen heeft gekregen dan hem is toegezegd bij de informatieverstrekking, of dat onderwijs van hoogleraren achterwege is gebleven, terwijl het wel was toegezegd, dan moet hij het individuele recht hebben om een deel van de onkosten, gemaakt in de vorm van collegegeld, terug te krijgen. Dit is in deze Kamer door mijn collega Jacques Tichelaar al eerder ingebracht in een debat over collegegelddifferentiatie. De Kamer heeft zijn motie daarover breed gesteund. Ik wil een verdere verbreding naar het reguliere collegegeld en overweeg een motie in te dringen, waarin wordt aangedrongen op een niet-goed-geld-terugsysteem naar analogie van de vergoeding die men van de NS kan krijgen ingeval van treinvertragingen. Daarbij merk ik op dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is, dat wij een enorm bureaucratische urennormregistratie invoeren. In grote lijnen komt het erop neer dat de instelling gewoon moet leveren wat er is beloofd dan wel moet aantonen dat de verschillen minimaal zijn en buiten haar schuld. Gebeurt dat, dan behoeft terugbetaling van een deel van het collegegeld niet aan de orde te zijn.

MevrouwLeijten(SP)

Een niet-goed-geld-teruggarantie is erg lastig, want het kan zijn dat er nul uren college zijn aangeboden en dat de ene student dat vak wel haalt en de andere niet. Hoe moeten wij dat toetsen? Ik ben wel geïnteresseerd in het voorstel van de PvdA-fractie, maar is mevrouw Besselink niet ook van mening dat een opleiding die niet voldoet door de NWO eruit moet worden gekegeld dan wel snel verbeterd moet worden in plaats van dat een individuele student een deel van het collegegeld daarvoor moet kunnen terugvragen?

De heerZijlstra(VVD)

Hoe denkt mevrouw Besselink dit vorm te geven? Hoe gaat zij meten wat niet goed is, zodat er geld terug moet komen?

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Hoe denkt mevrouw Besselink over de mogelijke gevolgen? Als een opleiding in voorlichtingsbrochures acht uur college belooft en er in werkelijkheid tien uur geeft, heeft zij zichzelf al ingedekt. Hoe wil zij dergelijk strategisch gedrag voorkomen?

De heerDibi(GroenLinks)

Het is een interessant idee, maar het lijkt me beter om dit niet over te laten aan de individuele student, maar aan de opleidingscommissie of de medezeggenschapsraad, die voor dat soort zaken zijn bedoeld. Zo kan ook hun positie worden versterkt.

MevrouwBesselink(PvdA)

Hoe voorkom je strategisch gedrag? Het zou heel interessant zijn als dat gebeurde. Het zou de Kamer een vervolgtaak opleveren om alle voorlichtingsbrochures te controleren en met de hoeveelheden contacturen aan de gang te gaan. Dat was ook mijn voorstel in het vorige algemeen overleg over de spookvakken en de cadeaupunten: moeten wij niet toe naar een minimumcontacturennorm, met name in de eerste jaren, om de kwaliteit te garanderen?

Ik ben het er zeker mee eens dat de opleidingscommissie of de medezeggenschapsraad hierin een belangrijke rol moeten krijgen. Ik vind het echter bijzonder dat de individuele student wordt afgerekend op wat hij doet en op zijn kwaliteit – en natuurlijk zijn er individuele verschillen – terwijl hij, als hij niet de prestatie krijgt die hem is beloofd, op geen enkele manier recht kan doen gelden. Ik wil daarom een extra dwangmiddel inzetten. In mij motie verzoek ik de minister om dit verder uit te zoeken en een systeem hiervoor te ontwikkelen. Ik wil alles op dit moment niet tot in elk detail uitwerken, maar als de student individueel wordt aangepakt op zijn prestaties, moet daar in principe iets van de instellingen tegenover staan. Natuurlijk hoop ik dat mijn motie achteraf overbodig zal blijken, omdat de beloofde uren en kwaliteit gewoon worden geleverd.

De PvdA is blij met de inzet van de minister op internationalisering. Vanwege ons aanbod van Engelstalige masters zijn er veel buitenlandse studenten die voor Nederland kiezen. In deze strategische agenda staan dan ook vooral maatregelen die het voor buitenlandse studenten beter mogelijk maken om in Nederland te studeren. De PvdA kan hierachter staan. Het aantal Nederlandse studenten dat in het buitenland gaat studeren, blijft echter achter. Wat gaat de minister nog meer ondernemen om het voor Nederlandse studenten beter mogelijk te maken om in het buitenland te studeren?

En hoewel dit inmiddels is verbeterd, lopen internationale studenten nog steeds tegen absurde procedures aan om de papieren te krijgen om in Nederland te studeren. Een student in Enschede moest, bijvoorbeeld, zijn papieren op een verplichte collegedag ophalen in Zwolle en ook nog zelf de reiskosten betalen. Ik verzoek de minister om met zijn collega Albayrak te kijken naar een nog verdere verbetering van de procedures voor kennismigranten.

Een experiment met een open bestel zal mijn fractie heel kritisch volgen, omdat dit geen gevolgen mag hebben voor de toegankelijkheid en kwaliteit van het hoger onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat met name de privaat bekostigde opleidingen problemen hebben met kwaliteit. De voorstellen in de strategische agenda over een nieuw accreditatiestelsel zullen wij met veel belangstelling volgen. Het regeren op basis van vertrouwen is een breuk met het verleden, waarin vooral repressief werd opgetreden. In lijn hiermee is het een goed voorstel om niet-opleidingspecifieke aspecten te laten beoordelen op basis van een instellingsaudit. Kan de minister toezeggen dat er aan het eind van het eerste jaar een evaluatie komt?

Dan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De plannen voor studiefinanciering zijn nog maar beperkt ingevuld. Pas als de concrete voorstellen er liggen, kunnen wij echt stelling nemen, maar de PvdA-fractie kan de eerste plannen van de minister ondersteunen. Juist doordat de druk om te lenen toeneemt, moet voor iedere potentiële student helder zijn dat de investering in zijn toekomst een zeer rendabele is en absoluut uit kan, zelfs in het worstcasescenario van het niet halen van de studie. Het kabinet kondigt een verbetering aan van het terugbetalingssysteem voor de studieschulden. Wanneer komt hierover een uitgewerkt plan naar de Kamer en in welk jaar voorziet de minister de invoering van een nieuwe terugbetalingssystematiek?

Mijn fractie heeft vaker gepleit voor de afschaffing van de bijverdiengrens, omdat die grens een link legt tussen de inkomsten en het recht op studiefinanciering die wij niet direct wenselijk achten. Toch is afschaffing geen eenvoudige zaak, als wij afgaan op het feit dat dit financieel een behoorlijke kostenpost oplevert van mogelijk enkele honderden miljoenen. Zolang dat niet duidelijk is, is afschaffing niet realistisch. Toch willen wij iets doen aan de nadelige kanten van de bijverdiengrens, vooral voor studenten die de grens net overschrijden of net te laat ontdekken dat zij de grens hebben overschreden en daarmee financieel behoorlijk worden afgestraft.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Mevrouw Besselink ging heel snel over het punt van de terugbetalingssystematiek heen. Ik ben toch wel heel nieuwsgierig hoe de PvdA-fractie tegenover de voorstellen van de minister staat. Ik vind namelijk dat de plannen nogal uit de lucht komen vallen. Ik begrijp eigenlijk niet waarom deze voorstellen op dit moment worden gedaan.

MevrouwBesselink(PvdA)

Volgens mij heb ik dat gezegd. Mijn fractie wil graag dat de minister dit idee uitwerkt. Het is in onze ogen een verbetering van de terugbetaalsystematiek, dus wij wachten de uitwerking met belangstelling af.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Dan ben ik nog steeds nieuwsgierig naar waaruit die verbetering bestaat. Er ligt al enigszins een plan van de minister, dus ik begrijp niet waarom de PvdA-fractie nu weer op nadere voorstellen wil wachten.

MevrouwBesselink(PvdA)

Het voorstel dat er nu ligt, bestaat uit vier regels. Ik kan mij voorstellen dat dit nader wordt uitgewerkt. Dat wil ik dan graag zien. De minister stelt voor om van 15 naar 25 jaar te gaan. Mevrouw Leijten heeft dit al benoemd. Ik vind dat een verbetering, omdat je daarmee voorkomt dat er een heel zware druk op het inkomen ligt in de eerste vijftien jaar. Als dat beter kan worden verdeeld, zodat iemand het wat geleidelijker kan terugbetalen, betekent dat een mindere druk op de inkomsten. Dat is een vooruitgang.

De heerZijlstra(VVD)

De VVD-fractie is het oneens met het voorstel van de minister over het terugbetalen, maar dat ter zijde. Ik stel deze vraag maar even via mevrouw Besselink om eventueel aan de minister door te spelen. Hoe komt zij bij het bedrag van honderden miljoenen inzake de bijverdiengrens? Wij hebben altijd begrepen dat het een lager bedrag zou zijn vanwege de enorme innings- en controlekosten.

MevrouwLeijten(SP)

Mijn vraag gaat over de verlenging van de terugbetaling. Waarin zit de verbetering voor de PvdA-fractie? Dat iemand tien jaar lang nog extra rente op rente en rente op lening betaalt? De PvdA heeft altijd gezegd dat lenen aantrekkelijk wordt gemaakt door de duidelijke voorwaarde van kwijtschelding na vijftien jaar. Vindt mevrouw Besselink dat het aantrekkelijker wordt om te lenen als de lening pas na 25 jaar wordt kwijtgescholden? Ik wil daar graag een helder antwoord op.

MevrouwBesselink(PvdA)

Dat heldere antwoord heb ik net al gegeven in mijn reactie op de vragen van mevrouw Koşer Kaya, die ik niet ga herhalen. Wat de vragen van de heer Zijlstra betreft: in de beantwoording door de minister van de schriftelijke vragen is dit keurig uitgerekend. Als ik het zo uit mijn hoofd doe, komt het uit op 240 mln.

Voorzitter. De collegegelddifferentiatie is een onderdeel van de evaluatie van Ruim baan voor talent. Wij hebben begrepen dat de commissie morgen met haar evaluatie komt. Wij willen die afwachten voordat wij een voorschot nemen op de mogelijke uitkomst. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs mag hierdoor niet in gevaar komen, zoals ook in ons verkiezingsprogramma staat. De minister neemt al een voorschot door te schrijven dat hij met name in de masterfase aan collegegelddifferentiatie denkt. Wil de minister in zijn uitwerking een conceptvorm meenemen waarin een regulier bekostigde master blijft bestaan naast nieuwe vormen van masters waarbij sprake kan zijn van collegegelddifferentiatie?

MevrouwLeijten(SP)

Ik begrijp iets niet. U wacht op de uitkomsten van Ruim baan voor talent. Die komen morgen, maar u vraagt nu of de minister rekening wil houden met masters waarvoor meer wordt betaald dan voor reguliere masters. Wat vindt de PvdA-fractie? Is collegegelddifferentiatie acceptabel of niet?

MevrouwBesselink(PvdA)

Een goed verstaander zou hebben begrepen dat, als de minister in zijn reactie op het rapport van de commissie Ruim baan voor talent met een voorstel komt waarin de regulier bekostigde master blijft bestaan, er ruimte is voor collegegelddifferentiatie bij andere vormen van masters.

MevrouwLeijten(SP)

Ik constateer dus dat de PvdA-fractie collegegelddifferentiatie acceptabel vindt.

MevrouwBesselink(PvdA)

Ik laat die constatering voor uw rekening; mijn woorden waren helder.

Voorzitter. Selectie als matching klinkt heel charmant, maar de eerste geluiden die wij horen tonen aan dat de selectie vooraf geen toegevoegde waarde heeft. Wij willen een evaluatie afwachten. Wij zijn het overigens met de minister eens dat matchingsgesprekken kunnen bijdragen aan de wederzijdse betrokkenheid. Dat moet echter wel onder strikte voorwaarden gebeuren. Een havo- of vwo-diploma moet toegang bieden tot elke publiek bekostigde instelling voor hoger onderwijs, uiteraard met inachtneming van de vooropleidingseisen met betrekking tot de profielen.

In de strategische agenda zet de minister de deur open voor een bindend studieadvies, niet alleen in het eerste jaar, maar ook op meerdere momenten daarna. De PvdA-fractie begrijpt dat instellingen een middel willen hebben om langdurige studenten aan te spreken. Dit instrument mag echter nooit de student in problemen brengen die te goeder trouw is. Het kan niet zo zijn dat een instelling zonder een zorgvuldige procedure jegens de student een eenzijdig besluit neemt waardoor deze zijn studie moet staken. Welke waarborgen gaat de minister daarvoor ontwikkelen en wanneer kan de Kamer die tegemoet zien?

De heerDibi(GroenLinks)

Ik vind dat u hier en daar vaag blijft en heel open vragen stelt. Bent u nu voor of tegen verruiming van het bindend studieadvies?

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Hoe verhouden het bindend studieadvies en het streven om de 30% uitval bij bacheloropleidingen tegen te gaan zich tot elkaar? Ik heb het gevoel dat je, als je een verruiming van het bindend studieadvies introduceert, heel snel aan de 30% komt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

MevrouwBesselink(PvdA)

Volgens mij blijf ik helemaal niet vaag, maar ben ik juist heel erg helder. Ik vind dat de student die te goeder trouw handelt, nooit in de problemen mag komen door een bindend studieadvies, in de trant van: het is genoeg geweest, tot ziens student! Dat vind ik zwaar onacceptabel. Ik vraag aan de minister hoe hij gaat waarborgen dat dit nooit kan voorkomen.

De heerDibi(GroenLinks)

Het bindend studieadvies wordt bij heel veel instellingen na een jaar gegeven. De uitkomst is dan: je gaat door of je gaat niet door. De minister wil dit verruimen. Wilt u dat ook op die manier, ja of nee?

MevrouwBesselink(PvdA)

Soms heb ik het idee dat ik Frans spreek. Ik heb volgens mij heel duidelijk aangegeven dat een instelling met een student gesprekken kan voeren. Als na het zoveelste gesprek blijkt dat er geen fiducie meer is dat het nog goed komt, moet een bindend studieadvies mogelijk zijn. De voorwaarden die ik heb genoemd, vind ik heel belangrijk. Ik vind namelijk dat het niet te verkopen is dat een instelling zomaar een student de deur kan wijzen. Dit moet gebeuren op basis van goede gesprekken, zoals er in elk regulier bedrijf functioneringsgesprekken worden gevoerd. Ook in het onderwijs zou dit moeten gebeuren. Ik leg geen verband met de uitstroom. Waar het mij om gaat is dat er een zorgvuldige procedure wordt gevolgd.

Voorzitter. De emancipatietaak waar de sociaaldemocratie altijd voor heeft gestaan, is ook nu actueel. Het is zorgwekkend om te moeten constateren dat veel allochtone studenten aan pabo-opleidingen in ons land niet in staat blijken hun hbo-opleiding af te ronden. Daarvoor is hun achterstand bij aanvang van de studie vaak te groot. Dit betekent dat een groot potentieel aan talent niet wordt gebruikt. 50% van de allochtonen gaat niet studeren en 20% minder allochtone dan autochtone studenten studeert af. Dit komt omdat hun beheersing van taal en rekenen onvoldoende is. De tijd is te kort om dit bij te werken. Dit potentieel hebben wij hard nodig in de strijd tegen het naderende lerarentekort. Ik ben dan ook blij dat de HBO-raad heeft besloten om de termijn op te rekken waarbinnen studenten de taal- en rekentoets met goed gevolg dienen af te leggen. Een concessie aan het niveau mag daarbij nooit aan de orde zijn. Ik had hierover een motie willen indienen maar de actualiteit heeft mij ingehaald.

Ook over de aanpak van een leven lang leren doet de minister boude uitspraken. Het is een goede zaak dat de leeftijdsgrens van 29 jaar vervalt; het betreft de grens waarboven een instelling om collegegeld kan vragen. Welke concrete acties of investeringen in beleid heeft de minister voor ogen om een leven lang leren te stimuleren? Zijn zijn ambities haalbaar gelet op de financiële inzet?

Een mooie brug van onderwijs naar wetenschap is te maken met de joint degrees. Deze vorm van internationaal onderwijs is overal ter wereld erg populair. Dat punt is echter in Nederland nog niet wettelijk georganiseerd. In de strategische agenda meldt de minister dat de joint degrees er komen. Op welke termijn verwacht hij de eerste?

De minister spreekt met veel passie over het wetenschapsysteem in de VS, met name over het doorstroommodel van jonge talenten in de VS. De grote bovenlaag met talent en de smalle basis staan echter haaks op de Nederlandse situatie waarin de basis groot is en de top smal. Ik ben het met de minister eens dat wij naar een brede top moeten streven. Is dat echter financieel haalbaar binnen de daarvoor beschikbare budgetten? Overigens moeten wij de Verenigde Staten niet in alle opzichten zien als een lichtend voorbeeld. De private uitgaven aan het hoger onderwijs zijn daar veel hoger en het aantal afgestudeerden in bèta- en techniekstudies ligt daar een stuk lager dan in de EU. Welke ontwikkelingen in de VS vindt de minister minder charmant en wil hij niet overnemen? Hoe staat het bijvoorbeeld met de toegankelijkheid en de rechtszekerheid van het Amerikaanse systeem?

In de tekst van de strategische agenda wordt de nadruk gelegd op zowel ongebonden, zuiver wetenschappelijk onderzoek als op de maatschappelijke inbedding van het onderzoek, de valorisatie. In de bedragen die voor valorisatie worden uitgetrokken, komt die nadruk echter mondjesmaat naar voren. Moet er niet meer geld beschikbaar worden gesteld om de zogenoemde "kennisparadox" aan te pakken?

De smartmix waaraan de ministeries van OCW en EZ bijdroegen, is opgedoekt. Het OCW-deel gaat naar het fundamenteel onderzoek, niet naar de hbo-masters. Welke overwegingen liggen aan dat besluit ten grondslag?

In de strategische agenda zijn nationale onderzoeksprioriteiten geformuleerd. Hoe verhouden deze zich tot het primaat dat in de strategische agenda juist wordt gelegd bij de individuele onderzoeker? Betekenen de onderzoeksprioriteiten niet dat het onderzoek daarop moet worden toegespitst?

Ik dank de minister voor de overzichtelijke uitwerking van het wetenschapsbestel en de sturing. Hoe organiseert de minister hierin een streven naar focus en sturing? In hoeverre komt hierin een soort bureaucratiseringstoets na al die geldstromen?

De minister zet veel in op technische innovatie. Sociale innovatie blijft achter. Gaat de minister daar nog op inzetten?

Het aantal vrouwen in hoge functies in het wetenschappelijk onderwijs en in de wetenschappen is bedroevend laag. Nederland is nog steeds een ontwikkelingsland gelet op het aantal vrouwelijke hoogleraren. Wereldwijd bungelen wij onderaan. Het is mooi dat het budget voor het Aspasia-programma wordt verhoogd maar er zijn meer maatregelen nodig om de doorstroom te bevorderen. Welke andere initiatieven neemt de minister om meer vrouwen in de top te krijgen?

De PvdA-fractie is blij met de ambitie die dit kabinet uitstraalt en benieuwd naar de nadere uitwerking van de strategische agenda.

MevrouwLeijten(SP)

Eén onderwerp hebt u heel handig omzeild, namelijk dat van de stijging van het collegegeld met €220 in tien jaar, buiten de inflatie. Dat bedrag is hoger als de inflatie wordt meegerekend. In maart hebben wij een debat gevoerd over de basisbeurs waarin u zei dat u bij een verhoging van de collegegelden de minister zou verzoeken om de verhoging te compenseren. Vindt u de verhoging van €220 in tien jaar te laag om de minister om compensatie te vragen?

MevrouwBesselink(PvdA)

Ook in dat debat is aangegeven dat de PvdA-fractie prioriteit geeft aan het voorzien in voldoende leraren in dit land, van kwalitatief hoog niveau. Dit punt is uitgebreid aan de orde geweest in het algemeen overleg over de leraren. Iedereen heeft daar zijn steentje aan bij te dragen. Ik vind het een redelijk bedrag. De studenten die over een aantal jaren de hbo's en universiteiten binnendenderen hebben dan profijt gehad van de betere leraren die zij tot dat moment voor de klas hebben gehad.

MevrouwLeijten(SP)

Tijdens het debat waarin het schrappen van de tegemoetkoming in de studiekosten uit de basisbeurs werd besproken, meldde de fractie van de PvdA nog dat men compensatie van de minister verwachtte. Ik vind het spijtig dat ik nu moet constateren dat deze fractie dit punt bij de eerste de beste verhoging van het collegegeld gewoon laat liggen en ook nog zegt deze verhoging acceptabel te vinden. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs staat wel degelijk onder druk. Wellicht is dit nog niet het geval voor de studenten in de komende jaren, die €22 extra betalen, maar wel voor de studenten die over tien jaar €220 of meer extra moeten betalen. Dit is echt een enorme stijging die fractie van de PvdA acceptabel vindt. Dit is zeer spijtig.

MevrouwBesselink(PvdA)

Mevrouw Leijten verwart mijn woorden. Wij hebben gezegd dat de Kamer nog altijd zelf bij een besluit over collegegeldverhoging is. Wij zijn er nu bij en accepteren de verhoging.

De heerBosma(PVV)

Voorzitter. Hoger onderwijs is erg belangrijk voor onze maatschappij. Niet alleen wordt hier onze kennis bewaard, maar ook wordt die hier doorgegeven aan volgende generaties. Een ander niet onbelangrijk aspect is dat er in het hoger onderwijs economische groei wordt gecreëerd voor Nederland en voor de toekomst.

Wij moeten vaststellen dat de Nederlandse universiteiten op redelijk hoog niveau acteren, een niveau waarvoor wij ons niet hoeven te schamen. Er is echter ook het een en ander mis. De minister spreekt over een bleke kwaliteit van de bachelorfase. Ook op het hbo doen zich veel problemen voor. Ik denk hierbij aan de promotiepraatjes en de glossy folders, maar ook aan het onbevoegd lesgeven op het hbo. Allerlei opleidingen worden opgeleukt met namen als Fashion & Branding, Business Intelligence Management, Forensic Science en Applied Chemistry. Vroeger studeerde je gewoon chemie. Verder horen wij over hbo-opleidingen die in wezen mbo-opleidingen zijn en over spookvakken. Door de LSVb is een stortvloed van klachten bijeengeschraapt over te weinig leren. Wij horen daar dat studenten vinden dat zij net zo goed al hun tijd in de bibliotheek kunnen doorbrengen. Vooral op de pabo's is het onderwijs in taal en rekenen slecht. Het aantal inschrijvingen op de pabo's is met 11% gedaald.

Het allerergste is echter dat meer dan de helft van de hbo-studenten zich niet meer uitgedaagd voelt. Je voelt je uitgedaagd als je tot het uiterste moet gaan om iets te verwerven waarvan je zelf niet wist dat je daartoe in staat zou zijn. Het gaat hierbij om het behalen van een diploma dat iets voorstelt. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat de diploma's iets voorstellen. Ik deel de marxistische analyse die "kameraad Zijlstra" zojuist naar voren bracht; financiering is inderdaad het allerbelang­rijkste sturingsmechanisme van de overheid. De parlementaire onderzoekscommissie Onderwijsvernieu­wingen hoorde twee weken geleden mevrouw Greetje van der Werf, een hooggeleerde dame uit Groningen. Zij introduceerde het begrip "ontscholing", dat inhoudt dat scholen leegstaan. Dit is alleen uit te leggen op grond van de financiën van de scholen. De onderwijsinstellingen krijgen een bepaald bedrag en redeneren dat zij, als zij per student weinig uitgeven, de rest overhouden. Om deze redenering te begrijpen, hoef je geen marxist te zijn. Het is bijna een kwestie van verelendung maar de redenering klopt wel.

Wij moeten daarom toe naar een financieringsmodel dat deze trend tegengaat. Het nu voorliggende model doet dit niet, want dit gaat nog steeds uit van twee belangrijke zaken. Het telt namelijk het aantal mensen dat binnenkomt en dat eruit gaat. Dit is onvoldoende, want kwaliteit moet worden meegeteld. Kwaliteit betekent een diploma dat iets voorstelt en dat is gebaseerd op een examen dat iets voorstelt. Daarvoor zijn centrale examens nodig, in ieder geval bij de kernvakken van het hbo. Wij moeten die examens niet overlaten aan het maatschappelijke middenveld, maar top-down regelen. De centrale eindexamens op de middelbare school zijn een enorm succes, omdat mensen iets hebben om naartoe te werken. De opleidingen zijn gefocust. Iedereen in het middelbaar onderwijs is hartstikke blij met het centraal eindexamen. Dat moet ook centraal worden gehouden, omdat anders de slager zijn eigen vlees gaat keuren.

Waar wij ook van af moeten, dat zijn die rare Lissabondoelstellingen. Die klinken hartstikke leuk, maar dezelfde parlementaire onderzoekscommissie hoorde de vorige week Loek Hermans, ooit minister van Onderwijs. Dat was zo rond de eeuwwisseling, zeg ik erbij voor de jongere mensen. Hij had drie letters nodig om de Lissabondoelstellingen te kenschetsen: kul. Hij had het daarbij zelf eigenlijk maar over één Lissabondoelstelling, namelijk dat in 2015 de helft van de beroepsbevolking een ho-diploma in de achterzak zou hebben. Het gaat daar helemaal niet om. Het gaat erom dat de mensen iets weten en niet dat zij een bepaald diploma. Je kunt er ook voor zorgen dat 100% van de mensen zo'n diploma krijgt. Dan geef je het gewoon gratis weg. Je kunt de mensen bij hun geboorte doctorandus noemen en dan is het probleem ook opgelost. Het gaat er echter om dat de mensen iets weten. Daarom moet er een financieringsmodel komen waarmee kwaliteit wordt ingebracht. Daarvoor is een hard examen nodig. Het gaat om de kennis en niet om het papiertje.

Dan ga ik nog in op enkele kleine punten, om te beginnen het bindend studieadvies (BSA). Ik moet altijd denken aan Bertus op zijn Norton en Tinus met zijn BSA. Wat collega Dibi net al noemde gebeurt in de praktijk natuurlijk ook. Er is al een bindend studieadvies in het eerste jaar. In een bacheloropleiding die drie jaar duurt is het raar om in het tweede of het derde jaar nog met een bindend studieadvies te komen. Dat is een vorm van kapitaalvernietiging. Je moet niet een half jaar voor de eindstreep nog eens gaan vertellen dat het niet goed is gegaan. Dat is veel te laat. Laten wij het bij dat eerste jaar houden.

Als wij vasthouden aan de Lissabondoelstellingen – nogmaals, van mij mogen ze het raam uit – is het heel raar om het collegegeld fors te verhogen. In de tijd gezien gaat het om flinke bedragen. Zowel de PvdA en het CDA hebben het in hun verkiezingsprogramma staan en ik kan mij daarbij alleen maar aansluiten.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Dat u zich aansluit bij het verkiezingsprogramma van het CDA, dat laten wij even op ons inwerken!

De heerBosma(PVV)

De minister zegt dat het bachelordiploma goed genoeg is voor de arbeidsmarkt, maar dat is natuurlijk niet zo. Terecht ageren VNO-NCW, MKB Nederland en de VSNU daar tegen. Het diploma is nooit zo bedoeld, dus laten wij niet om redenen van bezuiniging iets anders gaan beweren. Het is mij nog steeds onduidelijk wat de minister eigenlijk wil met de nieuwe bekostiging van de masters. Er staat veel in de kranten, maar ik hoor graag van hem wat nu eigenlijk precies de bedoeling is. Die kranten lezen wij ook niet meer.

De collegegelddifferentiatie is hartstikke goed. Voor excellente opleidingen moet je ook beter betalen. De knapste koppen hebben de allerbeste mensen nodig en die kosten wat meer. Ik weet niet of de minister geabonneerd is op de Chronicle of Higher Education. Daarin is te zien hoe Harvard onder leiding van een nieuwe president, Drew Gilpin Faust, op het ogenblik links en rechts de allerknapste en dus de duurste koppen wegkaapt. Dat zal in Nederland niet zo gebeuren, maar het is goed als er wat financieel vet op de botten komt voor de instituten van hoger onderwijs.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Dat laatste intrigeert mij, want meer excellentie in Nederland vanuit het buitenland is ook heel belangrijk. Hoe staat mijn collega daar tegenover?

De heerBosma(PVV)

Gewoon, je haalt de knapste koppen die je kunt vinden naar Nederland.

De heerAnker(ChristenUnie)

Voorzitter. Ik begin graag met een citaat uit een oud stuk van de RPF, niet de bloedgroep van de ChristenUnie waar ik bij hoor; dit voor de mensen die nog weten waar de ChristenUnie vandaan kwam.

"Universiteiten en hogescholen zijn centra die van wezenlijke betekenis zijn voor de samenleving. Zij vertegenwoordigen niet te onderschatten wetenschappelijke, culturele en educatieve belangen en vormen het intellectuele brandpunt in de samenleving. Zij laten zien wat de cultuur te bieden heeft op het gebied van kennis en onderzoek, opleidingsmogelijkheden en beroepstoerusting, wetenschappelijke bronnen en tradities, intellectueel en geestelijk leiderschap." Dit is nogal een lijst.

Voor ons ligt de strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoeks- en wetenschapsbeleid. Het is een ambitieus stuk, waarin op vrijwel elke pagina het woord "excellentie" voorkomt, zoals mevrouw Leijten licht misprijzend opmerkte. Ik had eigenlijk niets anders verwacht, het zou pas echt verrassend zijn geweest om op elke pagina te kunnen lezen dat wij streven naar een middelmatig niveau. Ik moet wel eerlijk zeggen dat ik er na de zoveelste keer "excellentie" wel een beetje op uitgekeken was, maar ik denk dat er wel goed aangegeven is dat wij bij het hoger onderwijs en het onderzoek nog steeds grote ambities hebben. Ik ben er ook erg blij mee dat het streven naar excellentie geen "survival of the brightest" of, in het ergste geval, een "survival of the richest" is, een systeem waarbij wij alleen nog maar investeren in degenen die echt aan de top kunnen meedraaien. Nee, excellentie, kwaliteit moet uit de breedte komen, en uit een goed fundament.

Wij zijn erg blij dat er nu een nieuw voorstel voor het bekostigingsstelsel is en dat er ook draagvlak voor is. Het is goed dat de politiek er nog een keer over zal praten, maar er is nu in ieder geval een goed voorstel. En wij zijn er vooral blij mee dat de instellingsspecifieke onderwijsopslag overeind is gebleven.

De heerZijlstra(VVD)

Kunt u aangeven wat uw fractie nu precies zo goed vindt aan dit stuk, behalve dat het uit het onderwijsveld afkomstig is?

De heerAnker(ChristenUnie)

Er wordt een goede afweging gemaakt. Er is een vaste voet omdat je de tent altijd draaiende moet houden, omdat er altijd mensen in huis zijn. Dit wordt gerespecteerd. Je moet een kleine ambitie hebben dat studenten daadwerkelijk afstuderen, maar je moet voorkomen dat onderwijsinstellingen zo veel mogelijk mensen binnenhalen omdat zij dan zo veel mogelijk geld krijgen. Je wilt ook niet dat instellingen zo veel mogelijk studenten door de opleiding heen jagen omdat ze alleen op basis van diploma's worden bekostigt. Nee, het is een heel evenwichtig pakket geworden. Het enige verlangen dat wij nog hebben, is een manier om kwaliteit hierin nog een goede rol te laten spelen, maar het is bar ingewikkeld om dat te regelen.

De heerZijlstra(VVD)

Dan zijn wij het hierover duidelijk oneens. U geeft aan dat u behoud van de vaste voet erg belangrijk vindt, maar juist daarover zegt de minister iets heel interessants in de nota, namelijk dat die vaste voet over vijf jaar misschien wel gaat verdwijnen, omdat hij de bekostiging aan kwaliteit wil koppelen. Ik begrijp dat de minister dan ruzie met de ChristenUnie zal hebben.

De heerAnker(ChristenUnie)

Over vijf jaar moeten wij dit nog maar eens bezien. Dan zullen wij het geheid al een keer hebben gehad over het tweede regeerakkoord waarover de ChristenUnie meegepraat zal hebben, want dat is onze ambitie. Maar goed, wij hechten zeer aan de vaste voet, zoals wij ook al een keer in een motie hebben aangegeven. Dit zal onze inzet blijven, ook over vijf jaar. Maar voor deze kabinetsperiode redden wij het wel met dit plan, denk ik...

Wij vinden het belangrijk om universiteiten en hogescholen financieel in staat te stellen om gedegen onderzoeksprogramma's op te stellen. De minister legt er de nadruk op dat de universiteiten de aangewezen partij zijn om strategische keuzen voor de lange termijn te maken, op basis van de eerste geldstroom. Maar de vernieuwingsimpuls wordt ook versterkt. Heeft dit nu niet het ongewenste gevolg dat instellingen geld uit de eerste geldstroom moeten bijpassen ter financiering van onderzoek dat via de tweede geldstroom wordt betaald?

Het kabinet wil in deze strategische agenda nog geen voorschot nemen op de evaluatie van het project Ruim baan voor talent, dat morgen onze kant opkomt. Desalniettemin geeft de minister aan niet onwelwillend te staan tegenover het continueren van experimenten met collegegelddifferentiatie en selectie. Wij willen ook niet op de discussie vooruitlopen, maar wij zijn nog altijd erg kritisch over collegegelddifferentiatie. Wij delen voluit de ambities in deze agenda voor een hoge basiskwaliteit van onderwijs voor alle studenten en een aantal excellente opleidingen voor topstudenten. Deelname aan deze excellente opleidingen mag echter niet afhankelijk zijn van de draagkracht van de student of de ouders van de student.

De heerZijlstra(VVD)

Maar hoe gaat u dat dan bekostigen? Bij excellente programma's zoals het University College, krijg je als student meer aangeboden voor hetzelfde geld. Dat moet dus bekostigd worden uit het budget van de "normale" student. Op dit moment moet die normale student feitelijk bloeden voor het feit dat wij excellente programma's aanbieden. Is het naar de mening van de ChristenUnie dan niet meer dan terecht dat wanneer je meer krijgt, je ook meer moet betalen, juist om de gemiddelde student te beschermen?

De heerAnker(ChristenUnie)

Ik heb al gezegd dat ik niet te zeer vooruit wil lopen op de discussie, omdat morgen het stuk naar ons toekomt. Ik begrijp overigens wel dat er een verschil is in bekostiging, maar dat geldt op dit moment natuurlijk ook al. Ik heb een opleiding gevolgd waarbij ik grotendeels heb meebetaald aan mijn geneeskundige vrienden die een opleiding volgden. Dat zit volgens mij in het gehele systeem. Waar het mij om gaat is dat wanneer er iemand is die heel veel potentie heeft om op buitengewoon hoog niveau mee te draaien, zijn financiële situatie of die van zijn ouders daarin geen rol mag spelen. Dat is ons uitgangspunt.

Selectie met als doel om studenten en opleiding beter te matchen en om de juiste studenten sneller op de juiste plaats te krijgen, is iets waar wij als ChristenUnie achter kunnen staan. Het is van belang dat aankomende studenten worden ondersteund in het maken van de juiste studiekeuze. Studenten moeten een opleiding kiezen die bij hen past en zij moeten weten wat zij van een opleiding kunnen verwachten. Dan is de kans groot dat zij beter op die opleiding zullen presteren. Ook verkleint een bewuste keuze de kans op uitval in de bachelorfase. Het bieden van betrouwbare vergelijkingsinformatie is hiervoor van belang, maar een goede loopbaanoriëntatie kan hierbij ook een rol spelen, met name in de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs. De minister geeft zelf aan dat de beroepsperspectieven voor 16- en 17-jarigen vaak nog onhelder zijn. Op dit gebied vinden wij de maatregelen nog wel wat mager als het gaat om de uitvalreductie. Beoogd wordt de uitval met 50% te reduceren, maar eigenlijk heb ik tot nu toe alleen maar gelezen dat er een website inzake onderwijskeuze 1-2-3 is opgericht. Ik zou graag wat meer horen op dat gebied.

In het kader van de internationalisering vraagt mijn fractie nogmaals aandacht voor de studenten uit ontwikkelingslanden. Dit hebben wij eerder besproken bij het debat over de wijziging van de Wet op de studiefinanciering in relatie tot uitbreiding van studiefinanciering in het buitenland. Ten behoeve van een evenwichtige kennisopbouw op de Nederlandse universiteiten en de vorming van een maatschappelijk kader in ontwikkelingslanden is het van belang dat de overheid de universiteiten tegemoetkomt wat betreft de bekostiging van onderwijs aan studenten in ontwikkelingslanden. In zijn schrijven van 11 juli jongstleden geeft de minister aan dat vooralsnog de vraag naar beurzen uit ontwikkelingslanden groter is dan het huidige aanbod. Nu de minister de internationalisering zo hoog op de agenda zet, vraagt mijn fractie op welke wijze hij wil sturen op het gedeeltelijk voorzien in de behoefte aan hoger onderwijs, die gezien de vraag naar beurzen in ontwikkelingslanden bestaat maar waarin deze landen niet zelf kunnen voorzien.

Ten slotte wil ik nog iets opmerken over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking. Dit betreft een grote groep. Bij de behandeling van het Hoger Onderwijs- en Onderzoeksplan in 2004 heeft de heer Van der Vlies een motie ingediend naar aanleiding waarvan het plan "Terugdringing belemmeringen in het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking" is opgesteld. Het doel is om de onderwijssituatie voor studenten met een functiebeperking te verbeteren. Ook wordt onderzocht of vervolgbeleid nodig is. Er is op dit moment nog geen zicht op de mate waarin de plannen gerealiseerd zullen zijn aan het eind van de looptijd, eind 2008. Ondertussen bereiken ons geluiden dat het nog niet goed gaat met de voorzieningen voor studenten met een handicap. Onlangs sprak ik zelf een jonge vrouw die maar afzag van een hbo-opleiding omdat het gewoon te ingewikkeld was om voorzieningen te treffen. Zij heeft daarbij verschillende hogescholen geprobeerd. Wij maken ons zorgen. In deze strategische agenda staat niets over studeren met een handicap. Betekent dit nu al dat de nieuwe richtinggevende gegevens beschikbaar zijn om nieuw beleid te maken? Volgens mij is dat niet het geval. De minister wil de uitval in de bachelorfase terugdringen. Daarbij lijkt het ons goed om ook specifiek aandacht aan deze groep studenten te blijven besteden teneinde de onderwijssituatie van deze groep gelijkwaardig te maken aan die van andere studenten, zodat dit geen reden van uitval meer is.

De heerDibi(GroenLinks)

Voorzitter. Net voordat ik Tweede Kamerlid werd, was ik zelf nog bezig met het afronden van mijn bachelor. Ik vind het dan ook bijzonder boeiend om met de minister van gedachten te wisselen over het hoger onderwijs. Binnenkort ga ik weer beginnen, dus het zou mooi zijn als wij vandaag al een aantal verbeteringen kunnen doorvoeren.

In mijn studententijd viel het mij op dat steeds meer hogescholen en universiteiten zijn gaan sturen op het binnenhalen van grote aantallen studenten door het aanbieden van populaire studies. De heer Van Dijk sprak al over de wildgroei aan bachelors. De opkomst van spookvakken heeft daar ook enigszins mee te maken. De minister is goed begonnen door de leerrechten direct door de papierversnipperaar te halen en door de poorten te sluiten voor selectie aan de poort.

Het is zaak om de mooie woorden in de strategische agenda te vertalen in de onderwijspraktijk. Daar is mijn fractie toch iets kritischer over. Plannen blijven vaak vaag en de financiering lijkt hier en daar afwezig. De bachelor-masterstructuur is onder minister Hermans tot stand gekomen als uitvloeisel van afspraken die 29 landen in 1991 hebben opgetekend in de Bologna-verklaring. De doelstelling was om te komen tot één Europese hogeronderwijsruimte met vergelijkbare graden in het hoger onderwijs. Mijn fractie is voorstander van één internationale hogeronderwijsruimte die reikt tot in alle uithoeken van de wereld. De bachelor duurt in Nederland doorgaans drie jaar, terwijl in de rest van de wereld de duur erg kan verschillen. Om de internationale aansluiting te verbeteren en om de arbeidsmarktpositie van studenten na het behalen van hun bachelor ook te verbeteren, wil mijn partij dat de driejarige bacheloropleiding in Nederland wordt herzien. Waar nodig, moet deze ook vier jaar kunnen duren. Ik wil de minister vragen om daar een onderzoek naar te doen.

MevrouwBesselink(PvdA)

Hoe wil de heer Dibi deze verlenging bekostigen? Is het niet verstandiger om eerst meer contacturen te organiseren? Dan valt er wellicht binnen drie jaar nog heel wat te bereiken.

De heerDibi(GroenLinks)

Het eerste uitgangspunt moet zijn de verbetering van de huidige driejarige bacheloropleiding. Toch denk ik dat dit hier en daar te kort is. Ik kom zo terug op de financiering en de contacturen.

Het voorstel sluit naadloos aan op een slecht getimede en slecht onderbouwde uitspraak van de minister om studenten na hun bachelor direct de arbeidsmarkt op te sturen. De minister meent dat de bachelor een volwaardige arbeidsmarktopleiding is en dat het onwenselijk is dat grote hoeveelheden studenten toch voor een master gaan. Het was inderdaad de bedoeling dat de bachelor voldoende zou zijn toegerust voor de arbeidsmarkt, maar of dat in de praktijk ook zo heeft uitgepakt, is wat anders. De uitspraak is slecht getimed: de collegegelden zijn nog niet eens verhoogd ten gunste van de lerarensalarissen of de minister komt al met een volgende bezuiniging. 87% van de bachelorstudenten vindt zichzelf niet goed voorbereid op de arbeidsmarkt. De universiteiten geven aan dat een bachelor nog steeds geen goede volwaardige opleiding voor de arbeidsmarkt is. Ook werkgevers, VNO-NCW en het mkb, vinden de bachelor geen volwaardige opleiding voor de arbeidsmarkt. Wat vindt de minister achteraf gezien van zijn timing en onderbouwing? Kan een langere duur van de bacheloropleiding echt een volwaardige opleiding voor de arbeidsmarkt zijn?

Om studenten goed toe te rusten voor de arbeidsmarkt zijn onder andere beroepsgerichte masteropleidingen nodig in het hoger beroepsonderwijs. Daar schort het nu aan en dat is zonde. De minister erkent dit, maar blijft vaag over het antwoord op de vraag hoe hij concreet voor deze hbo-masters wil zorgen. Kan de minister het een en ander ophelderen? Ik vraag dit met de volgende reden. Wij hebben net als veel partijen een aantal stagiair(e)s. Een aantal van hen volgt een hbo-opleiding. Zij die klaar zijn, willen een wo-master gaan doen, maar daarvoor moeten zij eerst een schakeljaar doorlopen. De kosten daarvan zijn belachelijk hoog: meer dan €8000. Door te investeren in hbo-masters kan een deel van deze aansluiting worden verbeterd. Even belangrijk is het om dit soort excellente studenten voor een normaal bedrag een schakeljaar te laten volgen. In tegenstelling tot het CDA vinden wij dat die route niet afgesloten moet worden. Het moet mogelijk zijn dat studenten via het vmbo naar het mbo, het hbo en het wo gaan, al is dat wat duurder.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Ik heb niet gezegd dat dit onmogelijk zou moeten zijn. Omdat er vrijwel geen publiek bekostigde hbo-masters zijn, worden nu bijna alle hbo-studenten gedwongen om een wo-masters te doen, terwijl heel veel van hen een opleiding willen die is gericht op de beroepspraktijk en helemaal niet zitten te wachten op een wetenschappelijke masters. Kunt u daarop reageren en kunt u aangeven waar u de financiering van de hbo-masters vandaan zou willen halen?

De heerDibi(GroenLinks)

Ik kom aan het eind terug op de financiering, waarnaar mevrouw Besselink ook heeft gevraagd. Ik denk dat wij het erover eens zijn dat er hbo-masters moeten zijn en dat die route niet afgesloten mag worden, omdat dubbeltjes ook kwartjes moeten kunnen worden, als zij dat zelf willen. Als parttimestudent sta ik hier voor een groot deel van de studenten en voor al die jongeren die ooit in het hoger onderwijs terecht zullen komen, als wij goed ons best doen.

Ik moet vaststellen dat de stem van studenten vaak ontbreekt in concreet beleid, hetzij landelijk, hetzij op instellingsniveau. Er moet initiatief- en instemmingsrecht worden geregeld voor de medezeggenschapsraad en overal moeten opleidingscommissies zichtbaar opereren om de kwaliteit te verbeteren. Bij elke opleiding, binnen elke hogeschool of universiteit zou een studentenreferendum mogelijk moeten worden gemaakt. Via dat referendum zouden studenten zich kunnen uitspreken voor of tegen allerlei zaken die hen direct aangaan. Zij kunnen zo afdwingen dat onderzoek wordt gedaan, dat er aandacht is voor contacturen, enzovoorts. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

De minister wil de mogelijkheden voor een bindend studieadvies verruimen. Mijn fractie is het hiermee in dit stadium faliekant oneens. Eerst moet het instrument van het bindend studieadvies goed worden geëvalueerd. Belangrijker is dat het hoger onderwijs eerst moet worden verbeterd. Wij stellen met z'n allen vast dat er iets mis is met de contacturen en met de begeleiding. Het hoger onderwijs wil daar graag verandering in brengen. Zolang dat allemaal nog niet goed is geregeld, past het niet om studenten de deur te wijzen als zij niet goed scoren.

De minister heeft de verruiming van het bindend studieadvies vergeleken met een terugkerend functioneringsgesprek. Wij kunnen ons daarin vinden. Volgens mij zegt de minister hiermee dat er studiebegeleiding moet zijn. Er moet elk jaar een gesprek zijn waarbij een student wordt geconfronteerd met zijn eigen functioneren binnen een opleiding. Wij zijn er voorstander van om van het bindend studieadvies een functioneringsgesprek of studiebegeleiding te maken. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen.

De minister wil in de komende periode met de VSNU, NWO en KNAW een aanpak vormgeven, waarin de NWO training grants toekent aan graduate schools op basis van open competitie. Zo'n training grant omvat een subsidie voor een aantal promovendi. Dat is prima, maar krijgen de promovendi ook een stem in dit geheel? Ik zou het bijzonder goed vinden als de minister promovendi bij deze aanpak zou betrekken. Het lijkt een trend te worden dat bewindslieden van OCW de mensen in het veld, aan wie de minister het onderwijs wil teruggeven, niet betrekken bij de fase van beleidsvoorbereiding. Staatssecretaris Van Bijsterveldt doet dat ook niet. Ik vraag de minister om dat beter te regelen.

Wij moeten oppassen dat wij van innovatie en onderzoek niet zo'n zware concurrentiestrijd maken dat het creatieve karakter van wetenschap ondergeschikt raakt aan allerlei winstgedreven belangen. Mislukkingen en het op zoek gaan naar een nieuwe doorbraak horen bij deze tak van sport; kijk naar Edison, zou ik zeggen. Die gedachtegang mis ik in de aanpak van de minister. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Joldersma hierover.

Mevrouw Besselink wil een motie indienen met als strekking een niet-goed-geld-teruggarantie. Ik wil die motie graag medeondertekenen. De heer Van Dijk sprak over de bijverdienregeling, die een doorn in het oog is van ondernemende studenten. Als hij hierover een motie indient, zal ik die ook graag steunen.

Mijn fractie is al heel lang voorstander van een studietaks of een academicibelasting, die inhoudt dat de basisbeurs omhoog gaat om tegemoet te komen aan de stijgende studiekosten van studenten, zoals heel goed is verwoord in het boekje van de SP. Na afloop van de studie zouden de studenten een inkomensafhankelijke bijdrage moeten terugbetalen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Voorzitter. Ik zal op de tijd letten. Wij hebben beperkte spreektijd, maar ik ga ervan uit dat de voorzitter net zo soepel op mij reageert als op de andere sprekers van vandaag.

"Gemiddeld is niet voldoende", zegt deze minister in zijn strategische agenda. D66 is dat met deze minister eens. In Lissabon hebben wij afgesproken dat in 2010 50% van de beroepsbevolking hoger opgeleid zou moeten zijn. Het hoger onderwijs is een belangrijke sleutel voor de samenleving van morgen. Een samenleving die drijft op kennis, moet door het gehele onderwijs het beste uit mensen halen, met hbo's en universiteiten als instellingen waarbinnen studenten zich optimaal kunnen ontwikkelen tot beroepsbeoefenaren en academici van hoog niveau.

Deze strategische agenda is daar zeker een eerste aanzet toe. Maar op een aantal punten heb ik ook enkele opmerkingen. Gezien mijn korte spreektijd beperk ik mij tot vijf punten: excellentie, de bijverdiengrens, promovendi, internationalisering en aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt.

Ik begin met excellentie. Dat is een populair woord, zoals door andere collega's ook al is gezegd. Het komt inderdaad voor. Het is ook een populair woord in hoger onderwijs. Daar is op zich niets mis mee. Maar ik kan niet helpen dat het lijkt alsof de ambitie die de minister heeft met de excellente student, op gespannen voet staat met de ambitie om vooral in de breedte te investeren en de uitval van de bachelorfase met 30% te verminderen, temeer daar voor het laatste voor 2008 omgerekend slechts €6,50 per student wordt uitgetrokken. Is de minister nu serieus met die aanval op de uitval of zegt hij met het met beperkte budget dat daarvoor wordt gereserveerd, impliciet dat de instellingen het zelf maar moeten oplossen. Ik zal de vraag die ik zojuist aan collega Besselink stelde, ook aan de minister stellen. Hoe verhoudt zich dat met het bindend advies na het eerste jaar? Wordt die 30% uitval met name daarmee gehaald. En als het de bedoeling is dat er begeleiding komt, dan zijn wij daar uiteraard voor. Maar vooralsnog zie ik veel meer haken en ogen dan positieve kanten hieraan. Graag hoor ik de reactie van de minister daarop.

Mijn tweede punt is de bijverdiengrens. Dat is een belangrijk punt voor mijn fractie dat door mijn collega Pechtold al eerder aan de orde is gesteld. Het hoger onderwijs zit in zijn portefeuille, maar hij kan dit notaoverleg van vandaag helaas niet bijwonen. Een student mag onbeperkt financieel gespekt worden door zijn ouders, maar hij wordt keihard afgestraft als hij zelf wat economische activiteiten ontplooit. Wat is daar rechtvaardig aan? Dat is een totaal verkeerde prikkel. D66 stelt daarom voor om de bijverdiengrens helemaal af te schaffen en een volgend systeem in te voeren: wanneer een student meer dan €15.000 per jaar verdient, dan wordt het bedrag dat dat jaar ontvangen is aan studiefinanciering, opgeteld bij het belastbaar inkomen. Ik ben blij dat ook de heer Van Dijk hier woorden aan heeft gewijd. Ik zie zijn handtekening onder mijn motie dan ook graag tegemoet.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Het enige waar ik voor gepleit heb, is dat er onderzoek wordt gedaan. U stelt op dit moment al heel concreet een bedrag van €15.000 voor. Daar ben ik nog helemaal niet uit. Wat dat betreft, kunt u zichzelf wel rijk rekenen, maar daarmee gaat u toch een stap te ver. Misschien kunt u nog aangeven hoe u studiefinanciering ziet. Ziet u studiefinanciering als een soort stimulans om te gaan studeren of als een tegemoetkoming in de kosten die men heeft voor studie en levensonderhoud?

MevrouwBesselink(PvdA)

Wij hebben ook gezegd dat wij gezien de kosten die ermee gemoeid zijn – snel uitgerekend zo'n 240 mln. – graag van de minister een voorstel willen waarin een aantal mogelijkheden naast elkaar worden gezet. Dat zal in die motie moeten staan. Dan kunnen wij de motie steunen. Als de fractie van D66 zegt dat het nu zo geregeld moet worden, dan kan ik de motie niet steunen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik begin met een reactie op de opmerkingen van mevrouw Besselink. Het lijkt me sowieso handig om bij dit voorstel alle haken en ogen eens te onderzoeken. Ik zal vooralsnog eerst voor dat onderzoek pleiten. Ik vind het geweldig als u dat zult steunen. Dat neemt niet weg dat ik al een aanzet maak, dat ik al aangeef hoe wij dat zouden zien.

Een stimulering om te gaan studeren of een bijdrage aan de kosten voor levensonderhoud, die twee dingen kunnen niet los van elkaar worden gezien. Natuurlijk is studiefinanciering mede bedoeld als een bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Maar studiefinanciering is ook een stimulering om te gaan studeren. Ik zie niet in hoe je daar een knip in kunt maken. Wat dat betreft, begrijp ik de vraag van de heer Van Dijk niet.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Ziet u de studiefinanciering als een soort inkomensondersteuning voor studenten die dit soort dingen financieel misschien niet helemaal kunnen halen, omdat het dan logisch is om daarbij een bepaalde grens te hanteren? Of ziet u het min of meer als een soort loon voor het feit dat je op dat moment studeert, waarbij je gewoon recht hebt op die ondersteuning, onafhankelijk van wat je erbij verdient?

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ja, onafhankelijk van wat je erbij verdient, heb je recht op die ondersteuning. Maar goed, de wereld staat niet stil. Wij zullen over dit onderwerp de komende tijd dus vaker discussiëren. Dan zullen wij de merites van alle bijkomende factoren bekijken en op basis daarvan handelen. Vooralsnog vind ik dat de studiefinanciering – in dit geval doelt u natuurlijk op de basis – moet blijven bestaan.

Het door D66 voorgestelde systeem is eerlijk, want hoe meer de student bijverdient, hoe meer belasting hij over zijn studiefinanciering betaalt. De uitvoeringskosten blijven beperkt en de drempel voor ondernemende studenten – daar komt de innovatie weer om de hoek kijken – blijft laag. Hierop krijg ik graag een reactie van de minister.

Nu wij het toch over de studiefinanciering hebben: ik wil ook kort ingaan op de door de minister voorgestelde verlenging van de afbetalingstermijn. Mijn fractie vraagt zich ten eerste af welk probleem deze wijziging oplost en ten tweede in hoeverre dit voor studenten een verbetering is. Afgestudeerden doen straks vijf keer zo lang over het afbetalen van hun studie dan over de studie zelf. Afgestudeerden in lagere inkomensgroepen krijgen hun lening na vijftien jaar niet meer kwijtgescholden, maar betalen nog tien jaar rente op rente. Kan de minister uitleggen waarom hij voor deze wijziging heeft gekozen?

Wij hebben overigens niet ingestemd met verhoging van de collegegelden om de lerarensalarissen te betalen. Sterker nog: wij hebben zelf aangegeven hoe je die salarissen kunt verhogen zonder dat je de collegegelden omhoog duwt.

De promovendi vormen mijn derde onderwerp. In de strategische agenda geeft de minister aan dat hij zogenaamde "graduate schools" gaat introduceren, zoals wij die kennen uit de VS. Hoewel een dergelijk systeem veel voordelen kent, heeft het één groot nadeel. Het systeem is in de VS gebaseerd op beurzen. Met andere woorden: er is geen werkgever-werknemerrelatie tussen promovendus en universiteit, waardoor de promovendus het recht op bijvoorbeeld pensioenopbouw en een eigen werkplek verliest. Ik wil graag van de minister weten of hij voornemens is om met de introductie van de "graduate schools" ook het systeem van beurzen in te voeren. Wil hij dat volledig doen of blijft ons huidige aio/oio-stelsel daarnaast bestaan? Als dat laatste het geval is, wat zal dan de verhouding tussen bursalen en aio's en oio's zijn? Ook hier krijg ik graag een reactie op.

Mijn vierde onderwerp is de internationalisering. D66 is een internationaal georiënteerde partij. Mijn fractie is dan ook te spreken over de aandacht die in de strategische agenda uitgaat naar internationalisering in het hoger onderwijs. Wel merk ik meteen op dat alleen aandacht niet genoeg is. D66 is uiteraard blij met het mogelijk maken vanaf 2009 van de "joint degrees", maar de reservering van slechts 5 mln. voor het aantrekken van talentvolle buitenlandse studenten steekt een beetje schraal af tegen de mooie woorden in de inleiding van de strategische agenda. Ik hoop dan ook dat de minister vandaag alvast een tipje van de sluier kan oplichten over de inhoud van de internationaliseringsagenda die dit voorjaar naar de Kamer zal worden gestuurd, want de plannen in de strategische agenda zijn te weinig concreet. Ik wil daar graag een invulling van.

Tot slot onderwijs en arbeidsmarkt. Ik hoor bedrijven nog te vaak klagen over de mismatch tussen wat studenten leren en wat zij nodig hebben om bij een bedrijf aan de slag te gaan. Ik wil van de minister weten of hij dit probleem gaat aanpakken en bedrijven meer bij de inhoud van het curriculum gaat betrekken zonder dat de onafhankelijkheid van het onderwijs in het geding komt. Een van de problemen is ook dat bedrijven via stages vaak in aanraking komen met het hbo. Stagiaires brengen vaak nieuwe kennis en een frisse kijk op zaken in bedrijven en zorgen voor innovatie. In het plan is dit onderdeel totaal weggelaten. Graag wil ik van de minister weten hoe hij de aanpak van de mismatch wil vormgeven, want die mismatch is er en wij zullen er een antwoord op moeten verzinnen.

Ik mis ook het leven lang leren. Het aantal werkenden dat kiest voor de combinatie werken en studeren blijft sterk achter, ook in internationaal perspectief gezien. Hoe wil de minister het leven lang leren bevorderen?

De voorzitter:

Last, but not least, na negen sprekers van de Kamer, de heer Van der Vlies.

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. Ik hoop uw verwachtingen niet teleur te stellen, ook niet wat de spreektijd betreft, die wel kort is. Vandaar dat ik niet verder zal komen dan het zetten van enkele accenten.

De minister legt een ambitieus programma voor het hoger onderwijs en de wetenschap voor. Hij wil de basis van het onderwijs versterken, de top een nieuwe impuls geven en de internationale positie van Nederland gunstiger maken. Die inzet verdient steun en krijgt die dus ook van de SGP-fractie. Wel moet de grondhouding zijn dat moet worden voorkomen dat excellentie aan de top te zwaar gaat drukken op de basis. Het kan niet zo zijn dat wij vechten voor een echte top, voor excellentie daar, maar de basis laten verschralen met het excuus: wat in de basis niet kan of lukt, stoppen wij in die top, want daar gaat het uiteindelijk om. Dat is niet onze houding.

Natuurlijk, de strijd tegen de zesjescultuur moet worden aangebonden, maar de ambitieuze studiecultuur die wij willen bevorderen moet over de hele breedte van de studenten zichtbaar worden en niet alleen gefocust zijn op de elite. De accenten die worden gezet (honours programma's, masterclasses) zijn op zichzelf te begrijpen, maar in dat licht niet op voorhand en niet zonder meer positief. Is het niveau van de programma's werkelijk onderscheidend en substantieel hoger dan het normale curriculum? Heeft de minister informatie over het karakter van die programma's? Het plan bevat ook een impuls voor de verhoging van de docent/student­ratio. Voorziet de minister budgettaire consequenties daarvan voor het realiseren van een substantiële verbetering? Zo ja, hoe wenst hij daarin te voorzien? Of is het alleen een verantwoordelijkheid van de instellingen?

De minister wil ook de mogelijkheden verkennen van private financiering via differentiatie van collegegelden. Daarbij denkt hij vooral aan de masterfase. Volgens de SGP-fractie zal de masterfase gelijkelijk voor eenieder die zich daarvoor kwalificeert toegankelijk moeten blijven. Het te vaak of al te gemakkelijk volstaan met een bachelor, is wat ons betreft nog altijd een verarming van het concept van de bachelor-masterstructuur waarmee wij ooit zijn begonnen. Private financiering voor aanvullende topmasters is een andere zaak. Welke ambities heeft de minister betreffende het ontwikkelen van topmasters die internationaal gewicht in de schaal leggen?

Het voorstel om te komen tot een herziening van het accreditatiestelsel biedt interessante aanknopingspunten. Het is positief dat er in het nieuwe systeem een afzonderlijke plaats is ingeruimd voor de beoordeling van de kwaliteit van de opleidingen. Ook het terugdringen van bureaucratie staat terecht hoog in het vaandel. Dreigt de combinatie van de instellingsaudit en de beoordeling door de panels niet juist tot extra bureaucratie te leiden? Hoe gaat de minister die ongewenste effecten van deze dubbele toets van meet af aan te lijf?

Ter stimulering van hoogstaand onderzoek besluit de minister de vernieuwingsimpuls te vergroten. Oké, maar naar onze overtuiging mag de bestedingsvrijheid van universiteiten niet nog verder in het geding komen. Daarbij is een eerlijke verdeling van gelden uiteraard nodig. Daartoe is in mijn ogen een verdergaande transparantie van NWO noodzakelijk. Graag krijg ik hierover een concrete reactie van de minister.

Verder vroeg collega Anker, heel vriendelijk, aandacht voor mijn motie over de toegankelijkheid van onderwijs voor studenten met een functiebeperking. Ik had dit niet op mijn spiekbriefje staan, omdat deze motie is aanvaard en in uitvoering is genomen: er draait een programma op en bij de evaluatie moeten wij bezien of er een impuls bij moet. Enige aandacht daarvoor in de strategische agenda had echter niet misstaan. Ik begrijp dat collega Anker dit ook zo had bedoeld. Over het programma krijgen wij wisselende, niet altijd positieve, signalen. Dat moeten wij ons nu aantrekken, maar wij hadden ons ooit gecommitteerd aan de voorziene evaluatie.

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De minister was bereid om direct te antwoorden, maar in het kader van de arbeidsomstandigheden heb ik besloten tot een kleine schorsing.

De vergadering wordt van 15.40 uur tot 15.50 uur geschorst.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdragen. Op een debat over pakweg de regionale kabeltelevisie moet ik mij doorgaans zorgvuldig voorbereiden. Op het terrein van het hoger onderwijs heb ik mij echter 25 jaar actief begeven; als student, als promovendus, als post-doc, als hoogleraar en als leider van een wetenschappelijke instelling. U mag op het eind van het debat beoordelen of het een voor- of een nadeel is om ergens veel van te weten. Uit die periode van 25 jaar in de wetenschap heb ik allereerst de opvatting meegenomen dat goed wetenschapsbeleid dienstbaar moet zijn. Het hoger onderwijs noch de wetenschap zit te wachten op centrale instanties die bepalen waar de komende 25 jaar de belangrijke ontdekkingen moeten worden gedaan of die wetenschappers of docenten proberen te sturen. Ik zeg daarmee niet dat wetenschapsbeleid niet belangrijk is; er kan veel worden gedaan. De nadruk ligt echter op systeemverantwoordelijkheid, waarbij soms door het aanbrengen van kleine wijzigingen in een financieringssysteem of een beoordelingssysteem grote effecten kunnen worden bereikt op wat er in de praktijk gebeurt. Die verantwoordelijkheid moet de overheid nemen. Mijn wetenschapsbeleid is in elk geval niet gericht op het leggen van accenten op bijvoorbeeld nanotechnologie of weg- en waterbouw. Ik vind dat inhoudelijk vanuit een positie van dienstbaarheid moet worden gewerkt.

Een ander punt dat ik heb geleerd uit mijn 25 jaar in de wetenschap is dat er altijd geld bij moet. Die boodschap is doorgekomen want er komt structureel geld bij in deze kabinetsperiode, zowel voor het hoger onderwijs als voor de wetenschap. Ik weet wel zeker dat er nu structureel meer wordt uitgegeven dan ooit door enig kabinet is uitgegeven. Het is natuurlijk nooit genoeg. Dat is ook helder.

Ik noem een voorbeeld om te illustreren hoe naar mijn mening met het voeren van wetenschapsbeleid op systeemniveau effecten kunnen worden geressorteerd zonder als beleidsmaker in de praktijk van de wetenschap te roeren. Dat voorbeeld betreft het clusteren van kwaliteit in de wetenschap, de aggregatie van kwaliteit. Wij zijn er allen van overtuigd dat wat een eeuw geleden gebeurde op het gebied van natuurkunde in Leiden, toen de beste mensen elkaar opzochten, vanzelf tot versterkende effecten leidt. Die effecten zijn lokaal. Lorentz was heel goed, trok Von Ehrenfest erbij en uiteindelijk kwam Einstein daarop af en ontstond een bloeiperiode van tientallen jaren. Overigens komt ook altijd weer een eind aan zo'n periode; dan ontstaat er weer ergens anders een cluster. Van dat soort aggregaties zou de wetenschap het moeten hebben, maar ik vind niet dat wij vanuit de Hoftoren plannen moeten gaan maken voor een Oxford aan de Maas of een Oxford aan de Lek. De overheid moet niet vanuit de gedachte dat Nederland goed is in landbouwwetenschap of weg- en waterbouwwetenschap, daar het accent op leggen. Er moet een mechanisme gecreëerd worden waardoor dat soort spontane aggregatie kan ontstaan.

In die context heeft de commissie-Rinnooy Kan – het is moeilijk om in het land een commissie samen te stellen waarvan Rinnooy Kan geen voorzitter is – geadviseerd om een zekere overheveling te doen plaatsvinden van de eerste naar de tweede geldstroom. De gedachte daarachter is dat het geld gedynamiseerd wordt maar uiteindelijk grosso modo toch weer terechtkomt bij dezelfde universiteiten. Het komt daar dan echter terecht op basis van individuele kwaliteit, door mensen die mobiel zijn en hun geld meenemen en die dus als het ware stemmen met de voeten. Zij krijgen hun geld dus inderdaad op basis van onderzoek dat zij vaak niet als persoon alleen, maar met hun groep doen. Vervolgens kunnen zij besluiten om met hun groep aan de universiteit van Lutjebroek te gaan zitten, omdat daar veruit het beste centrum zit om dat te doen. Dat is de basis van het vernieuwingsimpulsprogramma. Daartoe heeft een overheveling van 100 mln. plaatsgevonden.

Ik zeg wel meteen, in antwoord op de daarover gestelde vragen, dat wij natuurlijk niet moeten vergeten dat de universiteiten voor meer dan 1 mld. bekostiging hebben voor het eerstegeldstroomonderzoek. De overdacht van eerste naar tweede geldstroom betekent dus niet dat er lokaal opeens geen gebouwen meer kunnen worden neergezet of dat er geen onderzoeksomstandigheden kunnen worden gecreëerd. Voor 90% blijft het geld namelijk daar waar het was. Het betekent wel dat je er in de manier waarop je het geld uit de eerste geldstroom gaat inzetten, rekening mee moet houden dat je veel inkomsten uit de tweede geldstroom hebt. Ik heb dat zelf gezien in het instituut waaraan ik leiding gaf, waar heel veel tweedegeldstroomonderzoek plaatsvond en ongeveer de helft van de begroting uit de tweede geldstroom voortkwam. Je moet dan relatief meer van de eerstegeldstroommiddelen inzetten voor investeringen, voor het op orde houden van de gebouwen en voor het creëren van de voorwaarden en wat minder voor het personeel dat het onderzoek doet. Daarvoor krijg je immers de tweedegeldstroomprojecten binnen.

Mevrouw Joldersma heeft gevraagd of een overheveling niet ten koste gaat van het personeel. Het gaat eigenlijk altijd om projectfinanciering voor mensen die vier jaar als promovendus of als aio ergens zitten, een enkele keer als post-doc. Wanneer je die overheveling gelijkmatig doet – en wij hebben een bestuurlijke overeenkomst met de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Univer­siteiten om het in een rustig tempo te doen – kan iedereen die op een project zit, dat project afmaken. De vraag is alleen wie het volgende project toekent. Wordt het via de eerste geldstroom door de faculteiten toegekend of via een competitieve beoordeling bij NWO? In beide gevallen krijgen mensen gewoon een volle projectperiode en een contract zoals zij altijd zouden krijgen, en kunnen zij het project bij een van de universiteiten uitvoeren. Over de overheveling is overigens eerder met de Kamer gesproken, dus ik wil daar niet al te lang bij stilstaan.

Op de vraag wat het belangrijkste besluit is dat in deze nota voorligt, zou ik antwoorden dat dit het nieuwe stelsel voor bekostiging is. Ik ben daar heel blij mee. Voor het eerst in de geschiedenis is er nu één stelsel voor hbo en wo. Ik ben de mensen in het veld, dus de studentenorganisaties, de koepels, de HBO-raad en de VSNU, dankbaar dat zij erin geslaagd zijn om met een voorstel te komen waarmee zij allemaal uit de voeten kunnen. Dat wil nog niet zeggen dat ik alleen nog maar mijn handtekening eronder hoef te zetten. Ik heb inderdaad aan het veld gevraagd of het erin kon slagen om met iets te komen. Ik heb daarvoor overigens ook richtlijnen meegegeven, als ik het mij goed herinner waren dat acht bullet points. Ik heb gezegd dat ik een stuk of wat elementen er graag in zou willen zien. Toen heb ik de partijen in het veld gevraagd of zij het daarover eens konden worden en met een werkbaar voorstel konden komen. Vervolgens kwam dat voorstel bij mij op het bureau terecht. Ik heb toen gezegd: fijn, mooi, bedankt, in grote lijnen akkoord. Op sommige punten zet ik net een wat ander accent. Ik vind dat ik die ruimte heb, maar ik vind ook dat de Kamer vervolgens de ruimte heeft om te reageren als zij vindt dat het accent verkeerd wordt gelegd. Daarover kunnen moties worden ingediend; dat zien wij dan wel weer gebeuren. Om nu ten principale te zeggen dat de politiek zich er niet meer mee mag bemoeien als het veld iets heeft afgesproken, is in mijn ogen niet de manier waarop politiek moet worden bedreven. Overigens is er niet zo gek veel veranderd aan datgene wat de mensen in het veld met elkaar zijn overeengekomen. Later zullen wij die individuele punten nog wel langslopen.

De VVD-fractie heeft de ijver gehad om met een apart alternatief voorstel te komen. Daarin zat best veel wat mij aansprak. Uit de manier waarop de heer Zijlstra het presenteerde, leek het net alsof hij er totaal de beuk in zette. Ik ben het met veel van de uitgangspunten grotendeels eens. Laat ik eerst even terugkomen op de kern van het bekostigingsvoorstel dat voorligt. Revolutionair is misschien een groot woord, maar er is wel sprake van een dramatische verandering in de manier waarop het onderwijs wordt bekostigd. De bekostiging van de instellingen bestaat uit drie componenten: de vaste voet, de component gebaseerd op de studentenaantallen en de diplomabonus. In de oude situatie binnen het hbo was de vaste voet 13%, terwijl 87% van de bekostiging bestond uit de diplomabonus. Doordat er zoveel van het diploma afhing, zijn er perverse effecten gecreëerd; een dergelijke bekostiging leidt tot diploma's waar men misschien niet meer het volle gewicht aan kan toekennen, om het zo maar uit te drukken. In het wetenschappelijk onderwijs was de vaste voet 37%. Het aantal studenten als bekostigingsbasis was daar maar zeer klein: 13%. Het overgrote deel van de bekostiging, 50%, bestond uit de diplomabonus. In het nieuwe voorstel ligt de nadruk op de studentenaantallen: 60% van de bekostiging is daarop gebaseerd. De vaste voet bedraagt nog slechts 20% van de bekostiging. Daarop kom ik nog terug, want daarin zit op een gegeven moment hopelijk nog een kwaliteitscomponent. Verder is er 20% diplomabekostiging. In dit systeem is een gigantische kwaliteitsimpuls ingebouwd, in de zin dat de grootste basis voor de bekostiging nu is of studenten bij een bepaalde instelling willen studeren. Dit werkt echter niet van de ene dag op de andere. Als een student nu van Lutjebroek naar Tietjerksteradeel gaat, zal dat niet onmiddellijk in de bekostiging doorwerken, maar als studenten op een gegeven moment op basis van alle beschikbare informatie naar een andere universiteit gaan omdat de eerste het niet meer zo goed doet, dan zal die beweging puur terugkomen in de bekostiging.

Tegen de heer Zijlstra zeg ik: het heeft niet zoveel met het oude leerrechtensysteem te maken. Dat was gebaseerd op de gedachte van het rugzakje, waar naar ik meen ook de studiefinanciering in zat. Dat systeem reageerde van maand tot maand. Als iemand in maart besloot om naar een andere stad te gaan, nam hij het geld voor de bekostiging mee. Dat aspect is eruit, maar de grote onderliggende beweging blijft natuurlijk dat de bekostiging in hoge mate wordt vastgesteld op basis van het aantal studenten. Dat was 13% in het wo en 0% in het hbo, maar nu is het 60% geworden. Ik verwacht daarvan wel degelijk een kwaliteitsimpuls, want de universiteit die er niet in slaagt om zo goed onderwijs te geven dat de studenten er naartoe willen, zakt op een gegeven moment door de financiering.

De heerZijlstra(VVD)

Het lijkt toch wel veel op leerrechten. Een van de randvoorwaarden om een dergelijk stelsel te laten werken, is transparantie en de beschikbaarheid in hoge mate van allerlei indicatoren en gegevens. Wij constateren dat die er nu nog onvoldoende zijn en dat de student niet de shoppende persoon is zoals u aangeeft. Wij zijn dus zeer beducht voor het kwaliteitsaspect, dat u juist denkt te bevorderen. Op dit moment is dat echter nog niet aanwezig.

MinisterPlasterk

Wat het shoppen betreft verwijs ik naar een aspect uit het voorstel van mijn voorganger Rutte dat mij minder aansprak, namelijk de gedachte dat wij niet hoeven te sturen, omdat de studenten als een soort consumenten wel rondshoppen: als het ergens niet goed is, gaan zij wel ergens anders naartoe. Ik denk dat dit geen recht doet aan de werkelijkheid: mensen zijn voor het eerst op kamers en bouwen een vrienden- en kennissenkring op. Als de studie wat minder goed bevalt, zullen zij toch niet meteen het jaar daarna opstappen. Ik denk dat het veel meer op de lange termijn werkt zoals ik geschetst heb. Als de informatie niet optimaal is, moet daar misschien meer aan gebeuren. Als een universiteit het niet zo goed doet, zullen de studenten dat op een gegeven moment echter wel door gaan krijgen. Wij moeten er inderdaad voor zorgen dat de transparantie groot is. Er is nu echter een basis voor het beoordelen van de kwaliteit door de mensen zelf; zij kunnen stemmen met de voeten. Een aspect in het plan van de heer Zijlstra waar ik een vraagteken bij plaats is dat hij de diplomabekostiging zo hoog houdt. Ik heb zojuist de perverse effecten aangegeven, maar in het voorstel van de heer Zijlstra blijft de diplomabekostiging op 40% staan. Dat is nog knap hoog.

Voorzitter. Er komen extern gecontroleerde eindtermen en eindtoetsen voor de opleiding. Deze worden afgeno­men in het laatste semester van de opleiding. Dat is het plan zoals het nu voorligt. Op zichzelf genomen is toetsen, zoals in het middelbaar onderwijs ook gebeurt, waarbij men tot op zekere hoogte zelf mag bepalen hoe men de kennis overdraagt, een aantrekkelijke gedachte. De hbo-opleidingen en de universiteiten zien echter op geen enkele manier kans om een eindtoets en een eindterm te definiëren die recht doet aan de diversiteit van hun opleidingen. Misschien zou je soms kunnen zeggen dat je bepaalde dingen zou moeten kunnen, bijvoorbeeld dat je bepaalde zaken moet kunnen als je Nederlands recht hebt gestudeerd. Gezien de diversiteit in het hoger onderwijs lijkt mij dit echter niet realistisch. Als wij zoiets zouden willen, moeten wij hierbij veel langer stilstaan. Nu kunnen wij dit niet als panacee aandragen om de kwaliteit van het hoger onderwijs te toetsen. Tot zover mijn korte reactie op het plan.

De heerZijlstra(VVD)

Ik verwijs naar pagina 9. Daar vindt u een verdere uitwerking van de eindtoets en de manier waarop dit moet gebeuren. Er staat iets meer dan de zin die u zojuist voorlas.

MinisterPlasterk

De bekostiging wil ik hiermee in algemene zin laten voor wat het is. Mijns inziens is het een hoofdaspect van het voorstel dat nu ter tafel ligt.

Een tweede verandering die op termijn wellicht belangrijk zal blijken, is de gedachte over een nieuw systeem van graduate schools. In deze redenering is het onderwijs aan promovendi altijd een beetje stiefmoederlijk bedeeld. Het moet mogelijk zijn om de kwaliteit hiervan sterk te verbeteren. Dit kan in de eerste plaats door het introduceren van een vast instroommoment. Hierdoor beginnen de mensen allemaal op hetzelfde moment en zal het veel gemakkelijker worden om het cursorisch onderwijs direct aan te bieden. In de tweede plaats kan de kwaliteit worden verbeterd doordat onderzoekers kunnen roteren door de onderzoeksschool, zodat zij een beeld krijgen van wat er gebeurt. Veruit het belangrijkste middel is echter dat de promovendus vervolgens kan besluiten waar hij of zij promotieonderzoek denkt te kunnen doen met de beste kans op een voortzetting van de wetenschappelijke carrière. Dit heeft een gigantisch effect op de kwaliteit, omdat deze mensen bij uitstek in een positie verkeren waarin zij deze keuze goed kunnen maken. Wij hadden het zojuist over de rondshoppende eerstejaars. Daarin geloof ik niet. Iemand die echter is afgestudeerd in een bepaald vak, daarna een jaar rondloopt in een graduate school, cursussen volgt en met iedereen spreekt, is bij uitstek in staat om te beoordelen waar hij het beste promotieonderzoek kan doen. Dit systeem heb ik niet zelf verzonnen; zoals de meeste sprekers al aangaven is dit het systeem dat in de meeste graduate schools in de Verenigde Staten effectief werkt. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij een dergelijke kwaliteitsverbetering in het graduate-schoolsonderwijs in Nederland zouden kunnen realiseren.

Vervolgens is de vraag hoe wij zoiets bewerkstelligen. Ik ben het volledig met mevrouw Joldersma eens als zij zegt dat wij niet vanuit de Hoftoren moeten bepalen hoe wij dit voortaan doen. Dit moet immers in de instellingen zelf gebeuren. Mensen moeten hierin mee willen gaan. Ik heb dit punt een aantal malen aan de orde gesteld bij organisaties als de VSNU, de KNAW, de NWO en studentenorganisaties. Ik heb daar een balletje opgeworpen en eens gekeken wat men hiervan vond. Ook heb ik hierover buitenlandse experts voordrachten laten houden. Wij moeten nu een strategie vinden op grond waarvan wij de volgende stappen kunnen zetten. Hoe implementeer je zoiets? Ik zeg graag toe dat ik dit in overleg met universiteiten zal doen. In het overleg dat ik hierover tot dusverre heb gehad, krijg ik van sommige universiteiten een enthousiaste reactie en van andere een lauwwarme. In zo'n situatie kun je wachten totdat iedereen iets meer dan lauwwarm reageert. Ik kies er echter voor om maar te beginnen bij instellingen die er wel voor voelen en te bezien hoe ver wij kunnen komen.

Een en ander is niet zonder complicaties. Voor de eerste geldstroom is het vrij eenvoudig te realiseren. Voor het tweede- en derdegeldstroomonderzoek is dit uiteraard wat ingewikkelder. Als iemand bijvoorbeeld een project indient bij NWO en dit toegekend krijgt, is er een aio-plaats. De aanvrager moet er vervolgens voor zorgen dat een aio het werk gaat doen. Voor hem wordt het heel lastig als deze aio zich bij een onderzoeksschool aanmeldt, er een jaar rondkijkt en tot de conclusie komt dat hij een ander project toch interessanter vindt. Dan komt immers de financieringssystematiek in de klem. De vraag zal dus zijn of wij een vorm vinden om het geld in pooltjes te doen of in zakjes toe te delen, in plaats van het per individuele plaats of op een andere manier toe te wijzen. De systematiek van de financiering moet op de een of andere manier op de systematiek van de onderzoeksschool aansluiten. Ik denk dat dit mogelijk is als wij dit willen, maar het behoeft zeker uitwerking.

Verder werd er gevraagd naar de relatie met beurzen. Mevrouw Koşer Kaya heeft gelijk als zij zegt dat in de Verenigde Staten op de meeste plaatsen de graduate student meer als een student dan als een werknemer wordt beschouwd. Dit verband hoeft er mijns inziens echter niet te liggen. De arbeidsrechtelijke aanstelling en de vraag of iemand als aio is aangesteld of als bursaal, zoals op een enkele plaats gebeurt, is mijns inziens niet verbonden aan mijn voorstel voor de opzet van een graduate school. Een andere vraag is nog wat ik überhaupt vind van bursalen, maar dat wil ik hier even los van zien.

MevrouwJoldersma(CDA)

Ik houd toch het beeld dat het een soort eenheidsworst wordt. Wat ik weet van de VS is dat daar zelfstandige graduate schools zijn, met vaste instroommomenten. Op een aantal punten kan niet voor het een of het ander gekozen worden, maar wordt het opgelegd. Op bepaalde gebieden van wetenschap werkt dat misschien heel goed, op andere helemaal niet. Waarom kan daar geen variatie in worden gehouden? In de technische wetenschappen kan het heel moeilijk zijn. In alfa- en gammawetenschappen gebeurt het soms al op deze manier. Waarom kan er niet wat meer vrijheid worden geboden bij de inrichting van de graduate school?

MevrouwLeijten(SP)

Ik had een vraag gesteld over het ontwikkelend overleg met het promovendinetwerk. Ik zou graag een antwoord daarop krijgen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Als ik de minister goed begrijp, zegt hij eigenlijk dat naast de bursalen aio's en oio's blijven bestaan, afhankelijk van de wensen van de verschillende universiteiten.

Als de relatie werknemer-werkgever wordt doorgeknipt, zijn er natuurlijk allerlei verzekeringsrechtelijke consequenties.

De heerDibi(GroenLinks)

Hoe willen MKB Nederland en VNO-NCW hun aanpak vorm geven?

MinisterPlasterk

Mevrouw Leijten had daarover een vraag gesteld. Ik was voornemens op haar verzoek een toezegging te doen.

Ik heb niet gezegd dat het systeem met bursalen en aio's moet blijven bestaan, maar ik heb gezegd dat dit losstaat van de discussie hoe de graduate school vorm wordt gegeven. Of je nu in dienst bent bij een graduate school of beursaal bent in het cursorisch onderwijs, het vaste instroommoment en de mogelijkheid om zelf te bepalen waarop je wilt promoveren dan wel of dat door het aanbod van projecten wordt bepaald zijn andere kwesties.

Mevrouw Joldersma vreest voor een eenheidsworst. De ene reactie is dat het niet kan bij een bepaalde instelling, de andere dat het al lang wordt gedaan en er zijn ook nog instellingen die zeggen dat het bij hen niet kan en dat ze het al lang doen. Het is wat moeilijk om daar chocola van te maken. Ik denk dat het systeem op veel onderzoeksscholen zou kunnen worden ingevoerd.

Over het algemeen vindt men de gedachte dat de promovendus zelf wil bepalen waar hij promoveert een beetje eng, want men verliest wat controle op het proces. Men zou wat vertrouwen in de promovendi moeten hebben want die stemmen met de voeten als zij goed geïnformeerd zijn. Ik heb dat in veel goede instellingen gezien. De promovendus moet niet alleen kijken wie het best publiceert. Je kunt een grote fout maken door naar een Nobelprijswinnaar te gaan. Als die over de piek van zijn carrière is, gebruikt hij je als voetvolk. Het kan veel beter zijn om bij iemand te gaan zitten waarvan je het gevoel hebt dat hij over drie of vijf jaar Nobelprijswinnend onderzoek gaat doen. Dan ben je er zelf bij. In die fase van hun carrière kunnen de mensen dat heel goed vellen. Het sturende effect is belangrijk.

Ik wil de vraag over de bursalen niet ontlopen. Onlangs heb ik er een gesprek over gehad met de VSNU. De samenwerkende universiteiten discussiëren er nog over. Het lijkt mij op termijn niet wenselijk dat mensen voor exact dezelfde functie op verschillende plaatsen in Nederland heel verschillende arbeidsvoorwaarden krijgen of geen arbeidsvoorwaarden krijgen. Het zou mij een lief ding waard zijn als de universiteiten daar met elkaar over zouden spreken en één lijn gingen trekken. Ik heb de neiging om dat af te wachten.

Juridisch kan ik er niets tegen doen dat men zich ergens als student kan inschrijven tegen een bepaalde vergoeding en dan bursaal is. Het ius promovendi staat er sowieso los van, want dat berust bij de hoogleraar en de universiteit. Van bovenaf ingrijpen is lastig. Ik zou het ook niet willen, tenzij er weer wetgeving voor wordt gemaakt. Ik wil eerst de universiteiten laten proberen er samen uit te komen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik begrijp dat wij nog gesprekken zullen gevoerd over bursalen, aio's en oio's. Ik hoop de resultaten hiervan snel te kunnen vernemen, opdat wij er ook nog over kunnen praten. Het punt blijft dat er allerlei verzekeringsrechtelijke consequenties zijn als je de relatie tussen werkgever en werknemer doorknipt. Daar moet toch een oplossing voor gevonden worden om dit systeem te kunnen invoeren. Ik sta wel positief tegenover graduate schools, maar dit is essentieel.

MinisterPlasterk

Nogmaals, ik weerspreek dat het systeem van graduate schools te maken zou hebben met de vraag of iemand in loondienst zou moeten zijn. Je kunt een matrix maken van graduate school ja of nee en loondienst ja of nee, en dan zou je op alle vier de plaatsen een plusje kunnen zetten. Deze twee staan echt los van elkaar. Dit laat onverlet dat u er gelijk in heeft dat het gek is dat je bij dezelfde functie op verschillende plaatsen heel verschillende arbeidsvoorwaarden kunt hebben.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Het lijkt mij goed als u hierop in een latere instantie terugkomt, want het steekt wel en dan hoef ik er geen motie over in te dienen.

MinisterPlasterk

Ik kan aan de Kamer rapporteren wat er in het overleg in de VSNU besproken wordt; naar aanleiding daarvan kunnen er dan eventueel besluiten over worden genomen.

Op zichzelf zijn de argumenten over het verhogen van de studiebeurs al uitgewisseld in het algemeen overleg over het actieplan leraren, maar omdat er nu toch ook weer over gesproken is, leg ik er nog de nadruk op dat de dekking voor het actieplan leraren voor iets minder dan 10% afkomstig is uit de opbrengst van een verhoging van de collegegelden. Deze verhoging bedraagt €22 per jaar, tien jaar lang, dus uiteindelijk zal het collegegeld over tien jaar €220 hoger zijn dan het huidige bedrag van €1536. Het is geen dramatische verhoging, maar ik wil deze maatregel niet bagatelliseren, het is een verhoging. Ik zeg er wel bij dat het arrangement hiervoor heel soepel is: er is een leenfaciliteit, dus wie het geld niet meteen kan opbrengen, kan het altijd lenen. Verder wordt de verhoging gecompenseerd in de aanvullende beurs, dus studenten die op basis van het inkomen van hun ouders recht hebben op zo'n beurs, krijgen hiervoor compensatie, ondanks dat het geen heel forse verhoging is. En in de derde plaats stel ik voor om het afbetalingsregime te versoepelen; daar kom ik zo dadelijk nog op terug. Ik vind het een reële verhoging, maar ik ontken niet dat het de mensen geld kost. Wel is ze ingebed in het soepelste arrangement dat je zou kunnen treffen.

De heerZijlstra(VVD)

Het heeft zeker een inkomenseffect. U doet het wel slim: als u de basisbeurs €220 had verlaagd, zouden alle partijen dat afgewezen hebben; nu verhoogt u het collegegeld, wat hetzelfde effect heeft, maar nu zijn de coalitiepartijen ineens om. Dat is wel grappig om te zien, al moet ik zeggen dat de PvdA dit nog voor zich heeft gehouden. Maar goed, dit heeft een negatief inkomenseffect voor studenten in het hoger onderwijs, gratis schoolboeken hebben een positief inkomenseffect voor studenten en hun ouders in het voortgezet onderwijs en het primaire onderwijs. Waarom mag het in het voortgezet onderwijs geen pijn doen en in het hoger onderwijs wel? U had ook de gratis schoolboeken kunnen schrappen, maar dat doet u niet. U gebruikt de studenten dus als melkkoe om dit soort maatregelen te kunnen bekostigen. Het zou reëel zijn geweest om de gratis schoolboeken erbij te betrekken.

MinisterPlasterk

Ik meen dat mevrouw Dezentjé namens uw fractie deelnam aan de discussie over het actieplan leraren, maar wij hebben hier in ieder geval vrij uitgebreid over gesproken. Ik heb toen aangegeven dat er ook tientallen miljoenen van de baten van het actieplan leraren ten goede komen aan studenten in het hoger onderwijs. Het beeld van alleen maar weghalen en niets geven is dus niet juist. En er komt nog bij, zoals mevrouw Besselink zojuist aangaf, dat wij uit het hoger onderwijs heel veel klachten krijgen dat studenten niet meer kunnen spellen en rekenen. Daar gaan wij nu iets aan doen door het middelbaar onderwijs te verbeteren. Ik moet als minister van Onderwijs naar het hele systeem kijken, en dan vind ik deze lichte verschuiving verantwoord. En waarom de schoolboeken er niet bij betrekken? Dat is een grammofoonplaat die toch wel erg vaak gedraaid wordt. Er is door alle partijen die deze coalitie vormen, aangegeven dat de schoolboeken gratis moesten worden. De regering heeft nog even geprobeerd om de invoering ervan een jaar uit te stellen, maar is toen onmiddellijk door de Kamer teruggefloten omdat het naar haar mening volgend jaar moest gebeuren. Welnu, dat is voor mij een politiek gegeven, zodat ik niet meer de mogelijkheid heb gezien om er vervolgens op een productieve manier aan te sjorren. Dus: helaas pindakaas.

Vervolgens kom ik te spreken over de verlenging van de afbetalingstermijn voor de studiefinanciering. Deze is bedoeld als het comfortabeler maken van het arrangement voor het afbetalen. Immers, in plaats van 15 jaar mag men er nu 25 jaar over doen om terug te betalen. Daarnaast is de drempel waarboven je moet verdienen om te beginnen met afbetalen, verhoogd. Tevens is de periode waarin je niet behoeft te betalen wanneer je even niet bij kas bent, verlengd naar, zo uit mijn hoofd gezegd, een half jaar. De studentenorganisaties hebben mij er vervolgens op gewezen dat er aan het goede nieuws dat men langer over die afbetaling mag doen, de keerzijde zit dat ten aanzien van degenen die al die tijd niet verdiend hebben, hun schuld pas kwijtgescholden wordt na 25 jaar in plaats van de huidige 15 jaar. Dat laatste zou dus als een nadeel kunnen worden gezien. Het overleg met de studentenorganisaties hierover loopt nog. Als men aangeeft het liever te willen laten zoals het was, dus hantering van de termijn van 15 jaar, dan laten wij het zoals het was. Onze bedoeling was er uitsluitend in gelegen om het afbetalingsregime comfortabeler te maken.

MevrouwLeijten(SP)

De strategische agenda is op vele punten vaag terwijl dit punt heel specifiek was. De minister moet het mij en de collega van D66 niet kwalijk nemen dat wij er specifiek op ingaan. Hij gaat namelijk niet expliciet in op het rente-effect. Over een lening moet altijd rente worden betaald. Rente op rente geldt ook voor een studielening. Was dat dan niet de reden om de huidige kwijtscheldingsgrens te verlaten?

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Het boeit mij dat de minister een plan voorlegt en hij er vervolgens bij zegt dat wanneer de studenten het niet willen, het van tafel gaat. Dan vraag ik mij af waarom dit niet van tevoren met de studenten is besproken. Dan had het meteen van tafel kunnen worden gehaald. Ik vind dit een soort bezigheidstherapie waar ik niets mee kan.

MinisterPlasterk

Het woord bezigheidstherapie zou ik niet in de mond durven nemen. De rente is in ieder geval niet de reden geweest. Anders zou ik niet hier de bereidheid uitspreken om het op een andere manier in te vullen. Overigens, als je de afbetalingstermijn langer maakt, betekent het dat de mensen het over een langere periode mogen afbetalen. Ook in dat arrangement heeft men altijd de keuze om het in een kortere periode af te betalen als ze dat om rentetechnische redenen aantrekkelijker vinden. Verder reagerend op wat mevrouw Koşer Kaya zegt: als je niet bereid bent tot overleg is het niet goed en als je dat wel bent, is het ook weer niet goed. In het kader van het dekkingsplan voor het actieplan leraren is deze gehele discussie tot stand gekomen. Daar sprake is van een, weliswaar zeer bescheiden, verhoging van het collegegeld met €22 per jaar, is geprobeerd om het leenstelsel verder te accommoderen om het aantrekkelijker te maken. In dat kader moet dit voorliggende voorstel worden gezien. Het verbaasde mij dat men het bezwaar dat het langer zou duren voordat de schuld kwijtgescholden zou worden, zwaarder vindt wegen. Het gaat namelijk maar om een kleine groep, aangezien de meeste mensen natuurlijk wel gaan werken na hun studie en zij dus hun schuld afbetalen. Maar goed, als men het zo voelt, ben ik bereid om alternatieven te overwegen. Ik zeg de Kamer toe dat wanneer ik dat gedaan heb, ik ze aan haar zal overleggen.

Over de bachelor-masterstructuur zijn veel opmerkingen gemaakt. De bacheloropleiding is hoger onderwijs. Iemand met een afgeronde bacheloropleiding telt in alle criteria en statistieken mee als hoger opgeleid. Op dit moment geldt dat van de studenten in het hoger onderwijs ongeveer twee derde met de bachelor gaat werken, namelijk de twee derde die naar het hbo gaat. Bij internationale vergelijkingen moet je je dat wel realiseren. Wij kennen een wo en een hbo. 80% van de hbo-studenten stroomt door naar de doorstroommaster. Dit is de aansluitende opleiding die in de praktijk vaak nog helemaal geïntegreerd is met de bacheloropleiding. Als je een internationale vergelijking maakt, moet je je realiseren dat het hbo niet apart wordt meegenomen. De bedoeling is dat de bacheloropleiding ook in het wo een volwaardige opleiding zal zijn. Ik ben het echter direct eens met eenieder die zegt dat dit nu nog onvoldoende het geval is. Er zijn diverse redenen om dit te willen. Daar kun je allerlei discussies over voeren, maar een van de belangrijke motieven was de poging om de mobiliteit internationaal te verhogen. Om die reden is het bachelor-mastersysteem op Europees niveau afgesproken. Er zijn in Europa heel wat conferenties gewijd aan het op elkaar afstemmen van de bachelor-masterstruc­tuur. In formele zin is dit proces compleet, maar in de praktijk nog niet. Mevrouw Leijten citeerde uit een tekst van de universiteit van Nijmegen, die er min of meer op neerkwam dat wij de bedoeling van de bachelor-master­structuur enigszins nuanceren. Dat is niet de bedoeling. Ik zal daarover nog wel eens een gesprek met de universiteit van Nijmegen aangaan. Overigens viel het mij binnen de VSNU al op dat sommige universiteiten veel positiever zijn over de bachelor-masterstructuur dan de collega's uit Nijmegen. Er zijn verschillen. De heer Van Dijk vroeg mij hierover voor de zomer een notitie naar de Kamer te sturen. Dat zeg ik met alle plezier toe. Dan kunnen wij een diepere discussie voeren. Ik ben het wel met de heer Van Dijk eens dat er een verschil is met het hbo en dat dit verschil met het hbo er moet blijven. Wij moeten dus voorkomen dat men op het hbo universi­teitje gaat spelen of omgekeerd. Een hogere beroepsopleiding is toch iets anders dan een wetenschappelijke opleiding. Dat verschil moeten wij overeind houden.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Een hbo'er moet zich niet gedwongen voelen om automatisch een wo-master te gaan doen. Ik hoop dat straks in de notitie van de minister een visie komt te staan waardoor wij ervoor kunnen zorgen dat een hbo'er die graag een masteropleiding wil volgen, op een hbo op een goede manier wordt bediend. Het wo zou dan een wo-master moeten hebben. Er moet een goed spel van gelijke verhoudingen komen.

MinisterPlasterk

Dat is prima. Daar moet ik dan op terugkomen. Omdat de heer Van Dijk dit punt zo naar voren brengt, moet ik de kanttekening maken dat ik terughoudend positief sta tegenover het uitbreiden van de masters op het hbo. Wij moeten ervoor oppassen dat de hbo-opleiding niet meer meetelt als zij niet voor alles een master organiseert en dat de hbo-student het gevoel heeft dat hij niet echt is afgestudeerd als hij niet ook een master heeft gedaan. Dat leidt namelijk tot een gigantische verlenging van allerlei opleidingen, die daar niet voor bedoeld zijn. Wij moeten er dus voor oppassen dat het geen prestigekwestie gaat worden, zodat je overal per se een master achteraan moet gooien. Daarom heb ik het in de strategische agenda enigszins terughoudend geformuleerd. Het moet dus wel aan een aantal randvoorwaarden voldoen. De discussie hierover parkeren wij nog even.

Er komt een nieuw regime voor de accreditatie.

De heerZijlstra(VVD)

Er komt dus nog een notitie. Zou de minister daarin duidelijk willen maken welke financieringsstructuren hij ziet bij het volwassen worden van de wo-bachelor? Daar is de afgelopen weken de nodige ruis over ontstaan.

De heerDibi(GroenLinks)

Ik vind dat de minister heel erg makkelijk over zijn interview in de Volkskrant heen stapt. Daar zegt de minister het heel anders dan hier. Ik heb hem gevraagd hoe hij de driejarige bacheloropleiding beter wil laten aansluiten op de arbeidsmarkt en wat hij vindt van een verlenging van de bacheloropleiding.

MinisterPlasterk

Het interview in de Volkskrant stond niet op de agenda, maar ik wil daar met alle plezier nog eens over doorpraten.

De heerDibi(GroenLinks)

Dat vind ik een beetje flauw, want de minister heeft door die uitspraak voor heel veel opschudding gezorgd.

MinisterPlasterk

Over welke uitspraak heeft u het dan, mijnheer Dibi?

De heerDibi(GroenLinks)

Over de uitspraak dat 80% van de studenten doorstroomt naar een masteropleiding en dat dit niet de bedoeling is geweest.

MinisterPlasterk

Dat staat er werkelijk niet.

De heerDibi(GroenLinks)

Als u het onderbouwt op de manier zoals u in dat interview hebt gedaan, wekt u de indruk dat u wilt dat er minder studenten voor een master kiezen.

MinisterPlasterk

Dat probeert u mij aan te wrijven. In een interview met ScienceGuide heb ik dat vanochtend heel nadrukkelijk nog eens uitgelegd. Ik heb gezegd dat de praktijk is dat 80% automatisch doorstroomt in de aansluitende masteropleiding, de zogenaamde doorstroommaster. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij in een situatie komen dat 50% misschien alsnog voor die doorstroommaster kiest, omdat zij denken: ik zit hier goed, en dat de andere 50% voor een deel kiest voor een andere masteropleiding bij dezelfde instelling, voor een deel kiest voor een masteropleiding elders in het land, en voor een deel besluit om te gaan werken, een bedrijfje te starten of wat dan ook. Er moet een overwegingsmoment komen. Dat kan alleen als het een afgeronde opleiding is, met een diploma, zodat je echt je bachelor hebt gehaald. Dat is nadrukkelijk de bedoeling van de bachelor-masterstructuur.

Ik denk dat daarmee recht wordt gedaan aan een toenemende vraagsturing door de student tijdens de studie. Dat staat ook in de strategische agenda. Een zeventienjarige die besluit om psychologie te studeren in Lutjebroek, doet dat op basis van open dagen en andere informatie die beschikbaar is, maar drie jaar later, op twintigjarige leeftijd, kan hij of zij besluiten: ik heb dat nu gedaan en ik denk dat ik met een schakeljaar toch liever bedrijfskunde in Tietjerksteradeel ga doen. Ik vind dat heel goed. Ik denk dat dit voor mensen individueel, voor het onderwijssysteem en voor de samenleving goed is, dus dat wil ik stimuleren en bewerkstelligen waar dat kan. De suggestie dat ik heb gezegd dat iedereen na zijn bachelor maar moet ophouden met studeren, kun je niet goedaardig afleiden uit welk interview dan ook.

De heerDibi(GroenLinks)

De minister heeft gezegd dat 80% doorstroomt en koppelt daaraan dat hij in deze kabinetsperiode de discussie wil openen om de collegegelden voor de masters te verhogen. Als hij die twee dingen samen in één interview noemt, wil hij een negatieve prikkel inbouwen om studenten te laten kiezen voor een driejarige bachelor. Hij kiest er zelf voor om die indruk te wekken. Ik vind het goed dat hij dat nuanceert, maar hij moet er niet zo makkelijk overheen stappen. Ik denk dat hij dat toch slecht heeft onderbouwd en getimed.

MevrouwLeijten(SP)

De minister zegt dat dit interview niet op de agenda staat, maar ik ben er niet zo voor om dingen via interviews de wereld in te slingeren. Als wij er nu niet over hadden gesproken, hadden wij er ongetwijfeld mondelinge vragen of een spoeddebat over gehad. De minister zei niet alleen dat de doorstroming misschien anders moest, maar ook dat de bachelor genoeg moet zijn om de arbeidsmarkt op te gaan en dat de hoogte van het collegegeld helpt bij een keuze. Ik vind dat de minister duidelijk moet zijn en dat is hij niet met een notitie voor de zomer. Zo blijft in de lucht hangen dat er misschien collegegelddifferentiatie bij de masters komt. Gaat hij dat doen of niet?

MinisterPlasterk

Ik heb nooit gezegd dat ik het collegegeld ga verhogen. Ik heb gesproken over differentiatie. In de vorige periode is daarover advies gevraagd, met steun van de Kamer. Het is wat ongelukkig dat de commissie "Ruim baan voor talent" morgen met haar advies komt, maar dat was al gepland voordat dit overleg was geagendeerd. Dan gaan wij een beleidsreactie opstellen. Dat zal twee of drie maanden duren, dus die reactie komt in het voorjaar. Naar aanleiding daarvan kan men verder praten over collegegelddifferentiatie. Er zijn ook honours- of private masterprogramma's, bekostigd door universiteiten die deze aanbieden. Daarmee worden mogelijkheden gecreëerd waarvan studenten kunnen zeggen of zij deze wel of niet willen en wat zij daarvoor over hebben. Die discussie komt nog terug. Ik heb er niet meer over gezegd dan wat ik nu zeg.

De voorzitter:

De minister gaat nu verder, want ik wil graag dat hij om tien voor vijf klaar is.

MinisterPlasterk

Ik krijg veel interrupties. Er is veel gesproken en dan wilt u ook nog dat ik op alles antwoord geef. Ik doe wat ik kan, maar ik kan misschien iets sneller gaan praten.

De voorzitter:

U bent aardig onderweg.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik heb een ordevoorstel. Ik vind dit een belangrijk onderwerp. Wij moeten de minister wel kunnen bevragen, maar de helft van de onderwerpen is nog niet aan de orde geweest. Ik stel voor om de termijn die wij vervolgens hebben, op een ander moment te laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Geen sprake van.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik mag dat voorstellen en de collega's mogen daarop ingaan.

De voorzitter:

Wij gaan gewoon verder en wij kijken om zes uur hoe ver wij zijn.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik heb wel een ordevoorstel gedaan.

De voorzitter:

Om zes uur kijken wij hoe ver wij zijn en u zult schrikken van de deskundigheid van deze voorzitter.

MinisterPlasterk

Nu u toch een natuurlijk cesuur heeft gecreëerd, kan ik repareren dat ik aan het begin van mijn betoog niet heb gereageerd heb op het ordepunt van de heer Zijlstra die zelfs het woord "schande" in de mond nam. Nu worden op de rechtervleugel in de Kamer de woorden steeds groter, maar van het woord "schande" schrik ik toch wel weer een beetje. Ik heb de Kamer eerder mijn voornemen doen toekomen om de strategische agenda in de plaats te doen komen van het HOOP en het Wetenschapsbudget. Daar was de Kamer van op de hoogte. Ik heb dat ook in overleg met de universiteiten gedaan. Die zeiden: voor ons zijn wetenschap en wetenschappelijk onderwijs zo vervlochten dat wij dat liever samen besproken zien. Ik heb dat dus niet zomaar voor de lol gedaan. Als de heer Zijlstra het aan de wet toetst, dan heeft hij gelijk. Dan is dit dus het ontwerp voor het HOOP, het plan zoals het op grond van de WHW is vastgesteld. Daar zit een termijn van zes maanden in. Die gaat dus bij dezen lopen. Adviesorganen kunnen in die periode reageren. Het is overigens niet waar dat de SER en de Onderwijsraad per se om advies gevraagd moeten worden. Zij kunnen reageren zo zij dat wensen, maar het staat nergens in de wet. In formele zin kunnen wij dit dus over zes maanden vaststellen. En dan is er misschien nog een probleem van de spreektijd, maar daar ga ik niet over.

De heerZijlstra(VVD)

Nee, maar wij wel. Dat is inderdaad niet uw probleem. Het gaat ons erom dat er een concept komt waar de Kamer vervolgens uitgebreid op in kan gaan. Het punt waar ik grote problemen mee heb, is dat wij hier op een maandagmiddag een zo ontzettend bepalend stuk voor de komende jaren in het Nederlandse wetenschappelijke onderwijs- en onder­zoeksbeleid er toch feitelijk in een paar uur doorheen jagen. Ik snap uw positie, het is ook niet bedoeld als filibuster. Heel veel dingen die in het stuk staan, kunnen wij steunen.

MinisterPlasterk

Als u daar zulke principiële bezwaren tegen heeft, had u daar eerder mee moeten komen. Ik zie niet hoe wij daar nu nog aan tegemoet kunnen komen.

De heerZijlstra(VVD)

U komt op 23 november met dat stuk naar voren. Dat was al vertraagd vanwege allerlei daaraan vast hangende ellende met ontslagrecht, lerarensalarissen en noem maar op. Ik geef toe dat ik wat laat was met de voorbereiding. Daar steek ik de hand in eigen boezem. Ik moest nog enkele mensen horen in een enquêtezaal aan de overkant. Dan kom je hier inderdaad wat laat achter. Dat laat onverlet dat er maar tweeënhalve week zit tussen het opsturen van het stuk en dan een soort finale behandeling van zo'n belangrijk stuk. Daar heb ik problemen mee. Ik vind dat de Kamer hier een heel goede schriftelijke inbreng op moet hebben, waarbij er ook politieke dingen kunnen worden ingebracht. Daarop hoort een reactie van de regering te komen in een nota naar aanleiding van het verslag. Dat is de wijze waarop je met zo'n belangrijk stuk omgaat. Als de Kamer dit accepteert, dan vind ik dat wij als Kamer onze eigen controlerende rol gewoon niet serieus nemen.

De voorzitter:

Ik denk dat dit punt nu voldoende is gewisseld. De standpunten zijn duidelijk. Ik stel voor dat de minister zijn beantwoording voortzet.

MinisterPlasterk

Ik kom te spreken over de bijverdienregeling. Op dit moment moeten studenten die meer dan € 10.000 per jaar bijverdienen, in ieder geval hun ov-jaar­kaart terugbetalen. Voor de rest geldt alleen maar dat datgene wat zij meer verdienen, in mindering wordt gebracht. Dat glijdt dus wel. Maar het is, wat de ov-jaarkaart betreft, dus mogelijk dat iemand door die laatste euro extra te verdienen, opeens een klap in het inkomen achteruitgaat.

Ik zeg de Kamer met alle plezier toe dat ik wil proberen te komen met een voorstel voor een manier waarop dat door een glijdende schaal kan worden opgevangen. Dat systeem kan alleen maar budgettair neutraal zijn ten opzichte van het huidige systeem wanneer je iets eerder het maximum bereikt en dan een heel klein beetje minder beurs gaat krijgen, zodat je dan de winst aan die kant kunt gebruiken om het aan de andere kant van het kantelpunt te compenseren.

Ik heb een brief gestuurd over de kosten daarvan. Als je de bijverdienregeling helemaal zou afschaffen, dan kom je natuurlijk aan draconische kosten. Dan komen mensen die gewoon naast hun werk studeren, immers ook voor studiefinanciering in aanmerking. Daar komen dus die honderden miljoenen vandaan. Als je zonder rekening te houden met andere elasticiteiten dat nu zomaar glijdend zou maken vanaf het kantelpunt dat wij nu hebben, dus die € 10.000, dan kom je toch op kosten in de orde van grootte van 6 à 10 mln. Ik denk dat je dat niet moet willen. Ik kom dus met een voorstel terug. Dat lijkt mij het juiste moment om hier nader op in te gaan. De heer Van Dijk vroeg of de studiefinanciering is bedoeld om in het levensonderhoud te voorzien van mensen die studeren en die dat zich anders niet zouden kunnen veroorloven of dat de studiefinanciering voor iedereen gewoon een premie is op studeren. Mevrouw Koşer Kaya zei daar heel duidelijk "B" op; dat vind ik een bizarre keuze. Haar voorstel spreekt mij dus niet aan.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Het lijkt mij dat hier best een oplossing voor te vinden is. Een systeem waarin het door mij genoemde bedrag van €15.000 wordt opgeteld bij de studiefinanciering om het belastbaar inkomen vast te stellen – dan betaal je er dus belasting over – veroorzaakt volgens mij minder administratieve rompslomp. Als u dat systeem naast het trapsgewijze systeem legt en aan de Kamer voorlegt welk systeem het beste is, kan ik daar iets mee. Dat is niet mogelijk als u alleen uitgaat van het gestaffelde systeem en mijn voorstel buiten beschouwing laat. Die twee systemen moeten naast worden gelegd om een goed beeld te krijgen.

MinisterPlasterk

Ik zal tegemoet komen aan de vraag om met een voorstel te komen. Ik wil met alle plezier denken over andere voorstellen, maar ik denk dat u er het beste mee gediend bent als ik met één kabinetsvoorstel kom. Dan moet u maar zeggen of u dat anders wilt en welke alternatieven u eventueel hebt.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Als u dat nou gewoon naast elkaar legt en gewoon een advies geeft, kunnen wij daar veel sneller verder mee gaan in plaats van daar weer over te moeten discussiëren.

MinisterPlasterk

Ik zeg u toe dat ik uw voorstel zal betrekken bij mijn voorstel aan de Kamer en dat ik daar mijn mening over zal geven.

Nu wij toch bij de studiefinanciering zijn, ga ik in op de vraag van de heer Dibi over fractieondersteunende medewerkers die voor een schakeljaar €8000 studiefinanciering moeten betalen. Dat hoeft niet.

De heerDibi(GroenLinks)

Het waren stagiaires, gewoon studenten die vrijwilligerswerk doen.

MinisterPlasterk

Hoe het ook zij, als mensen een bachelor hebben, zich ergens willen aanmelden voor een master en daar nog een schakelperiode voor hebben en zich daar vervolgens als bachelor inschrijven, komen zij tot – op dit moment – hun dertigste levensjaar in aanmerking voor de reguliere collegegelden. Dat is dus €1500. Dat laat onverlet dat instellingen soms private programma's, contractactiviteiten, aanbieden. De Business School in Rotterdam biedt bijvoorbeeld programma's aan waarvoor je privaat moet betalen. Dat is een andere zaak, maar universiteiten kunnen het als bacheloropleiding aanbieden. Dat leidt ertoe dat studenten vervolgens ook het wettelijke collegegeld van €1500 moeten betalen.

De heerDibi(GroenLinks)

Wij hebben hier kort na uw aantreden al over gesproken. Toen hebt u gezegd dat u zou kijken naar de financiering van de schakeljaren. Zegt u nu dat u niet van plan bent om dat te gaan financieren?

MinisterPlasterk

Nee, zij zijn bekostigd, maar ik begreep dat het over de studiefinanciering ging.

De heerDibi(GroenLinks)

Nee, de collegegelden zijn zo hoog dat heel veel studenten die gewoon niet kunnen opbrengen. Zij komen ook niet in aanmerking voor een vrijstelling zoals u die hier uitlegt.

MinisterPlasterk

Dat is echt niet waar. Zij komen in aanmerking voor het wettelijke collegegeld, tot €1500. Nogmaals: dat sluit niet uit dat datgene wat u zegt, waar is en dat de door u bedoelde mensen zich ergens hebben ingeschreven voor een opleiding die geen bacheloropleiding is en die om die reden tot een hoger collegegeld leidt. Ik zeg dus niet dat u niet de waarheid zegt, maar het is mogelijk om je voor een schakelperiode ergens in te schrijven voor een bacheloropleiding tegen het wettelijke collegegeld. Als u hierop wilt terugkomen, doen wij dat met alle plezier. Misschien kan dit ook technisch worden opgehelderd met de mensen van het departement, want er is geen enkele reden om hierover misverstand te laten bestaan.

Mevrouw Leijten vindt dat de nadruk op valorisatie te groot is en mevrouw Joldersma vindt dat de nadruk daarop te klein is, of omgekeerd. Ik had de indruk dat het wel redelijk is. Mevrouw Joldersma had het over fundamenteel onderzoek versus valorisatie. De ene tak van de wetenschap is misschien wel een andere dan de andere tak, maar ik heb nooit zo'n tegenstelling gezien. Ik ken heel veel fundamentele onderzoekers die als het op valorisatie aankomt daarin ineens zeer actief kunnen zijn. Ik denk dus niet dat het stroomlijnen en verbeteren van valorisatie ten koste van het fundamentele onderzoek behoeft te gaan. In ieder geval stel ik er prijs op dat wij het wel doen. Ik heb de indruk dat ook de Kamer hoopt dat wij gaan valoriseren. Dat kan zowel valoriseren naar de markt zijn als valoriseren in de zin van extra waarden creëren in andere dan alleen maar markttermen als het gaat om klimaatonderzoek of wat dan ook. Ik heb geprobeerd het in balans weer te geven.

Ik ga nu meteen maar in op het BSA, het bindend studieadvies. Ik heb begrepen dat BSA voor de heer Bosma een vorm van gemotoriseerd vervoer is. Ik zie mensen in de zaal voor wie BSA waarschijnlijk bovine serumalbumine is, het meest gebruikte eiwit dat in de kast staat. Zo leren wij allemaal bij. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling, niet alleen van de Kamer, maar ook van mij, dat het BSA een universiteit de kans biedt om op een gegeven moment tegen een student te zeggen: je hebt hier nu drie jaar gestudeerd, wij vinden het niet iets, dus toedelidokie. De instellingen hebben aangegeven dat het in hun ogen gaat om een ultimum remedium voor het geval dat mensen die hun eerste jaar hebben gehaald en dus het punt van het bindend studieadvies voorbij zijn, vervolgens bijvoorbeeld omdat zij een baantje hebben waardoor zij niet meer aangewezen zijn op studiefinanciering, acht, negen jaar in hun studie blijven hangen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik in een studentenhuis heb gewoond, waarin mij buurman zoiets deed. Dat krijgt op een gegeven moment iets tragisch.

Naar aanleiding van dat soort zeer zeldzame gevallen hebben de universiteiten gezegd dat ze het op prijs zouden stellen om in de vorm van het BSA een stok achter de deur te kunnen houden om aan het einde van een lang traject iemand de vraag te kunnen voorhouden: vind je zelf niet dat het nergens naartoe gaat? Als het die context houdt, kun je er moeilijk tegen zijn, maar ik begrijp de vrees van de Kamer dat er voor je het weet een situatie ontstaat waarin een instelling tegen een student zegt: wij vinden dat het niet zo heel goed gaat, u kunt vertrekken. Dat is totaal niet wat ik wil. Deze zorg, die ook door het ISO is geuit, neem ik serieus. Ik zeg met alle plezier toe dat ik daarover in overleg ga en dat ik op dit onderwerp terugkom.

Nogmaals, ik kan mij voorstellen dat het als ultimum remedium wordt gebruikt in het geval dat iemand jarenlang blijft hangen in een tweede jaar. Het is niet gek om dan te zeggen: joh, zit je jezelf niet in de weg en vind je niet ook dat dit nergens naartoe gaat? Ik ben het wel eens met iedereen die zegt dat wij ervoor moeten zorgen dat het niet afglijdt naar een systeem waarin het vrij gemakkelijk is om studenten na een paar jaar de deur te wijzen. Ik ben daar helemaal niet voor en zal mij, zoals gezegd, er nog op beraden en er daarna bij de Kamer op terugkomen. U kunt dan altijd nog zeggen of u het eens bent met mijn conclusie.

De voorzitter:

Ik zie dat een aantal leden wil interrumperen.

MinisterPlasterk

Terwijl ik alles heb toegezegd.

De voorzitter:

Ja, het verbaast mij ook enigszins, maar goed. Dames en heren, wij moeten echt de tijd goed in de gaten houden. U hebt gemerkt hoe schappelijk ik ben, maar als daar misbruik van wordt gemaakt, schiet het niet op. Ik verzoek u uw interventies kort en helder te houden.

De heerZijlstra(VVD)

Waarom kiest de minister er niet voor om dat van tevoren te beperken? Dus, waarom kan het BSA niet na zes jaar, de maximale periode van het wettelijke collegegeld, worden gegeven? Dan is er sprake van een van tevoren bekend moment en niet van een mededeling tijdens de studie.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik heb een kleine berekening gemaakt van wat het zou betekenen als de universiteit na drie jaar tegen een student zegt: nu ga je eruit, want het lukt niet. Als je als student een maximale lening hebt van €800 in de maand, zal je schuld op dat moment €28.800 bedragen. Als je studiefinanciering zonder aanvulling hebt, gaat het om €15.000. Met andere woorden, de universiteit zou tegen een student zeggen: je hebt wel zoveel studieschuld, maar wij maken toch een einde aan je studie.

Ik hoop dat het dit is waarop de minister doelt met zijn opmerking dat hij er rekening mee gaat houden en dat hij met een nieuw voorstel gaat komen om dit van tafel te krijgen.

De heerDibi(GroenLinks)

Ik ben blij met het antwoord van de minister, maar begrijp ik het goed dat hij het puur heeft over een soort van jaarlijks functioneringsgesprek of jaarlijkse studiebegeleiding en dat verruiming van het bindend studieadvies, zoals wij dat nu al kennen, niet aan de orde is? Zo ja, dan hoef ik er geen motie over in te dienen.

MinisterPlasterk

Ik heb toegezegd nog eens te overleggen met de studentenorganisaties en bij de Kamer terug te komen. Mocht de heer Dibi zo'n motie indienen, dan zal ik hem adviseren om deze aan te houden tot hij die conclusie ziet. Mevrouw Koşer Kaya vraagt volgens mij niets nieuws. Ik heb echt geprobeerd antwoord te geven op die vraag.

Aan het adres van de heer Zijlstra het volgende. In de zeldzame situatie waarin universiteiten de behoefte hebben om toch iets te doen, speelt collegegeld geen grote rol: mensen combineren dan een baan met almaar ingeschreven blijven staan, blijven in hun studentenkamer hangen, gaan elke keer weer naar examens, zonder zelf de conclusie te trekken dat het nergens naartoe gaat. Met alleen een maximaal collegegeld kom je er dus niet; het gaat met name om dit soort niet-rationele situaties. We komen hierop terug.

Ik zou graag de hele dag over excellentie doorpraten. Vanochtend zei ik al dat ik het woord vaak heb geschrapt, omdat je ervoor moet oppassen dat het op een gegeven moment helemaal niets meer betekent. Ik vind dat wij in het wetenschappelijk onderwijs, het hoogste onderwijs dat wij kennen, moeten streven naar het excellente. Dat geldt met name voor het fundamentele onderzoek: daar moet het excellente worden nagestreefd. Neem bijvoor­beeld de DNA-structuur van de dubbele helix, die in Cambridge is ontdekt. Toen die was ontdekt, hadden degenen die op het punt stonden om haar te ontdekken, voor niets hun werk zitten doen. Mensen die aan het front van de wetenschap werken, moeten dus regelmatig winnen, net als hooggeplaatste tennissers. Dit staat niet tegenover de noodzaak van breedte in het onderwijs; wij zijn het er allemaal over eens dat de basis breed moet zijn. Een sfeer zoals die in "Het Bureau" van Voskuil is in de wetenschap allang geen realiteit meer; dat is een cliché van tientallen jaren geleden. Maar mensen in de wetenschap worden vrijgesteld om prachtig fundamenteel onderzoek te doen en daarvoor willen wij dat het internationaal iets voorstelt. Daarin speelt excellentie dus een rol, maar dat laat onverlet dat eerstejaars studenten goed onderwijs moeten krijgen. Mensen kunnen ook op allerlei manieren hun best doen. Het woord "zesjescultuur" heb ik, geloof ik, zelf nooit in de mond genomen. Voor sommigen is het een hele prestatie om met zessen en zevens een opleiding af te ronden. Dat is voldoende en dat kunnen in allerlei beroepen heel goede mensen worden.

MevrouwBesselink(PvdA)

Erkent de minister het belang van middelmatig onderzoek dat gelijk kan worden toegepast en waarmee excellente wetenschappers verder kunnen? Omdat zij alleen in de top zoeken, kunnen zij het middenveld eventueel vergeten.

MinisterPlasterk

"Middelmatig" heeft inderdaad iets denigrerends. Maar als het positief is bedoeld, erken ik dit. De wetten van de zwaartekracht zijn in New York dezelfde als hier, dus als die daar zijn ontdekt, kunnen ze hier niet nog een keer worden ontdekt; dat heeft niets te maken met middelmatigheid. Ook de aard van het onderzoek is van belang: onderzoek naar delinquente jongeren in de suburbs van Chicago kan niet zomaar worden toegepast op Nederland; onderzoek naar de suburbs van Tilburg kan daarom ook zijn waarde hebben. In dat soort gevallen is het inderdaad onzin om alleen maar over excellentie te praten.

De doelstelling van levenslang leren is duidelijk: in 2011 een deelname van 10.000 oudere jongeren, mensen tussen 27 en 40 jaar, meer in het hoger onderwijs. Er zijn in de regio's afspraken gemaakt tussen overheid, bedrijfsleven en instellingen over aantallen te scholen werknemers, leervaktrajecten en elders verworven competenties. De Kamer krijgt voor 1 januari een plan van de staatssecretaris hieromtrent.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik ben blij met het antwoord van de minister, maar ik vraag hem om het volgende in het plan mee te nemen. Veel mensen met, bijvoorbeeld, een hbo-studie zijn in het bedrijfsleven werkzaam. Is het mogelijk om vanuit de werksituatie scholing te volgen, niet alleen op universitair of hbo-niveau, maar ook gegeven door particuliere instellingen?

MinisterPlasterk

Ik zal de staatssecretaris vragen om dit mee te nemen in haar plan.

Ik dank de VVD voor het enthousiasme voor het genomicsprogramma. Als de heer Zijlstra nog even doorgaat, krijg ik bijna spijt dat ik dit programma heb verlaten.

De heerZijlstra(VVD)

Aan dat enthousiasme zat wel een vraag vast.

MinisterPlasterk

En die vraag was?

De heerZijlstra(VVD)

In Europa zijn de wet- en regelgeving en de mogelijkheden goed. De branche klaagt echter dat op wereldniveau wet- en regelgeving belemmerend werkt. Hoe zorgt u ervoor dat die klacht wordt opgepakt?

MinisterPlasterk

Dat is een zo brede vraag dat wij daar bij gelegenheid op moeten terugkomen. Het onderwerp loopt van milieu en dierenwelzijn tot recombinant DNA. Daarbij zijn wel twaalf verschillende ministeries betrokken. Op een ander moment moet daarover worden gesproken.

Ik heb de Kamer net een nota over een leven lang leren toegezegd. Wij werken snel, want ik heb de nota nu voor mij liggen.

De heerZijlstra(VVD)

Ik vraag even voor alle duidelijkheid of u een toezegging hebt gedaan. U komt terug op die wet- en regelgeving?

MinisterPlasterk

Ja. Ik kom daarmee wel terug op mijn toezegging aan mevrouw Koşer Kaya dat het in het plan wordt verwerkt. Ik vraag u om het punt bij de behandeling van dat onderwerp nader op te nemen met staatssecretaris Van Bijsterveldt.

Er is een aantal specifieke vragen gesteld waar ik snel doorheen zal gaan. In relatie tot gehandicapten is een plan van aanpak opgesteld in het begin van 2006. Begin 2008 komt een tussenrapportage en begin 2009 volgt de eindrapportage. In dat plan van aanpak is 10 mln. geïnvesteerd. Er wordt dus hard getrokken aan het onderwerp. Naar aanleiding van de tussenrapportage kunnen wij met elkaar bespreken of het de goede kant op gaat en welk vervolg daaraan gegeven moet worden.

Er is gevraagd naar het beleid ten aanzien van allochtone studenten; daar is 20 mln. voor beschikbaar. Ik ben het eens met iedereen die zegt dat dat niet veel is per allochtone student. De verantwoordelijkheid voor alle studenten, inclusief de allochtone studenten, ligt echter bij de instellingen. Hun inzet moet gericht zijn op het kunnen meekomen van alle studenten. Als extra bedrag is het dus best veel geld. Overigens is het het tienvoudige van wat in de periode van Paars is ingezet en het dertienvoudige van wat onder de kabinetten-Balkenende II en III is ingezet. Het is dus een verveelvoudiging van het budget. Overigens is met de bescheiden budgetten in de afgelopen tien jaar veel bereikt, namelijk een verdubbe­ling van de deelname van allochtone studenten en minder uitval. Ik ben het ermee eens dat er meer gedaan kan worden, maar het is wel een belangrijk accent in het plan.

Op het punt van de uitval is gevraagd wat gedaan wordt met het bedrag in de strategische agenda. Met 95 mln. is het bijvoorbeeld mogelijk om voor 25% van alle opleidingen een student-docentratio te realiseren van 1 op 15, wat een heel gunstige ratio zou zijn. Ik zeg niet dat het geld zo eenzijdig moet worden ingezet, maar daarmee zou toch een aanmerkelijke bijdrage aan de student-docentratio worden bereikt. Het is ook een groot bedrag dat daarop wordt ingezet.

De heerAnker(ChristenUnie)

Ik vroeg naar concrete maatregelen om uitval tegen te gaan. De ambitie is redelijk hoog: 50% minder uitval. Ik lees echter weinig concrete maatregelen, afgezien specifieke maatregelen voor allochtonen en die website. U laat zich ook nu weinig concreet uit. Bij een hoge ambitie verwacht ik concrete plannen. Ik ben daar erg benieuwd naar.

MinisterPlasterk

U hebt daar gelijk in, maar dat moet allereerst gebeuren door de instellingen zelf. Ik ben met de instellingen in gesprek. In eerdere gesprekken hebben zij aangegeven dat zij het ook als zorgwekkend ervaren dat die uitval zo groot is. Uit de beleidsagenda's van de VSNU en de HBO-raad en de instellingen die daar lid van zijn, blijkt dat onderwerp een van de belangrijkste aandachtspunten. Als aandacht daarvoor met extra budget nog aantrekkelijker wordt gemaakt en daarover afspraken worden gemaakt met de instellingen, dan komen wij er wel. Dat is primair aan de instellingen. Ik kan niet vanuit de Hoftoren de uitval op individuele instellingen terugdringen. Een en ander moet zijn beslag krijgen in afspraken. Ik informeer de Kamer over de inhoud van die afspraken.

In het wetsvoorstel voor bekostiging en besturing komt er een recht op verhaal. Dat betekent inderdaad dat de student ervan moet kunnen uitgaan dat hij, als een onderwijsinstelling niet waarmaakt wat er is beloofd of afgesproken, verhaal kan halen en adequaat kan worden gecompenseerd. Ik ben het overigens wel eens met iedereen die zegt dat dit eigenlijk een noodgreep moet zijn. Het is fijn als één leerling uit een klas verhaal haalt, maar die hele klas hoort natuurlijk fatsoenlijk onderwijs te krijgen. Van dat streven zijn al onze beleidsplannen doordrenkt.

Verschillende woordvoerders hebben gevraagd naar de internationalisering. Met de Kamer hebben wij daar onlangs wat aan gedaan door het introduceren van de meeneembare studiefinanciering, waardoor het studenten gemakkelijker is gemaakt om elders te studeren. Wel zijn er nog hobbels op het vlak van de visa. Mevrouw Besselink heeft gevraagd hoe wij ervoor gaan zorgen dat studenten van elders gemakkelijker hier terecht kunnen. Op dit moment wordt in kabinetsverband gewerkt aan verbetering en vereenvoudiging van de bestaande systematiek. Het ministerie van OCW is hier zwaar bij betrokken, hoewel dit in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van staatssecretaris Albayrak. Haar planning is om begin volgend jaar, in ieder geval voor de zomer, daarover voorstellen naar de Kamer te sturen. De druk vanuit de kenniswereld is er natuurlijk op gericht om het zo gemakkelijk mogelijk te maken, terwijl de druk vanuit de Kamer in andere commissievergade­ringen er ook wel eens op is gericht om het juist niet te gemakkelijk te maken om zo maar dit land binnen te wandelen. Het is dus zaak om het zo in te richten dat het ook het beoogde effect heeft. Ik herinner mij een zeer komische bijdrage in Vrij Nederland waarin stond wat er allemaal voor mensen naar dit land waren gekomen onder het mom van kenniswerkers. Daar werd je niet vrolijk van. Dat ging om heel andere sectoren dan de sectoren waarover wij het nu hebben. Hoe dan ook komt er in het voorjaar een notitie naar de Kamer over de internationalisering. Ik ben het met de Kamer eens dat dit onderwerp er nu te bekaaid vanaf komt. Wij kunnen er dan nog uitgebreid met elkaar over praten. De wetenschappelijke wereld is een internationale wereld en wij moeten dit allemaal echt in een internationale context zien.

De heerAnker(ChristenUnie)

Worden studenten uit ontwikkelingslanden hier ook bij betrokken?

MinisterPlasterk

In de context van de genoemde notitie wil ik ook graag terugkomen op de positie van ontwikkelingslanden en van studenten die daar vandaan komen.

Voorzitter. Iemand heeft de opmerking gemaakt dat privaat bekostigd onderwijs van een lagere kwaliteit zou zijn. Ik wil dat toch weerspreken. Zo zijn er in Nederland niet-bekostigde hotelopleidingen van uitstekend niveau. Dat een opleiding privaat bekostigd is, wil dus niet altijd zeggen dat er geen onderwijs van hoge kwaliteit kan worden gegeven.

Ik vind het zelf ongelukkig dat de nota Ruim baan voor talent morgen wordt uitgebracht, laat ik dat in alle eerlijkheid zeggen. Dit is chaostheorie en geen intelligent design. De commissie zou in de loop van december rapporteren, terwijl dit beraad nog een week naar achteren is geschoven. Daardoor zit de presentatie er net een dag na; het is niet anders.

Mevrouw Besselink heeft gevraagd naar het stimuleren van de carrière van vrouwen in de wetenschap en het hoger onderwijs. De begroting bevat hier inderdaad een behoorlijke portie van, in de vorm van het Aspasia-programma. Ook vroeg mevrouw Besselink naar andere instrumenten. Soms is het ook een kwestie van naming and shaming. Ik herinner mij een bijeenkomst met het academisch vrouwennetwerk in Maastricht, waar ik een statistiek heb getoond van hoe het zat met vrouwen in hoge functies in de wetenschap bij de diverse universiteiten. Ik heb toen een katholieke universiteit aan de oostkant van het land genoemd die de gehele wetenschap had opgesplitst in 21 instituten, met aan het hoofd van elk instituut een hoogleraar-directeur. Toen ik door het boekje bladerde, bleek dat alle 21 hoogleraren-directeur man waren. Ik heb toen wel even met dat boekje gewapperd en gezegd dat dit toch niet zo kon zijn. Ik ben naderhand overigens aangesproken door iemand die bij de universiteit een leidinggevende functie had. Die zei: dat vinden wij zelf eigenlijk ook, en wij trekken er heel hard aan om er iets aan te doen. Naming en shaming kan soms dus ook een rol spelen. Ook management by speech hoort daarbij: mensen erop aanspreken en vragen: wat vindt u er zelf van? Ik werk met academische vrouwennetwerken samen om op dat punt meer maatregelen te nemen. Ik ben ook emancipatie­minister, en in de context van de Emancipatienota hebben wij uitgebreid over dit onderwerp gepraat. Ik wil dat nu niet overdoen. Ik ben het er echter helemaal mee eens: Nederland scoort binnen Europa ten opzichte van omliggende landen heel laag op dat punt.

Joint degrees worden geregeld in het wetsvoorstel voor bekostiging en besturing dat medio 2008 naar de Tweede Kamer gaat.

Er is ook gevraagd wat er in de medezeggenschap verandert. Welnu, dat is nogal wat: van het adviesrecht voor de begroting wordt geëxpliciteerd dat het inderdaad een adviesrecht is. Er komt instemmingsrecht op het profileringsfonds. Dat is ruimer dan de huidige regeling, die beperkt is tot instemmingsrecht op een gedeelte daarvan, namelijk het afstudeerfonds. Verder komt er instemmingsrecht voor de interne rechtsbeschermingsprocedure en het recht op informatie over de beloning van bestuurders. Dit laatste is in lijn met wat in andere medezeggenschapswetten is geregeld. Verder noem ik de verbetering van de procedures, waardoor de rechten beter kunnen worden gematerialiseerd: bijvoorbeeld een eenduidige, eenvoudige rechtsgang met een landelijke geschillencommissie en daarna één rechter, en wel bij de ondernemingskamer. Voor de opleidingscommissies gelden thans wel rechten, maar geen rechtsgang. Hiervoor wordt nu ook deze rechtsgang opengesteld. Een andere wijziging is het aanpassen van rechtsgronden bij instemmingsrecht door omkering van de bewijslast, waardoor de medezeggenschapsorganen gemakkelijker in het gelijk gesteld kunnen worden. Voor hogescholen wordt ook het keuzemodel mogelijk gemaakt. Voor de keuze voor een ongedeeld of een gedeeld stelsel bestaat instemmingsrecht van de medezeggenschapsorganen. Naast deze formele verbeteringen wordt ook gekeken naar de praktijk. Met de studenten zal worden overlegd over de manier waarop medezeggenschap binnen de instelling beter van de grond kan komen. Mijn excuses voor de waslijst, maar ik wilde het u even meegeven.

De heer Bosma vroeg naar de Lissabondoelstelling. Ik zie die doelstelling meer als een wenkend perspectief en als een inspirator voor ons allen dan als een outputvariabele waaraan wij ons moeten houden. Als wij ons richten op de doelstelling dat 50% van de bevolking hoger onderwijs moet hebben genoten, gieren de perverse effecten natuurlijk door de ether. Het is heel simpel om een dergelijke doelstelling te halen, namelijk door de norm te verlagen. Ik zie het voor mijzelf meer als een richting die wij uit willen gaan. In het verleden konden wij in Nederland leven van de landbouw en van het verhandelen van een paar spulletjes, maar nu zullen wij het van de kennissector moeten hebben. Ik voel mij gemotiveerd om ervoor te zorgen dat wij de kennis via het onderwijssysteem zo ver mogelijk helpen ontwikkelen. Daarbij is het mooi om dit soort richtgetallen te hebben, maar als u ze enigszins relativeert, ben ik dat voor een deel met u eens.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Wij hebben nog ruim de tijd voor een tweede termijn. De spreektijden zijn u bekend, maar ik zal enkele strafkortingen toepassen, die ik overigens kan motiveren. Ik sta geen interrupties toe. Wij moeten echt rond zes uur klaar zijn. De voorzitter geeft ons absoluut geen ruimte om uit te wijken, zeg ik tegen mevrouw Koşer Kaya. Ik wijs de collega's erop dat zij de ontbrekende elementen overmorgen en donderdag kunnen meenemen in de plenaire behandeling van de begroting.

Het woord is aan mevrouw Leijten van de SP-fractie, die nog ruim zes minuten spreektijd heeft.

MevrouwLeijten(SP)

Voorzitter. U wilt niet weten wat wij allemaal hebben voorbereid voor de plenaire behandeling van woensdag en donderdag!

Ik vind de toezeggingenregen aan de ene kant heel prettig, maar aan de andere kant nog steeds een beetje vaag. Er blijft nog veel boven de markt hangen, zeker als het gaat over de toekomst van de masters. In de strategische agenda wordt daar ook vaag over gedaan. De CDA-fractie geeft geen antwoord op vragen over collegegeldverhogingen. De woordvoerder maakt er iets procedureels van, waardoor hij niet hoeft te antwoorden. De woordvoerder van de PvdA zegt dat een hoger collegegeld voor de masteropleiding of collegegelddifferentiatie – dit is een eufemisme dat neerkomt op hoger collegegeld – mogelijk is als er ook regulier iets blijft bestaan. Ik wil de Kamer om wat richting vragen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de masterfase een wezenlijk deel is van de academische opleiding;

verzoekt de regering, geen nieuwe financiële barrières op te werpen bij de doorstroom van de universitaire bachelorfase naar de masterfase,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (31 288).

MevrouwLeijten(SP)

De SP-fractie was kritisch toen de bama werd ingevoerd. Wij vonden toen dat de invoering niet mocht neerkomen op een trapsgewijze bezuiniging. Bij de invoering werd geadviseerd dat de bachelorfase vier jaar zou moeten duren. De toenmalige minister Hermans maakte daarvan al direct drie jaar, omdat vier jaar volgens hem niet te financieren was. Nu blijkt dat er slechts een bachelorfase van drie jaar overblijft en de verhoging van de masterfase maar in de differentiatiemarkt wordt gegooid. Dit vindt mijn fractie echt de verkeerde weg. Daarom heb ik de motie ingediend. De plannen zien wij met belangstelling tegemoet. Wij hopen dat de Kamer ons steunt en de minister deze richting wil meegeven.

Over het bindend studieadvies hebben wij een toezegging ontvangen. De minister vindt dat studenten niet in het derde jaar uit de studie mogen worden gegooid en spreekt liever van een soort functioneringsgesprek. Mijn fractie zou liever zien dat het studiebegeleiding wordt. Ik dien op dit punt geen motie in, omdat de minister ons tegemoet is gekomen. Wij blijven echter heel alert en zullen zo nodig direct aan de noodrem trekken. Ook de LSVb en de ISO doen dat altijd heel snel.

Het verbaast mij dat de afbetalingsregeling van vijftien jaar wordt gehandhaafd. Voor zover ik weet zijn de studentenbonden niet voor het verruimen van de regeling of het uitstellen van het kwijtschelden van eventuele openstaande leningen. Dit punt is echter van tafel; dat scheelt een motie.

Ik vind het jammer dat de minister niet is ingegaan op de gedragscode van de KNAW. Wij komen hierover nog te spreken in een algemeen overleg. De SP-fractie wil hierover nog een flink woordje met de minister spreken. Er schort bijvoorbeeld nog veel aan de richtlijnen die de overheid hanteert als zij wetenschappelijk onderzoek laat doen. Er wordt te veel gestuurd op de uitkomst. Hierover komen wij echter nog te spreken.

De minister zegt dat 10% van het geld van de eerste geldstroom naar de tweede geldstroom wordt overgeheveld en dat er nog 90% overeind blijft. Hierover willen wij een signaal afgeven. Daartoe dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geld wordt overgeheveld van de eerste naar de tweede geldstroom voor wetenschappelijk onderzoek;

van mening dat de basisinfrastructuur van universiteiten niet verder in het geding mag komen;

verzoekt de regering, deze kabinetsperiode de eerste geldstroom niet verder te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (31 288).

MevrouwLeijten(SP)

Ik vind het erg jammer dat de minister niet is ingegaan op mijn rapport over de studiekosten. Wellicht was de tijd hiervoor te krap. In het rapport heb ik voorstellen gedaan, bijvoorbeeld over de accreditatie. Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister hiernaar serieus zou kijken.

De minister somt over de medezeggenschap het rijtje op dat wordt opgenomen in de strategische agenda. Naar mijn mening is medezeggenschap niet alleen te belangrijk om zomaar even af te doen, maar is de reactie ook te karig. Ik roep de minister op om met plannen te komen die wij uitgebreid in een debat kunnen bespreken. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat aan de medezeggenschap in het hoger onderwijs nog veel te verbeteren valt;

verzoekt de regering, nog voor de zomer te komen met een plan om medezeggenschap in het hoger onderwijs te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten, Dibi, Besselink, Zijlstra en Koşer Kaya.

Zij krijgt nr. 4 (31 288).

MevrouwLeijten(SP)

Toen ik de motie liet rondgaan begon de tweede termijn al. Wellicht wensen andere partijen haar ook nog te ondertekenen. Mijn excuses dat zij die mogelijkheid dan niet hebben gehad.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Voorzitter. Dit was echt de bespreking van een agenda. Als ik goed heb geteld, heeft de minister de Kamer zes notities toegezegd: over internationalisering, accreditatie, toekomst masters, bijverdienregeling studiefinanciering, bindend studieadvies en terugkoppeling van de plannen om de uitval in het hoger onderwijs te bestrijden. Over deze onderwerpen zullen wij nog uitgebreid van gedachten kunnen wisselen. Ik heb begrepen dat daardoor bij deze en gene al wat moties zijn weggevallen; bij mij ook.

Ik dank de minister voor alle antwoorden en toezeggingen. Mij valt op dat een paar elementen niet echt aan bod zijn gekomen. Het eerste betreft de vraag hoe de minister ervoor gaat zorgen dat de kwaliteit van de bacheloropleidingen, vooral aan de universiteiten, aanzienlijk wordt verbeterd. In eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor een ander accent binnen de universiteiten tussen onderzoek en onderwijs. Ik heb daar geen reactie op gekregen.

Een tweede punt is dat ik het absoluut niet eens ben met de opmerking dat de Lissabondoelstellingen kul zouden zijn. Ik zie er een belangrijke stimulans in om veel mensen naar het hoger onderwijs te laten gaan, maar hoe zorgen wij ervoor dat het rendement een stuk groter wordt, zeker als het gaat om havisten en mensen van mbo-opleidingen? Hoe zorgen wij ervoor dat zij een betere kans krijgen om ongeschonden aan het einde van de rit te komen? Ook daarop heb ik geen antwoord gekregen.

Over de bekostiging hebben wij vandaag op hoofdlijnen wel overeenstemming. Natuurlijk zullen er mensen zijn die daar een andere visie op hebben, maar een duidelijke meerderheid van de Kamer ondersteunt de voorstellen wel. Dat is misschien de belangrijkste winst die de minister heeft geboekt.

Iedereen is het ook wel eens met de doelstelling om de kwaliteit van de bacheloropleiding te verbeteren. Over de manier waarop dat handen en voeten moet krijgen zal nog wel wat discussie nodig zijn. Ik begrijp dat de minister dat niet allemaal precies kan bedenken in de Hoftoren, maar wij zijn wel nieuwsgierig wat het overleg met het veld oplevert.

Ik heb nog wel wat andere vragen gesteld, over de medezeggenschap van docenten enz., waarop ik geen reactie heb gekregen. Ik ga ervan uit dat wij daar in het overleg in de komende periode nog op ingaan.

MevrouwJoldersma(CDA)

Voorzitter. Het is goed om te constateren dat de minister geen enkele moeite heeft met de valorisatie op de universiteiten. Volgens mij heeft hij dat nu voor het eerst zo duidelijk uitgesproken. Misschien kan hij het nog iets concreter maken. Er is een aanbeveling in een van de rapporten van de AWT om naast wetenschappelijk onderzoek en onderwijs valori­satie de derde taak van de universiteit te maken in plaats van wat nu in de wet staat. Zie ik hoe de minister dit zelf uitwerkt in zijn strategische agenda, de maatschappelijke inbedding, dan komt bij mij het gevoel terug dat wij het over de ouderwetse wetenschapscommunica­tie hebben. Valorisatie is juist nog wel een beetje meer.

Ik begon mijn eerste termijn met de vraag of wij met de strategische agenda een stap vooruit of een stap terug zetten. Het is de minister helaas niet gelukt om op de achterliggende uitgangspunten in te gaan. Dat is jammer. Ik hoop dat wij het in een volgend onderzoeksoverleg daar nog eens over kunnen hebben. Ik doel vooral op het uitgangspunt dat excellente wetenschap alleen voortkomt uit individueel onderzoek, clustering enz. Het is volgens mij de en-en-benadering. Ik zou dat graag horen van de minister.

In het verband van de kleine dynamisering heb ik gezegd dat wij het heel vreemd vinden dat de minister de mensen die het slecht doen in de tweede geldstroom toch weer wil gaan belonen. Waarom neemt de minister de korting op de SOC niet als uitgangspunt in plaats van het geld dat die mensen extra hebben gekregen? Hij pakt hun af wat zij naar onze mening echt hadden verdiend. Heel jammer!

Het spreekt ons bij de graduate schools vooral aan dat de minister heeft gezegd dat het geen eenheidsworst mag worden. Dit betekent dat het ook kan zoals het nu gaat bij onderzoeksscholen. Wel hebben wij twijfels over het effect hiervan, want het zal een gigantische impact hebben als wij hierbij het Amerikaanse model gaan hanteren. De minister heeft er een grote som geld voor gereserveerd, maar wij willen meer duidelijkheid voordat wij hiermee kunnen instemmen. Wij hebben een aantal goede toezeggingen gehad, maar wij hebben niet automatisch het vertrouwen dat de minister het allemaal zal doen zoals hij heeft toegezegd. Vandaar dat ik hierover een motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering graduate schools naar Amerikaans model wil ontwikkelen;

overwegende dat dergelijke schools moeten passen in de Nederlandse situatie en dat er ruimte moet blijven voor bestaande promotietrajecten;

overwegende dat dergelijke scholen niet van bovenaf moeten worden opgelegd, maar mede van onderop moeten worden ontwikkeld door universiteiten;

verzoekt de regering, in beleidsrijke dialoog met de universiteiten, KNAW, NWO en PNN een uitgewerkt voorstel voor Nederlandse graduate schools te ontwikkelen en dit voor de zomer van 2008 aan de Kamer voor te leggen voordat verdere stappen tot introductie van graduate schools naar Amerikaanse model worden genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Joldersma, Besselink, Leijten, Anker, Van der Vlies, Dibi, Zijlstra en Bosma.

Zij krijgt nr. 5 (31 288).

MevrouwJoldersma(CDA)

Voorzitter, de minister hecht veel waarde aan het selectiemechanisme bij de NWO, waaruit de beste onderzoekers zouden voortkomen. Maar wij hebben uit het onderzoek van het Rathenau Instituut begrepen dat het wel goede onderzoeksvoorstellen oplevert, maar dat dit selectiesysteem niet betekent dat er altijd de beste onderzoeker uit voortkomt. Zou de minister dit bij zijn evaluatie van de NWO willen betrekken en er in ons volgende overleg over de uitgangspunten voor de onderzoeksagenda op terug willen komen?

De heerZijlstra(VVD)

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Eigenlijk doet hij nu precies wat ik bezwaarlijk vond in de procedure: er komen nog allerlei aanpassingen, terugkoppelingen en verdiepingen. Ik zal zo dadelijk een motie over de procedure indienen, die overigens ook tot de Kamer zelf gericht is. Wij moeten onszelf serieus nemen bij dit soort zaken, want een belangrijk beleidsstuk als dit verdient niet alleen veel aandacht van de minister, maar ook van de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wettelijk (WHW, 2.3 en 2.4) is bepaald dat het HOOP uiterlijk zes maanden vóór het vervallen van de vierjarentermijn dient te worden voorgelegd aan de Kamer, en dat daarbij advies gevraagd kan worden aan relevante adviesorganen, zoals de SER en de Onderwijsraad;

constaterende dat deze procedure niet gevolgd is;

constaterende dat de thans voorliggende strategische agenda van het hoger onderwijs en wetenschapsbeleid daarom niet het HOOP kan vervangen;

concluderende dat de strategische agenda niets meer kan zijn dan een eerste stap in het besluitvormende traject naar een nieuw HOOP;

verzoekt de regering, de strategische agenda als eerste stap naar het nieuwe HOOP te behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (31 288).

MevrouwBesselink(PvdA)

Voorzitter, de heer Zijlstra zei dat wij onszelf serieus moeten nemen, maar wij hebben deze procedure zelf afgesproken. Hij moet zichzelf serieus nemen door dit aan de orde te stellen in een procedurevergadering.

De heerZijlstra(VVD)

Voorzitter. Graag krijg ik nog een verduidelijking van de minister ten aanzien van de financiën. Op blz. 27 staat dat er 271 mln. beschikbaar is voor verhoging van het studiesucces en de kwaliteit in 2011 en dat voor volgend jaar 11 mln. beschikbaar is. Er staat vervolgens letterlijk: "De oploop van deze middelen is geplaatst op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën." Hebben wij dat geld nu wel of niet? Volgens mij betekent dit dat het geld er nog niet is. Wil de minister daarop ingaan? Volgens mij heeft hij namelijk slechts 11 mln. en moet hij nog 271 mln. bij mijnheer Bos los peuteren.

Wat mij verder trof in de agenda is dat de Landbouwuniversiteit valt onder het ministerie van Landbouw. Waarom is dat? Medische wetenschappen hebben wij toch ook niet bij VWS ondergebracht? Kan de Landbouwuniversiteit niet beter bij OCW worden ondergebracht?

Dan kom ik op de verhoging van het collegegeld versus de verlaging van de basisbeurs. Het CDA heeft gezegd dat wij op een aantal punten aan het draaien zijn. Welnu, ik vind dat in dezen toch wel sprake is van een draai bij anderen. De minister is destijds naar de Kamer geroepen. Iedereen had grote woorden in de zin dat de basisbeurs niet verlaagd of afgeschaft mocht worden. Wat hier aan de hand is, is intrinsiek hetzelfde. Of je het ene verlaagt of het andere verhoogt, voor de student maakt het op zijn bankrekening niets uit. Ik vind dat partijen daar toch wel wat steviger op hadden mogen inzetten gezien hun uitspraken in het eerdere debat. De minister was er toen wel helder in. Hij heeft geen uitspraken gedaan maar die partijen wel. Ik constateer echter dat zij hun uitspraken nu niet gestand doen.

Ik moest overigens erg lachen om de opmerkingen van de SP-fractie dat zij niet zo is van "het dingen de wereld inslingeren via interviews". Welnu, dat is nieuws.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Leijten wil interrumperen, maar ik geef haar daar met het oog op de tijd geen gelegenheid meer voor. Wij worden nu allemaal uitgelokt en wij houden allemaal even onze mond.

De heerZijlstra(VVD)

Voorzitter. De minister heeft toegezegd nog terug te komen op de bamastructuur. Ik ga ervan uit dat hij daarin ook meeneemt de collegegelddifferentiatie in relatie tot het excelleren en de masters.

Verder heb ik nog geen antwoord gehad op mijn vragen over accreditatie en promovendi. Is de minister bereid om bij de accreditatie met meerdere niveaus te gaan werken en hoe gaat hij ervoor zorgen dat promovendi een betere positie krijgen zodat ze ook voor anderen dan de wetenschapswereld interessant worden om in te huren?

Over de eindtoetsen is veel gezegd. De minister steunt onze visie op dat punt niet maar gaf wel aan mee te kunnen gaan in een aantal uitgangspunten. Hij vroeg ook naar het waarom van de hoge diplomabonus. Welnu, wij willen graag dat instellingen gestimuleerd worden om mensen zo veel mogelijk af te laten studeren, maar daarbij hoort dan wel een ondergrens. Vandaar het handhaven van een hoge diplomabonus. Daar wij ons bekostigingsvoorstel veel beter vinden, dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aanpassingen in de bekostigingssystematiek in het hoger onderwijs nodig zijn om te komen tot een hogere basiskwaliteit, meer excellentie en een betere internationale positie van het Nederlands hoger onderwijs;

van mening dat de aanpassingen in de strategische agenda Hoger onderwijs en wetenschapsbeleid onvoldoende zijn om de gewenste kwaliteitsslag aan te brengen;

van mening dat de noodzakelijke aanpassingen zijn vervat in het voorstel van kwaliteitsrechten waarbij instellingen bekostigd worden op basis van a) strategische meerjarenplannen, b) diploma's waarbij gebruik wordt gemaakt van een eindtoets, en c) een bescheiden vaste voet;

verzoekt de regering, over te gaan tot het aanpassen van de bekostigingssystematiek met het stelsel van kwaliteitsrechten als uitgangspunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (31 288).

MevrouwBesselink(PvdA)

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezeggingen en voor de open wijze waarop hij met de Kamer heeft gediscussieerd waarbij hij een aantal suggesties die hier op tafel zijn gelegd heeft overgenomen en met het veld wil bespreken. Ik vind dit een prettige manier van samenwerken, die leidt tot veel steun en draagvlak.

De minister is uitgebreid ingegaan op de bijverdienregeling. Daaruit heb ik begrepen dat de minister een notitie heeft toegezegd waarin de verschillende varianten die hier op tafel zijn gekomen naast elkaar worden gezet en dat de minister een advies van de regering zal overleggen. Daar ben ik heel blij mee.

Ik maak mij wel zorgen over het volgende. Als ondernemende student heb je je cijfers vaak niet op tijd. Op 1 april moeten deze ingeleverd zijn, wil de student zijn beurs met terugwerkende kracht stop kunnen zetten. Het voorstel van de minister moet nog allerlei procedures ondergaan. In de periode die dit vergt, wil ik de studenten de ruimte geven om de cijfers per 1 juli in te leveren. Daarvoor dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor studenten mogelijk is om in geval van overschrijding van de bijverdiengrens tot uiterlijk 1 april van het nieuwe jaar met terugwerkende kracht stopzetting aan te vragen voor de ontvangen studiefinanciering;

constaterende dat 1 april als deadline voor verschillende groepen studenten, zoals studenten met een eigen onderneming, te vroeg komt omdat zij dan nog geen compleet beeld hebben van hun inkomsten uit het voorgaande jaar;

verzoekt de regering om de termijn waarbinnen de student zijn studiefinanciering met terugwerkende kracht kan stopzetten, te verlengen tot 1 juli van het volgende jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Besselink, Koşer Kaya, Jan Jacob van Dijk en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (31 288).

MevrouwBesselink(PvdA)

Voorzitter. Ik ben blij met de aandacht die de minister geeft aan de problematiek van allochtone studenten en met het feit dat hij die problematiek onderkent. De minister heeft daar in zijn strate­gische agenda al heel veel over gezegd. Ik snap dat je op een gegeven moment te weinig budget hebt. Hij zegt dat het prettig zou zijn als er meer geld is, maar hij zegt ook dat dit alles is wat hij kan bieden. Ik ga daar niet aan tornen, maar ik wil hem wel verzoeken om voor de volgende begrotingen creatief te zoeken naar meevallers die hij in dit potje kan stoppen.

De minister heeft gereageerd op mijn niet-goed-geld-teruginitiatief. Hij gaf aan dat, als een individu iets terugkrijgt, de hele klas iets terug moet krijgen. Daarover ben ik het met hem eens, maar in het huidige systeem kunnen verschillende mensen individuele routes volgen die niet in een groepsverband onder te brengen zijn. Ik dien daarom toch een motie in met het verzoek om daarvoor een voorstel te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat studenten niet onevenredig zwaar mogen worden getroffen indien het aanbod van contacturen in het algemeen en het collegeaanbod in het bijzonder van hun opleiding tekortschiet;

constaterende dat de Kamer eerder met het amendement op stuk nr. 29816, nr. 9, bij de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing een niet-goed-geld-teruggedachte in de wetgeving heeft geïntroduceerd waarmee studenten extra collegegeld geheel of gedeeltelijk konden terugvorderen en ook bij het uiteindelijk gestrande wetsvoorstel financiering in het hoger onderwijs instemde met het amendement op stuk nr. 30 387, nr. 76, dat een compensatievergoeding ten behoeve van studenten regelde;

constaterende dat via inspectietoezicht, medezeggenschap en individuele terugvordering waarborgen kunnen worden ingebouwd opdat studenten kunnen rekenen op voldoende contact- en college-uren;

verzoekt de regering om in overweging te nemen om de niet-goed-geld-teruggedachte op te nemen in een nieuw wetsvoorstel inzake de besturing en bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Besselink, Dibi en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (31 288).

MevrouwBesselink(PvdA)

Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij medio 2008 een voorstel zal doen voor de joint degrees. Ik vroeg mij af wanneer dit in bedrijf kan zijn, want een voorstel moet nog een hele procedure doorlopen. Hebben wij het dan pas drie jaar later in bedrijf, of zet de minister in op enig tempo, zodat wij met ingang van het nieuwe schooljaar ook in Nederland joined degrees kunnen hebben?

De aangekondigde notitie Een leven lang leren zullen wij met veel interesse tot ons nemen. Ik neem aan dat hierover nog een uitgebreid debat zal worden gehouden.

Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Leijten over de medezeggenschap. Dank voor de toezegging, maar wij willen er in de Kamer nog eens goed over praten. Daarom heb ik die motie ondersteund.

Nogmaals, ik vind het een ambitieus plan. Ik wens de minister heel veel succes met de uitvoering ervan.

De heerBosma(PVV)

Voorzitter. Hartelijk dank voor de antwoorden. Tot 1972 moesten de Kamerleden "excellentie" zeggen tegen de minister, maar tegenwoordig zegt hij heel vaak "excellentie" tegen ons, als het gaat over onderwijs, en dat lijkt mij toch een vooruitgang. Bedankt voor de stroom toezeggingen. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Er is heel veel toegezegd. Dat levert na de kerst weer veel werk op voor onze agenda. Ik ben blij dat het bindend studieadvies is omgezet in een functioneringsgesprek. Dat lijkt mij hartstikke goed.

Ik hoop dat wij het nieuws nog halen met het feit dat een Lissabondoelstelling is omgezet in een wenkend perspec­tief. Ik vind dit heel belangrijk, omdat er een drukkend, zo niet nivellerend effect van uitging, vooral op de kwaliteit van het onderwijs en van de diploma's. Ik ben blij dat die druk een beetje van de ketel is. Ik ben een keer in de Hoftoren geweest. De bovenste zaal heet daar de Lissabonzaal. Dat betekent wel dat deze binnenkort de wenkendperspectiefzaal moet gaan heten, maar dat lijkt mij ook allemaal vooruitgang.

Het is jammer dat de excessen die vooral in het hbo voorkomen, niet wat steviger worden aangepakt. Ik heb het dan over ontscholing, zoals dat wordt genoemd; dat er gewoon te weinig les wordt gegeven. Dat is de grootste klacht onder hbo-studenten, zoals blijkt uit het onderzoek van de LSVb. Sommige mensen zeggen dat je net zo goed in de bibliotheek kunt gaan zitten, want daar leer je net zoveel als die paar uurtjes dat je nog wel in een klaslokaal zit. Dat er zo weinig les wordt gegeven, hangt samen met zowel het oude als het nieuwe bekostigingsmodel, want daar verandert niet zoveel in. Het zou prachtig zijn als kwaliteit veel meer wordt verwerkt in het bekostigingsmodel.

Mevrouw Besselink stelt voor om een niet-goed-geld-teruggarantie in te voeren, net als bij de NS. In dezelfde lijn lijkt het mij veel beter om te gaan naar een systeem waarbij wij de NS gewoon niet betalen wanneer de reiziger niet aankomt. Dat zou mijn idee zijn.

De heerAnker(ChristenUnie)

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik heb ook het een en ander tegemoet te zien, namelijk een notitie over internationalisering, waarin uitgebreid aandacht is voor studenten uit ontwikkelingslanden. Ik merk op dat de doelstelling van opbouw van het ontwikkelingsland wat mager naar voren komt in de brief die aan ons is gestuurd. Het gaat vooral om bestaande programma's waarbij studenten uit ontwikkelingslanden terecht kunnen. Kan hiervoor toch wat meer aandacht zijn?

De heer Van Dijk was ook blij met de toegezegde notitie over het terugdringen van de uitval. Ik heb in eerste termijn aandacht gevraagd voor de loopbaanoriëntatie. De vraag is nu: stel dat je rechten wilt studeren, waar zou je dat dan willen doen? De minister heeft in de notitie ook aangegeven dat de vraag waarom iemand eigenlijk rechten wil studeren, ook heel cruciaal is. Die voorfase zou daarin wat ons betreft moeten terugkomen.

Ik zie uit naar de voortgangsrapportage over handicap en studie. Ik wens de minister het komende halfjaar alle succes toe, als hij draagvlak moet vinden voor deze strategische agenda, waarna deze eindelijk wordt vastgesteld.

De heerDibi(GroenLinks)

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor de toezeggingen, want wij moeten alles nog bespreken. Een belangrijk punt waarover ik zorgen heb, is de bachelor-masterstructuur. Bijna alle studenten, bijna alle universiteiten en heel veel werkgevers, van VNO/NCW, mkb tot aan Unilever, geven aan dat de bacheloropleiding geen volwaardige opleiding is voor de arbeidsmarkt. Welke maatregelen neemt de minister om dit te veranderen? Hoe staat de minister tegenover een mogelijke verlenging van de bachelor? Die vraag stel ik nu voor de derde keer en ik wil daar graag antwoord op krijgen. Hierover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat universiteiten, werkgevers en studen­ten de afgeronde bacheloropleiding onvoldoende vinden opleiden voor de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van uitbreiding van de bacheloropleiding met één jaar;

verzoekt de regering voorts, maatregelen te treffen om de aansluiting van de huidige bacheloropleiding tot de arbeidsmarkt te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (31 288).

De heerDibi(GroenLinks)

Het volgende punt is het bindend studieadvies. Ik wil daarover een motie indienen, omdat de Kamer in dezen gewoon een verantwoordelijkheid heeft. De minister heeft het vandaag vergeleken met een jaarlijks terugkerend functioneringsgesprek. Daar voel ik wel wat voor, zeker gelet op de schooluitval, het tekort aan contacturen en het tekort aan studiebegeleiding. Ik zie dit dus ook als een vorm van studiebegeleiding. Daar zijn wij een groot voorstander van.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister de mogelijkheden tot een bindend studieadvies wil verruimen;

overwegende dat dit niet aan de orde kan zijn zolang contacturen en studiebegeleiding onvoldoende zijn;

constaterende dat de minister het bindend studieadvies vergelijkt met een terugkerend functioneringsgesprek;

verzoekt de regering, af te zien van de verruiming van het bindend studieadvies en over te gaan tot een jaarlijks functioneringsgesprek met studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (31 288).

De heerDibi(GroenLinks)

Het is heel goed om studenten jaarlijks te confronteren met hun functioneren in het onderwijs. Daarom heb ik de motie ingediend. Tot slot wens ik de minister heel veel succes.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Voorzitter. Ik ben voor een groot deel blij met de antwoorden van de minister. In ieder geval is toegezegd dat de verlenging van de afbetalingstermijn van de baan is. Ik heb voorts begrepen dat het bindend advies ook van de baan is. Maar als dat betekent dat straks elke student functioneringsgesprekken moet gaan voeren, dan zie ik daar helemaal niets in. Ik zeg dit naar aanleiding van wat de heer Dibi zei.

Graduate schools worden niet ingevoerd. Ik zal daar dus nu ook geen motie over indienen. Ik heb in eerste termijn gevraagd naar de arbeidsrechtelijke consequenties van de invoering van een ander stelsel. Ik heb begrepen dat hierover nog een notitie naar de Kamer zal komen.

Heb ik goed begrepen dat de minister nog met een notitie zal komen waarin wordt ingegaan op de staffel, de wijze waarop de bijverdiensten worden verrekend – als je meer dan €15.000 verdient, dan wordt dat bij de studiefinanciering gedaan – en de voor- en nadelen van zo'n systeem? Ik heb in eerste termijn aangekondigd dat ik daar een motie over zou indienen, maar dat doe ik nu dus niet. Maar dan wil ik wel heel duidelijk horen of ik het goed heb begrepen. Wanneer kunnen wij die notitie verwachten? Mocht het antwoord negatief zijn, dan zal ik eventueel alsnog een motie indienen tijdens de behandeling van de begroting van OCW.

Ik ben blij dat de nota een leven lang leren inmiddels binnen is. De minister heeft naar aanleiding van mijn vraag gezegd dat mensen die in een werkende situatie verkeren, daarnaast ook kunnen studeren. Er zal worden bekeken of dit nog kan worden meegenomen.

Ik heb nog een duidelijke vraag gesteld over de bedrijven die kennismaken met het hbo door stages en duale trajecten. Stagiaires brengen nieuwe kennis en een frisse kijk op zaken in en zorgen dus voor innovatie. Ik heb gezegd dat dit helemaal niet terug te vinden is in het plan van de minister. Ik vraag hij om daar nog even naar te kijken en mij daarop een antwoord te geven.

Ik heb voorts begrepen dat er nog een notitie over internationalisering komt. Ik heb al gezegd dat ik een bedrag van 5 mln. vrij laag vind met het oog op de doelen die wij daarmee willen bereiken. Kan de minister daar nader op ingaan?

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. Kennelijk heb ik een ongelimiteerde spreektijd. Dat is prachtig, maar ik zal daar geen misbruik van maken. Ik dank de minister voor de beantwoording. De oplossingen moeten nog komen. Er zijn diverse notities toegezegd en er loopt nog overleg.

Ik wil mij concentreren op het meer formele punt. De heer Zijlstra heeft een motie ingediend met als strekking dat het van geen kant deugt en dat wij eigenlijk om de wettelijke vereisten van een nieuw HOOP en de artikelen 2.3 en 2.4 van de WHW heen lopen. Daar heeft hij een oordeel aan verbonden dat ik niet overneem, maar wij zijn er wel aan gehouden om scherp te krijgen wat wij nu vaststellen en wat er nog loopt. Ik heb van de minister begrepen dat hij, gehoord dit debat, de agenda zal voorleggen aan alle betrokkenen, dat de termijn van zes maanden gaat lopen en dat hij daarna terugkomt met het definitieve voorstel, waarover de Kamer dan te beslissen heeft. Dat geldt zeker voor wetswijzigingen die nodig zijn. Ik heb het nog even nageslagen, want ik vroeg mij af of ik iets over het hoofd had gezien. Nee, er staat een uitdrukkelijke paragraaf in over de implicaties voor de bekostiging, de studiefinanciering, de medezeggenschap en misschien nog een ander punt. Voor drie thema's die majeur in dit overleg aan de orde waren, is dus wetswij­ziging nodig. Alle andere dingen die erin staan, waren door de wetgever al automatisch aan de autonomie van de instellingen overgeleverd. Zo moeten wij het helder stellen, want anders blijft het een beetje hangen. Het zou een schaduw over dit debat zijn, alsof wij te makkelijk om onze eigen wetgeving heen zouden lopen. Dat doen wij dus niet. Ik vraag de heer Zijlstra dus ook om in dit opzicht even na te denken over zijn motie.

De voorzitter:

Het zal duidelijk dat ook wij als commissiebureau dit punt nog even zullen evalueren, want wij moeten ons werk op en top netjes doen. De heer Zijlstra inspireert ons daartoe.

Ik geef nu het woord aan de minister voor de beantwoording in tweede termijn en tevens voor het oordeel van de regering over de moties.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Om met dat laatste te beginnen: wetswijzigingen die in de nota zijn voorgenomen, zullen de Kamer natuurlijk sowieso bereiken. Dat is nogal wiedes, maar wat het vaststellen van het plan als zodanig betreft: in eerste termijn heb ik gezegd dat de heer Zijlstra in die zin gelijk heeft dat dit het concept is dat over zes maanden zal worden vastgesteld, nadat daar advies over is gegeven. Ik denk dat wij allen enigszins verrast zijn door het late inzicht dat op dit punt in uw commissie is ontstaan, maar beter laat dan nooit. Ik denk dus dat de heer Zijlstra dat terecht heeft gesignaleerd.

Ik licht eerst een meer algemeen punt uit de bijdrage van de heer Van Dijk eruit: dit is inderdaad een strategische agenda. Ik vind het dus helemaal niet vervelend om toe te zeggen dat wij op een aantal punten zullen terugkomen. Wij gaan vier jaar regeren. Dit is de agenda voor de komende vier jaar. Wij gaan niet alles in het eerste halfjaar oplossen. Er zijn kwesties waarop wij uitgebreid terugkomen met de Kamer. In die zin heb ik van harte kunnen toezeggen dat ik zal terugkomen op een aantal punten waarop de heer Van Dijk nader wil terugkomen. Dat was overigens al mijn bedoeling; dat lijkt mij dus prima.

Gelet op de tijd, zal ik mij vooral op de moties richten. Ik heb toegezegd dat ik terugkom op de masters. Ik ontraad dus de aanneming van de motie die daarop vooruitloopt.

Mevrouw Leijten zei dat de SP kritisch is geweest over de bamastructuur. De SP is ook kritisch geweest over de meeneembare studiefinanciering en eigenlijk over zo'n beetje alles. "Stem tegen, stem SP" is dus toch weer het motto. Dat stelt mij toch enigszins teleur, want in lokaal bestuur zie ik andere opstellingen van de SP. Ik vind het jammer, want ik denk dat er op veel punten overlappen in uitgangspunten zouden moeten zijn, maar het is eigenlijk nooit goed of het deugt niet.

Ik ben zelf (slapend) lid van de KNAW. Ik heb dat orgaan hoog, maar ik kan net zo goed meteen zeggen, dat ik niet voor de gedragscode ben die de KNAW voorstelt. Ik vind het echt onnodige bureaucratie om voor te schrijven dat bij alle onderzoeksopdrachten een uniforme verklaring moet worden getekend. Met alle waardering die ik altijd voor de KNAW heb, vind ik dat de KNAW in dat rapport niet aannemelijk heeft kunnen maken dat het niet een enkel incident is, maar een zodanig majeur beleidsprobleem dat daarvoor een heel nieuw registratie- en beoordelingssysteem moet worden opgezet. Het beeld dat wordt geschetst dat universiteiten door afnemende financiering gedwongen zijn om de markt op te gaan en daardoor in integriteitsconflicten komen, doet geen recht aan de werkelijkheid. De eerste geldstroom is over de jaren gelijk gebleven en neemt onder dit kabinet weer toe. Er zijn ook gedragscodes, bijvoorbeeld van de samenwerkende Nederlandse universiteiten, en daarnaast zijn er nog het gezonde verstand en de professionaliteit van de wetenschapper. Ik ben er dus niet voor, mede in het kader van het voorkomen en terugdringen van onnodige regels en bureaucratie, om een heel nieuwe verklaringensysteem in het leven te roepen. Ik dacht: wij kunnen het wel blijven uitstellen, maar ik kan de Kamer net zo goed nu meteen duidelijkheid bieden op dat punt.

In haar motie op stuk nr. 3 stelt mevrouw Leijten dat de eerste geldstroom niet verder mag worden verlaagd. Echter, de eerste geldstroom wordt in de voorstellen die ter tafel liggen niet verlaagd, maar juist verhoogd. Er komt veel extra geld bij voor de wetenschap. Aanvaarding van de motie moet ik dan ook ontraden.

De derde motie van mevrouw Leijten is prematuur. Er komt in 2008 een voorstel bij het wetsvoorstel over de bekostiging. Vandaar dat ik aanvaarding van de motie op stuk nr. 4 eveneens ontraad.

De heer Van Dijk heeft mij gevraagd om iets specifieker te zijn over de investeringen in de basiskwaliteit van het onderwijs. Dat herinnert mij eraan dat ik in de eerste termijn heb verzuimd om in te gaan op zijn vragen over de kwaliteitseis in de onderwijsopslag, de vaste voet. Ik kan die omissie misschien nu goed maken. Ik heb aangegeven dat ik wil onderzoeken of het mogelijk is om de vaste voet afhankelijk te maken van kwaliteit. Ik heb dat niet onmiddellijk als voornemen opgeschreven, omdat ik toch beducht ben voor ofwel perverse effecten ofwel het in de categorie goed vallen van iedereen. Ik ben dus beducht dat wij iets genereren waarbij men nooit als slecht wordt beoordeeld, zodat er niets gebeurt.

De vraag is namelijk wat je precies gaat meten. Het meten van contacturen of zo wordt niet voorgesteld. Ga je client satisfaction meten, dus ga je meten of de studenten tevreden zijn, dan krijg je rare effecten, omdat studenten in sommige streken van het land bokkiger en dwarser zijn dan in andere streken. Ik zie verbaasde reacties, maar het is werkelijk zo. Het is enigszins cultuurgebonden. Je krijgt dan dat de universiteit van Lutjebroek door de studenten zeer wordt gewaardeerd en dat de studenten aan de universiteit van Tietjerksteradeel heel kritisch zijn en het nooit mooi vinden. Ik wil daarmee niet zeggen dat de studenten geen goed oordeel hebben, maar wel dat er systeemverschillen zijn tussen verschillende locaties. De studententevredenheid zou een slechte maat zijn voor de kwaliteit van het gebodene.

Als wij een belangrijk deel van de bekostiging van onze universiteiten afhankelijk maken van een kwaliteitstoets, dan moet die robuust en relevant zijn. Het moet bij die toets om iets gaan. Verder moet de kwaliteit zonder al te veel bureaucratie van jaar tot jaar opnieuw te beoordelen zijn. Je kunt alle instituten wel gaan reviewen in een systeem waarmee je twee jaar bezig bent, maar als je niet van jaar op jaar of van twee jaar op twee jaar kunt aanpassen, hebben wij er ook niets aan. Ik wil er graag van worden overtuigd dat het echt een kwaliteitstoets kan zijn. En als ik ervan overtuigd ben dat het zo is, ben ik er ook voor. Vandaar dat ik ervoor heb gekozen om het serieus te laten onderzoeken. De Onderwijsraad denkt dat het kan. Dat is in mijn ogen een zeer serieus te nemen lichaam. Ik wil het dus graag serieus overwegen en kom er daarna op terug.

In antwoord op de specifiekere vraag wat er aan de basiskwaliteit wordt gedaan, kan ik zeggen dat er 75 mln. wordt ingezet plus 20 mln., specifiek gericht op de groep van allochtonen. Het geld kan onder meer worden besteed aan begeleiding van studenten, aan contacturen voor de door de heer Van Dijk genoemde groepen, aan betere docenten en aan betere voorbereiding in mbo en vo op het hoger onderwijs. Er is nog veel meer over te zeggen, maar op dit gebied gebeurt al veel. Op de medezeggenschap komen we terug bij de bekostiging. Mijn opsomming van zonet geldt met nadruk ook voor docenten.

Mevrouw Joldersma lijkt de indruk te wekken dat ik geen waarde hecht aan valorisatie. In een ander overleg heb ik met collega Van der Hoeven voorstellen toegezegd om de ontdekker systematisch in de royalty's te laten delen. Dat is een grote stap, die door een minister van Onderwijs niet eerder is gezet. Het lijkt mij wel degelijk een prikkel voor mensen om mogelijkheden tot valorisatie op te pakken en patenten aan te vragen. Het maakt volgens mij niet veel uit als dit in de wet als derde taak voor universiteiten wordt opgenomen. Of je instellingen op valorisatie moet beoordelen, vraag ik me af, omdat sommige universiteiten nu eenmaal meer fundamenteel onderzoek doen dan universiteiten die vanwege hun aard meer op valorisatie zijn gericht, zoals de landbouwuniversiteit of de technische universiteiten. Met een dergelijk beoordelingscriterium zou je dus een onzuiverheid introduceren.

Zoals gezegd, ik ben niet alleen maar voor excellentie. Voor mij is het een kwestie van en-en. Laat ik het mooiste wat de Nederlandse wetenschap heeft voortgebracht als voorbeeld nemen: de school van natuurkundigen van de Universiteit Leiden van een eeuw geleden. Alle analyses wijzen erop dat het succes aldaar voor een groot deel was te herleiden tot de hogere burgerschool, die ten tijde van Thorbecke was ingesteld. De gegoede mensen gingen naar het gymnasium en werden jurist of arts, de mensen die van huis uit niets anders hadden meegekregen dan hun hersens, gingen naar de hogere burgerschool en introduceerden daar een traditie van excellentie. Dit is een mooi voorbeeld van de wijze waarop de versterking van de middengroep in feite leidde tot excellentie aan de top. Ik zie dus helemaal geen tegenstelling.

De discussie over de kleine dynamisering hebben we eerder gehad. Ik denk dat mijn brief recht doet aan wat ik beoog. Ik weet dat dit niet is wat mevrouw Joldersma beoogt, maar het geld is in dat kader ooit aan de universiteiten toegezegd op basis van de verdeelsleutel van de tweede geldstroom. Nu wordt dat geld eruit genomen en opnieuw toegekend via de tweede geldstroom, op basis van de manier waarop het destijds was toegekend. Inderdaad zullen de instellingen die destijds goed scoorden, opnieuw hun best moeten doen om hetzelfde terug te krijgen. Als we dit anders zouden doen, zouden we namelijk geld afnemen van de universiteiten die het destijds niet hebben gehad. Het is een zero-sumgame: je kunt niet aan allebei recht doen.

Ik beschouw de motie als ondersteuning van mijn beleid en laat het oordeel dus aan de Kamer. Wat werd gezegd over het NWO wil ik niet onbesproken laten. Inderdaad gaan we het NWO evalueren, maar ik herken niet dat daar niet goed op basis van kwaliteit zou worden gehonoreerd. Deze instelling heeft op dat punt echt een goede traditie.

Over de motie van de heer Zijlstra heb ik het al gehad. Het element in de considerans dat het niet juist is, ontraad ik. Verder heb ik het gevoel dat ik de kwestie van de aanvullende post vaker heb gezien. Voor alle begrotingshoofdstukken geldt, zoals bekend, dat het geld voor het komende jaar door de minister van Financiën is overgemaakt naar de diverse ministeries en het geld voor de opbouw in de jaren erna systematisch op de aanvullende post blijft staan. Dat betekent niet dat het allemaal niet doorgaat; het betekent in formele zin dat er nog geen verplichtingen mogen worden aangegaan. Alles wat na volgend jaar wordt geprojecteerd, is daarom indicatief en onder voorbehoud van besluiten over de volgende begroting.

Over het opheffen van het ministerie van LNV adviseer ik negatief. Ik heb dat niet als serieus voorstel ervaren. Het groene onderwijs is in goede handen bij mijn collega Verburg. Waar nodig stemmen wij beleid af. Ik realiseer mij dat sprake is van een enigszins historisch gegroeide situatie, maar landbouw is in Nederland veruit de belangrijkste sector in de economie.

Ik blijf weerspreken dat de basisbeurs en het collegegeld gelijk zijn, al was het maar omdat een derde van de mensen die collegegeld betalen, geen beurs heeft.

Bij motie wordt gesteld dat het stelsel van kwaliteitseisen als uitgangspunt voor het hele stelsel moet dienen. Daarvoor geldt wat ik net heb gezegd, zelfs voor die vaste voet. Het gaat mij veel te hard om dat op die manier vast te stellen. Ik begrijp de zorg over de outputsturing en de perverse effecten daarvan. De hele bekostiging baseren op kwaliteit, zonder rekening te houden met studentenaantallen en diploma's vind ik echter niet realistisch.

Over eindexamens in het hoger onderwijs is gesproken.

De heerZijlstra(VVD)

Twee vragen zijn niet beantwoord, over de accreditatie en de promovendi.

De voorzitter:

Gelijke monniken, gelijke kappen. Ik moet nu ook de vraag van mevrouw Leijten toestaan.

MevrouwLeijten(SP)

De minister laat geen gelegenheid voorbij gaan om te zeggen dat de SP altijd overal tegen is. Ik merk op dat de minister tegen al mijn moties is en ik vraag hem om een reactie op het onderzoek dat ik heb gedaan. Daar staan juist voorstellen in.

MinisterPlasterk

Dat onderzoek heb ik net van u gekregen. U kunt mij niet kwalijk nemen dat ik daar nu nog geen reactie op geef. Ik wil het echter met alle plezier lezen.

MevrouwLeijten(SP)

U had kunnen aangeven dat u daar nog op zou terugkomen. Ik heb ook vragen gesteld naar aanleiding van dat rapport in mijn betoog. Daar hebt u ook niet op gereageerd.

MinisterPlasterk

Ik zeg toe het te lezen. Meer kan ik niet doen. Ik heb het net gekregen.

De heer Zijlstra heeft gelijk op het punt van de accreditatie. De Kamer krijgt in januari het voorstel voor toekomstig accreditatiebeleid.

Wat was de vraag over de promovendi?

De heerZijlstra(VVD)

Het gaat om verbetering van hun positie op de arbeidsmarkt buiten de wetenschappelijke sector.

MinisterPlasterk

Ja. Ik onderschrijf niet helemaal uw stelling. U zegt dat u als werkgever de ervaring hebt gehad van: wat moet je met zo'n promotie? Er zijn echter sectoren waarin men werkelijk niet bij het bedrijfsleven hoeft aan te kloppen als men niet gepromoveerd is. In de farmaceutische industrie wordt onderzoekservaring bijvoorbeeld op prijs gesteld en wordt de voorkeur gegeven aan promovendi. Ik heb nooit problemen gezien met de instroom van mensen daarin. In het algemeen is het wel de vraag of het aan de minister van OCW is om de markt ervan te overtuigen dat promotie een meerwaarde heeft. Uiteindelijk hebben mensen hierin zelf de verantwoordelijkheid. Zij hebben een keuzemoment na de bachelorfase, maar ook na de masterfase. Ik heb wel eens grappend gezegd dat iemand wel heel veel fantasie moet hebben om geen aio te worden. Mensen blijven in hun stageplaats hangen en stromen een aio-plaats in. Ik vind dat onwenselijk. Ik vind het goed dat mensen zich afvragen: verbeter ik mijzelf door zo'n traject in te gaan? Daar moet de eerste keuze liggen. Ik moet geen beleid voeren om de arbeidsmarkt voor doctoren aantrekkelijker te maken. Ik kan dat ook niet; ik heb geen invloed daarop.

Mevrouw Besselink heeft een motie ingediend over de terugwerkende kracht van de terugbetaling, die mij uitvoerbaar lijkt. Ik laat het oordeel over de motie derhalve graag aan de Kamer. De tweede motie over de niet-goed-geld-teruggarantie loopt grotendeels parallel met wat ik heb toegezegd. Het lijkt mij prima om dat te onderstrepen. De joint degrees komen terug bij het wetsvoorstel over de bekostiging.

De heer Dibi heeft een motie ingediend tegen de verlenging van de afbetalingsregeling.

De heerDibi(GroenLinks)

Neen, de motie gaat over het onderzoeken van een mogelijke verlenging van de bachelor met een jaar en het verbeteren van de driejarige bachelor, en daarnaast over een jaarlijks terugkerend functioneringsgesprek.

MinisterPlasterk

De aanname van de eerste motie raad ik echt af. Het is een ongedekte motie met een gigantisch kostenplaatje.

De heerDibi(GroenLinks)

De minister raadt aanname van deze motie dus af uit financiële overwegingen?

MinisterPlasterk

Als ik onbeperkt geld had, zou ik er nog opnieuw over kunnen nadenken. Als je alle driejarige studies tot vierjarige gaat maken, moet je er een derde deel bij optellen. Met alle respect, maar dat vind ik niet verantwoord. De minister van Financiën zou dat ook niet accepteren.

De heerDibi(GroenLinks)

Welke maatregelen wil de minister treffen voor het verbeteren van de driejarige bachelor?

MinisterPlasterk

Daar heb ik al over gesproken in reactie op het betoog van de heer Van Dijk. Er is in de praktijk een behoorlijk budget, waar ik ook voor ben.

Ik zou het bindend studieadvies nu niet absoluut willen afwijzen. Ik zou dat ook niet elegant vinden. De universiteiten hebben tegen mij gezegd dat er specifieke uitzonderingssituaties zijn. Ik heb net ook geprobeerd om dat aan te geven. Het gaat werkelijk niet om een student die moeite heeft om het tweede of het derde jaar te halen, maar om mensen die ook een beetje tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen. Ik wil dat gesprek wel aangaan. Ik rapporteer dan aan de Kamer terug. Er gebeurt niets voordat de Kamer ervan heeft gehoord. Ik wil dan toch vragen om dan niet nu bij motie al te zeggen dat het nooit kan, maar om het even af te wachten. Ik denk dat de intentie waarmee ik het gesprek inga, dezelfde is als de intentie van de motie. Dan kan de Kamer zich op een later tijdstip al dan niet door mij laten overtuigen dat het de moeite waard is om ruimte te creëren voor een uitzonderingscategorie.

Mevrouw Koşer Kaya heeft mijn toezeggingen samengevat, maar de juiste samenvatting van een van die toezeggingen is dat ik terugkom op de bijverdiengrens en dan zal reageren op haar voorstel.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Maakt de minister dan ook een vergelijking tussen mijn voorstel en het andere voorstel?

MinisterPlasterk

Ja.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Geweldig.

MinisterPlasterk

Daarnaast heb ik niet gezegd dat graduate schools niet worden ingevoerd. Ik heb een en andermaal geprobeerd om te zeggen dat de discussie die je ook nog zou kunnen voeren over bursalen versus aio's in loondienst, hoe dan ook losstaat van het organisatorisch invoeren van een graduate school zoals ik heb beschreven. Die toezegging wil ik dus ook weerspreken. Ik heb dat niet zo bedoeld. Als dat leidt tot moties van mevrouw Koşer Kaya dan zij dat zo, maar dit kan ik niet toezeggen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik denk dat hier een misverstand bestaat. Het gaat mij er niet om dat de minister hier geen verdere stappen in zet. Het gaat mij erom dat je verzekeringsrechtelijke problemen hebt op het moment dat je de graduate schools opzet en dus de relatie werknemer-werkgever weglaat. Als de minister in de notitie waarmee hij nog komt, daarop uitgebreid ingaat en kan aangeven wat de voor- en nadelen zijn, ben ik blij en zal hij van mij geen motie krijgen. Althans, nu nog niet.

MinisterPlasterk

Ik probeer de synaps te raken in de zin van waar dat "dus" hem in zit, dat de graduate schools "dus" leiden tot een bursaal. Ik weerspreek dat het woord "dus" terecht is. Het een volgt niet uit het ander.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

Ik wil geen woordspelletjes spelen. Het woord "dus" kan ook worden weggelaten. Het gaat mij erom dat er geen verzekeringsrechtelijke problemen ontstaan op het moment dat dit systeem wordt ingevoerd. Het is namelijk wel een nadeel daarin. Als de minister dat kan meenemen...

MinisterPlasterk

Neen, niet "daarin". "Daarin" impliceert weer dat het een het ander met zich meebrengt. Ik ben het natuurlijk met mevrouw Koşer Kaya eens dat een bursaal een nadeel heeft ten opzichte van iemand in loondienst en dat dit een kwestie is. Wij moeten daar ook op terugkomen. Het heeft echter niets te maken met het graduate school-programma. U zegt dat mijn toezegging over het verlengen van de afbetalingsregeling van de baan is, maar dat vind ik net iets te hard uitgedrukt. Ik heb u toegezegd met de studentenorganisaties in gesprek te zullen gaan om te vragen of ik het werkelijk goed heb begrepen dat zij het niet wensen. Ik denk dat de voordelen van het over een langere periode afbetalen wel eens zouden kunnen opwegen tegen de nadelen voor de enkeling die de schuld liever na vijftien jaar kwijtgescholden wil hebben. Ik heb gezegd dat ik bereid ben om serieus naar de studenten te luisteren en er dan bij u op terug te zullen komen. Juist omdat ik een zekere verbazing heb over de opzegging door de studentenorganisaties, vind ik het onzin om nu te zeggen dat ik heb toegezegd om een en ander niet te doen.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

U hebt gezegd dat het van de baan gaat als de studenten het niet wenselijk achten.

MinisterPlasterk

Ja.

De voorzitter:

Na deze intensieve middag hebben wij een groot aantal toezeggingen van de minister gekregen, die ik nu zal voorlezen.

  • - De Kamer krijgt een zevental notities ter uitwerking van de strategische agenda, zo mogelijk in het vroege voorjaar, maar uiterlijk voor de zomer. Deze notities gaan over: internationalisering in het hoger onderwijs; accreditatie; de toekomst van de masters; de bijverdienregeling in de studiefinanciering; het bindend studieadvies; de terugkoppeling van de plannen inzake het terugdringen van de uitval van de studenten; de aanwending van de extra middelen voor de allochtone studenten in het hoger onderwijs.

  • - De minister stuurt de Kamer een standpunt over de afbetalingssystematiek van de studiefinanciering, na overleg met de studentenorganisaties.

  • - De minister rapporteert aan de Kamer over het overleg met de VSNU inzake de arbeidspositie van bursalen, aio's en oio's.

  • - De minister stuurt de Kamer een brief over de vormgeving van de graduate schools.

  • - De Kamer ontvangt eind 2008 een voortgangsrapportage inzake het onderwerp handicap en studie.

MevrouwKoşer Kaya(D66)

U bent een punt vergeten. Er komt nog een brief met uitleg over levenslang leren.

De voorzitter:

Neen, dat onderwerp gaan wij binnenkort bespreken met de staatssecretaris van OCW en de staatssecretaris van SZW. In dat overleg kunt u aanvullende wensen op tafel leggen.

Sluiting 18.13 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill'ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Van Gent (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven