Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2011
Tijdens het algemeen overleg van 15 februari jl. over het inspectieonderzoek bij Hogeschool Inholland heb ik u toegezegd schriftelijk
aan te geven op welke wijze de studentbetrokkenheid bij het onderzoek naar alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs
is gewaarborgd.
Om te beginnen zijn (klachten van) studenten feitelijk de aanleiding voor het onderzoek bij Inholland geweest. Uit de tussenrapportage
van de inspectie in oktober 2010 blijkt dat van de op dat moment bekende bruikbare signalen meer dan 90 procent afkomstig
was van studenten. Als signaalgevers zich rechtstreeks melden bij de inspectie vindt er telefonisch contact plaats. Personen,
ook studenten, kunnen signalen nog steeds melden bij de inspectie.
De focus van het lopende inspectieonderzoek bij Inholland ligt op naleving van wet- en regelgeving en (borging van) het eindniveau,
onder meer wat betreft het functioneren van examencommissies, kwaliteit van de examinatoren en kwaliteit van toetsing en examinering.
Dit zijn cruciale voorwaarden die waarborgen dat studenten met een goed, waardevol hbo-diploma bij Inholland afstuderen.
Studentbetrokkenheid bij het bij deze doelstelling behorende verbeterplan loopt via de medezeggenschapsraden en/of opleidingcommissies.
De inspectie vergewist zich ervan dat het verbeterplan de noodzakelijke scherpte heeft en checkt daarbij expliciet de bevindingen
van de genoemde studentgeledingen in de relevante medezeggenschapsraden. Dat is ten behoeve van het tussenbericht van januari
2011 gebeurd en dat zal ook gebeuren in het kader van het eindrapport dat in april 2011 zal verschijnen.
Tenslotte spreekt het natuurlijk voor zich dat daar waar ik maatregelen zal voorstellen om mogelijke lacunes in het stelsel
van «checks and balances» te adresseren ik daarover met belanghebbenden, waaronder studentenvertegenwoordigers, zal spreken.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra