Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2011
In uw brief van 20 januari 2011 (kenmerk 2011D02636) verzoekt u mij de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te informeren over een aantal aspecten van het inspectieonderzoek
naar Stenden Hogeschool. Hieronder ga ik nader op die aspecten in.
De aard en de aanleiding van het onderzoek van de inspectie.
De inspectie is eind 2008 verzocht onderzoek te starten om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop instellingen in het
hoger onderwijs onderwijsactiviteiten verzorgen in het buitenland. Het verzoek richtte zich op een drietal instellingen voor
hoger onderwijs. De focus lag op de volgende aspecten:
– de herkomst van de ingezette middelen (publiek dan wel privaat);
– de vraag of de activiteiten wel of niet in strijd zijn met vigerende wet- en regelgeving en de notities helderheid;
– de rol van het College van Bestuur wat betreft besluitvorming en sturing;
– de wijze waarop het bestuur zich verantwoordt aan de Raad van Toezicht;
– de rol van de Raad van Toezicht.
Na de eerste verkenning bleek dat bij twee van de drie instellingen geen sprake was van relevante internationale onderwijsactiviteiten.
Het onderzoek loopt daarom alleen nog bij Stenden Hogeschool (voorheen de Christelijke Hogeschool Nederland).
De mogelijke bevindingen uit het onderzoek.
Op dit moment wordt in het onderzoek een verificatie uitgevoerd van de door Stenden Hogeschool verstrekte informatie. Over
de bevindingen kunnen gedurende het onderzoek geen mededelingen worden gedaan.
De redenen waarom het inspectieonderzoek al geruime tijd loopt en de termijn waarop de rapportage van de inspectie beschikbaar
is.
Na de verkenning bestond medio 2009 behoefte aan nadere definiëring van de onderzoeksvraag. Uiteindelijk is begin 2010 ervoor
gekozen om het onderzoek vooral te richten op de vraag of publieke middelen worden gebruikt om deze private activiteiten te
financieren.
Tijdens het onderzoek ontving de inspectie eind 2010 signalen over Stenden Hogeschool, die onder meer betrekking hebben op
het onderwerp van het lopende onderzoek. Deze aspecten zijn aan het onderzoek toegevoegd. Enkele andere aspecten uit de signalen
worden nader bestudeerd en indien nodig wordt hiervoor een apart onderzoek ingesteld. De rapportage van het lopende onderzoek
wordt verwacht in mei 2011. Het inspectierapport zal de Kamer worden toegezonden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra