31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1112 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2024

Instellingen in het hoger onderwijs hanteren in de praktijk verschillende momenten als datum voor het behalen van het diploma. Het gevolg hiervan is dat van twee studenten van wie het lijkt dat ze tegelijkertijd afstuderen aan verschillende hogescholen of universiteiten, de ene student een OV-boete op de mat kan vinden en de ander niet, of de ene student collegegeldrestitutie ontvangt en de ander niet.

De Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van Nederland (UNL) kennen dit probleem. Daarom heb ik hen gevraagd of zij met een werkbaar voorstel kunnen komen. Tijdens de plenaire behandeling van de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 op 19 oktober 2022 heb ik uw Kamer het volgende toegezegd (TZ202210-138): als VH en UNL niet met een gedragen voorstel zouden komen, zal ik zelf een beslissing nemen over het uniformeren van de werkwijzen bij hogeronderwijsinstellingen bij het bepalen van het moment waarop de student geslaagd is voor de betreffende opleiding («diplomadatum»).

Zowel tussen hogescholen onderling als onder universiteiten verschilt de werkwijze. De Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van Nederland (UNL) hebben hun verkenning naar de mogelijkheden om de diplomadatum te harmoniseren afgerond. Instellingen melden dat er verschillende werkwijzen zijn met zowel voor- als nadelen, maar dat er geen werkwijze is die altijd beter is voor de student. Daarom zien zij graag dat de huidige ruimte, die momenteel in de wet- en regelgeving bestaat, blijft.

Zoals ik tijdens het debat heb aangegeven hecht ik aan heldere regelgeving en de gelijke behandeling van studenten. Ik heb daarom besloten om de huidige regelgeving aan te passen.

Ik heb drie varianten tegen elkaar afgewogen en besproken met de studentenorganisaties (zie bijlage 1). Deze varianten kennen een verschillend moment in de tijd dat als «diplomadatum» wordt beschouwd, te weten:

  • de datum van de laatste onderwijsverplichting;

  • het moment waarop het resultaat van de laatste onderwijsverplichting bekend is;

  • het moment waarop de examencommissie vaststelt dat een student heeft voldaan aan de eisen voor het diploma.

Deze varianten zijn beoordeeld op meerdere aspecten die vanuit het perspectief van de student van belang zijn, zoals de herkenbaarheid van de datum, de impact op het collegegeld, studiefinanciering en doorstroom. Op basis van de afweging zal ik voor de diplomadatum het moment hanteren waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat de student het examen met succes heeft afgerond. Deze variant biedt studenten de meeste duidelijkheid.

Uit de gesprekken met de studentenorganisaties, waarin zowel de voor- als nadelen van de verschillende varianten zijn doorgenomen, komt naar voren dat zij gebaat zijn bij duidelijkheid, voor hun studie, tijdens hun studie en bij de afronding van hun studie. Van duidelijkheid is minder sprake als een student geen heldere inschatting kan maken van het moment waarop de instelling aangeeft dat de opleiding is afgerond en vervolgens de inschrijving wordt beëindigd. De studentenorganisaties kunnen zich vinden in het besluit en benadrukken het belang van gelijke behandeling van de student en duidelijkheid van wet- en regelgeving. Tevens onderstrepen zij het belang van heldere communicatie rondom het proces van afstuderen als onderdeel van de gehele studiereis.

Zoals hierboven is aangegeven wil ik dat de hogeronderwijsinstellingen op termijn allemaal uitgaan van het moment waarop de examencommissie vaststelt dat de opleiding is afgerond. Om er voor te zorgen dat studenten niet onnodig lang ingeschreven staan, zullen instellingen hun werkwijzen moeten aanpassen.

Overigens zal de student ook na de implementatie van dit besluit nog zelf het verzoek tot uitschrijving moeten doen: studenten hebben immers ook het recht om vakken van een andere opleiding te volgen. Heldere communicatie vanuit de instellingen en door DUO blijven gedurende het afstudeerproces van groot belang.

In het voorjaar ga ik met VH en UNL in overleg over bijbehorende tijdpad van implementatie. Voor het deel van de instellingen dat hun processen en planningen aan moet passen, betekent dit immers een niet geringe belasting. Ik streef naar een realistisch, maar tijdig moment van inwerkingtreding. Parallel aan de gesprekken met de VH en UNL wordt alvast gestart met de voorbereidingen voor een wijziging van de wet. Ik verwacht dat dit traject begin 2026 wordt afgerond. Zodra meer duidelijkheid is over de datum van inwerkingtreding zal ik uw Kamer hierover informeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

BIJLAGE 1: ANALYSE VAN DE VARIANTEN

In onderstaand schema worden drie mogelijke momenten die tijdens het afstudeerproces als diplomadatum gebruikt kunnen worden, met elkaar vergeleken op meerdere aspecten.

Bij deze varianten worden de volgende momenten als diplomadatum beschouwd:

  • het moment van de laatste onderwijsverplichting;

  • het moment waarop het resultaat van de laatste onderwijsverplichting bekend is;

  • het moment waarop de examencommissie vaststelt dat een student voldaan heeft aan de eisen voor het diploma.

Ongeacht de keuze voor een van deze alternatieven verbetert de rechtszekerheid van de student met het harmoniseren van de diplomadatum. Bij alle instellingen wordt dezelfde datum gehanteerd en alle studenten worden in het gelijke geval, gelijk behandeld.

Deze drie alternatieven hebben elk verschillende voor- en nadelen en zijn daarom beoordeeld op meerdere aspecten. In tabel 1 staat de uitwerking van de voor- en nadelen per variant.

Tabel 1. Analyse van de varianten
 

Varianten:

Variant A:

Datum laatste onderwijsverplich-ting

Variant B:

Datum verwerking beoordeling laatste onderwijsverplichting

Variant C (Voorkeur):

Datum besluit examencommissie

Kenbaarheid datum afstuderen voor student

 

Kenbaarheid datum niet vanzelfsprekend.

Kenbaarheid datum in het geheel niet vanzelfsprekend.

Kenbaarheid datum is mogelijk.

Collegegeld1

Studeert door (student blijft ingeschreven in NL ho)

Geen impact

Geen impact

Geen impact

Klaar met studie

Mogelijk collegegeldrestitutie

Mogelijk collegegeldrestitutie

Langere inschrijfperiode, meer collegegeld (alleen in periode sept-jun)

Studiefinanciering1

Heeft nog rechten

Mogelijk terugvordering studiefinanciering, mogelijk OV-boete

Mogelijk terugvordering studiefinanciering, mogelijk OV-boete

Beperkte kans op ov-boetes.

Rechten zijn verbruikt

Geen terugvordering studiefinanciering, geen OV-boete.

Geen terugvordering studiefinanciering,

geen OV-boete.

Geen terugvordering studiefinanciering, geen OV-boete.

Doorstroom

Binnen instelling

Geen impact

Geen impact

Beperkte impact mits besluit uiterlijk 30 sept bekend is in verband met inschrijving vervolgopleiding

Buiten instelling

Beperkte impact mits besluit uiterlijk 30 sept bekend is en doorgegeven aan DUO

Beperkte impact mits besluit uiterlijk 30 sept bekend is en doorgegeven aan DUO

Beperkte impact mits besluit uiterlijk 30 sept bekend is en doorgegeven aan DUO

Inhoudelijk consistent

 

Feitelijk is er sprake van het antedateren van diploma. Werkzaamheden als het beoordelen van tentamens, controles, uitreiking worden na de diplomadatum nog uitgevoerd.

Feitelijk is er sprake van het antedateren van diploma.

Werkzaamheden als controles, uitreiking diploma worden na de diplomadatum nog uitgevoerd.

Alle werkzaamheden, met uitzondering van uitreiking diploma, door de instelling zijn afgerond op het moment dat het diploma is behaald.

Verschil met werkwijze mbo

 

Wijkt af

Wijkt af

Zelfde werkwijze

X Noot
1

Collegegeldrestitutie en het einde van de studiefinanciering wordt bepaald door de datum van uitschrijving, niet de diplomadatum.

Naar boven