31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1095 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2023

Eind vorig jaar heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de ophoging van de structurele financiering van de ambtsopleidingen die verbonden zijn aan de Vrije Universiteit (VU) en de bijbehorende afspraken die ik daarover met de VU heb gemaakt.1 Tijdens het tweeminutendebat dat hierover plaatsvond op 22 juni jl., hebben de leden Peters (CDA) en Van der Graaf (CU) een motie ingediend, die naderhand is gewijzigd.2 De gewijzigde motie verzoekt de regering om samen met de VU en de ambtsopleidingen tot afspraken te komen welk deel van het budget de nieuw toegetreden seminaria mogen meenemen indien ze zich verbinden aan een andere universiteit en de Tweede Kamer hierover te informeren voor de begrotingsbehandeling. Tevens verzoekt de motie de samenwerkingsafspraken tussen de VU en de ambtsopleidingen gelijktijdig mee te sturen. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie, zoals recent ook verzocht door uw vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief in november 2022, was de structurele ophoging van de lumpsum voor de ambtsopleidingen aan de VU bedoeld om de samenwerking tussen de seminaria en de VU succesvol voort te zetten en verder te kunnen blijven werken aan de beoogde doelen en afspraken uit 2017 wat betreft samenwerking, synergie en kwaliteitsborging. Ik heb aan de VU verzocht om de inzet van de middelen uit te werken in samenwerkingsafspraken samen met de negen seminaria en daarin onder andere op te nemen hoe de VU en seminaria omgaan met ambtsopleidingen die willen uittreden naar een andere universiteit. De VU en de negen aan haar verbonden seminaria zijn hier voortvarend mee aan de slag gegaan. Tussen zeven seminaria en de VU zijn de overeenkomsten gesloten, de resterende twee overeenkomsten bevinden zich in een vergevorderd stadium. De verwachting is dat deze binnenkort worden ondertekend.

Omdat de afspraken die zijn overeengekomen tussen de VU en de seminaria een interne aangelegenheid betreffen, vind ik het niet passend als Minister om deze overeenkomsten naar de Tweede Kamer te sturen, zoals ik ook reeds tijdens het tweeminutendebat in reactie op de motie heb aangegeven. Wel heb ik de VU gevraagd om een beschrijving te geven van de afspraken die zijn gemaakt tussen de VU en de negen seminaria, waaronder wat de financiële afspraken zijn wanneer een ambtsopleiding besluit uit te treden naar een andere universiteit. De VU heeft hier met bijgaande notitie (zie bijlage 1) invulling aangegeven. Ik vind het belangrijk daarbij te noemen dat deze notitie de instemming heeft van de rectoren van alle negen seminaria.

Samenwerkingsafspraken

De notitie geeft onder meer een beschrijving van de inrichting van het onderwijs van de ambtsopleidingen aan de VU en op welke wijze de kwaliteit van het onderwijs wordt geborgd. Daarnaast geeft de notitie inzicht in de samenwerkingsafspraken die zijn gemaakt over de verdeling van de middelen tussen de VU en de negen rectoren van de seminaria. Tussen de VU en ieder seminarium wordt een vierjarige overeenkomst gesloten, waarin wordt vastgelegd op welk deel van de lumpsum elk van de seminaria recht heeft. Hierbij zijn de VU en seminaria overeen gekomen om de middelen niet uit te drukken in euro’s, maar in een personeelsomvang in fte’s in verschillende academische rangen. De reden hiervoor is dat het voor de seminaria zo makkelijker is om een duurzaam personeelsbeleid te voeren.

Ook is in elk van de overeenkomsten tussen de VU en de seminaria een clausule opgenomen op welk deel van de financiering het seminarie recht heeft bij een eventueel vertrek naar een andere universiteit. Voor de seminaria die al voor 2016 waren verbonden aan de VU gaat het om het bedrag dat zij ontvingen voordat werd overgegaan op de lumpsumvoorziening, exclusief indexatie. Daarmee blijft de motie Van der Molen (CDA) en Tielen (VVD) uitgevoerd.3 Voor de twee ambtsopleidingen die daarna zijn toegetreden geldt dat overeen is gekomen dat zij bij vertrek van de VU recht hebben op het deel van de lumpsum dat hen op dat moment toekomt.

Ik ben verheugd dat de VU en zeven seminaria reeds tot goede afspraken zijn gekomen en dat de overeenkomsten met de laatste twee seminaria in de afrondende fase zijn. Ook vind ik het goed te lezen dat zowel de VU als alle negen seminaria de samenwerking positief ervaart.

Hiermee beschouw ik de motie van de leden Peters (CDA) en Van der Graaf (ChristenUnie) en het verzoek – met kenmerk 2023D39453 – van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als afgedaan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 990.

X Noot
2

Kamerstuk 31 288, nr. 1059.

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 768.

Naar boven