31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 108 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2010

In het algemeen overleg met uw Kamer op 15 april 2010 (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009–2010, 31 288, nr. 101) heb ik toegezegd in overleg te treden met onder andere de VSNU, de KNAW en de NWO over de uitwerking van de voorstellen van het advies «Samen slimmer». Deze toezegging betrof met name de openbaarmaking van beoordelingen en de financiering van de coördinatiekosten van de onderzoeksscholen.

Inmiddels heeft overleg met de genoemde organisaties plaatsgevonden. De hierin gemaakte afspraken zijn in een brief van 14 juni 2010 van de VSNU aan mij bevestigd. Een afschrift van deze brief treft u hierbij aan.1

In de brief, waarvan de inhoud is afgestemd met de KNAW en de NWO, wordt nog eens bevestigd dat verscheidenheid in de vorm van de promotieopleidingen goed en noodzakelijk is en dat interuniversitaire onderzoeksscholen en graduate schools heel goed naast elkaar kunnen bestaan. Ook wordt nogmaals benadrukt, zoals ook door mij in het algemeen overleg is bevestigd, dat de primaire verantwoordelijkheid voor de vormgeving en kwaliteitsbewaking bij de instellingen zelf ligt.

Wat de financiering van de coördinatiekosten van de onderzoeksscholen betreft wordt in de brief opgemerkt dat deze betrekkelijk gering zijn, maar dat deze niettemin beter kunnen worden verdeeld over de universiteiten. Bijvoorbeeld door penvoerderschappen evenwichtiger te spreiden en/of een contributiesysteem in te voeren. Voor dit laatste zal een werkgroep nadere voorstellen uitwerken op basis van een quick scan van bestaande financieringsarrangementen. Doel hiervan is om een voldoende financiële basis te bieden voor die onderzoeksscholen waarvan de meerwaarde vaststaat.

Wat betreft de invulling van het begrip «meerwaarde» wordt in de brief opgemerkt dat onderzoeksscholen meerwaarde hebben wanneer zij beschikken over een duidelijke visie op de ontwikkeling van het wetenschapsgebied, over een goed en samenhangend onderwijsprogramma, een adequate infrastructuur voor training en begeleiding van promovendi, een behoorlijke kritische massa wat aantallen promovendi betreft en over een goede en transparante organisatie.

Tot slot wordt in de brief ingegaan op de openbaarmaking van kwaliteitsoordelen in het kader van het Standaard Evaluatie Protocol (SEP). Onlangs heeft de KNAW besloten de ECOS-rapporten vanaf de erkenningsronde 2011 op haar website te publiceren. Verder is in VSNU-verband afgesproken om op de website van iedere universiteit één pagina in te richten waarop alle rapporten worden gepubliceerd inclusief de bestuurlijke hantering of follow-up die aan de rapporten wordt gegeven. Naar verwachting zal een en ander kort na de zomer definitief zijn ingericht.

Met de eerdere reactie van de VSNU, de KNAW en de NWO op het rapport «Samen slimmer» en de naar aanleiding van het algemeen overleg gemaakte afspraken, zoals vervat in bijgaande brief, meen ik dat er een goede basis is gelegd voor het voortbestaan van interuniversitaire onderzoeksscholen met een duidelijke meerwaarde. Ook de openbaarheid van kwaliteitsoordelen is met de afspraken goed gewaarborgd.

Ik merk hierbij tenslotte op dat ik verwacht dat de VSNU bij de vormgeving van de financiële basis, hetzij door een betere spreiding van penvoerderschappen, hetzij door het invoeren van een contributiesysteem, niet alleen de KNAW, de NWO en de onderzoeksscholen (SODOLA) betrekt, maar ook PNN.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven