31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1073 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2023

Hierbij stuur ik uw Kamer met kennisgeving van de Universiteit van Amsterdam (hierna: de UvA) een verslag van het gesprek dat ik op 7 september heb gevoerd met de heer Peter Paul Verbeek, rector van de UvA. Hiermee geef ik invulling aan mijn toezegging aan uw Kamer op 5 september om haar een terugkoppeling te geven van dit gesprek (Handelingen II 2022/23, nr. 105, mondelinge vragen van het lid Omtzigt). De aanleiding voor mijn gesprek was het bestaan van zogenoemde «benefits memo’s, zoals opgesteld in de aanloop naar een overeenkomst tussen de sectie Belastingrecht van de UvA (het Amsterdam Centre for Tax Law) en Netflix, voor het project «Designing the tax system for a Cashless, Platform-based and Technology-driven society» (het CPT-project).

In mijn gesprek heb ik benadrukt dat wetenschappelijke integriteit een groot goed is en altijd dient te worden geborgd. Het bestaan van dergelijke «benefits memo’s» wekt volgens mij de schijn van afhankelijkheid en belangenverstrengeling. Dit is schadelijk voor het vertrouwen in de wetenschappelijke integriteit van de sectie Belastingrecht, de UvA en het hele universiteitsbestel. Dat er niet alleen voor Netflix, maar ook voor advieskantoor EY en Italiaans advocatenkantoor Gatti Pavesi Bianchi Ludovici vergelijkbare «benefits memo’s» zijn opgesteld, laat volgens mij zien dat een cultuurverandering noodzakelijk is.

Ik heb de UvA verzocht om bij de interne evaluatie van de uitvoering van het CPT-project de vraag mee te nemen hoe het heeft kunnen gebeuren dat dit memo is opgesteld. Ook heb ik gevraagd of er nog meer sponsorcontracten bij deze vakgroep zijn die de aandacht behoeven. Daarnaast heb ik de UvA verzocht om de uitkomsten van de evaluatie in het kader van transparantie, en als voorbeeld voor andere universiteiten, openbaar te maken. Verder heb ik aangegeven dat ik wetenschappelijke integriteit en transparantie van financieringsbronnen wil bespreken tijdens het rectorenoverleg op 30 november.

De UvA heeft in het gesprek aangegeven dat zij de situatie zeer ernstig opneemt en de zorgen van mij en uw Kamer deelt. De UvA heeft benadrukt dat elke schijn van belangenverstrengeling als universiteit voorkomen dient te worden. De UvA vindt delen van het memo niet passend en distantieert zich daarvan. De UvA gaat haar Commissie Wetenschappelijke Integriteit verzoeken het memo te toetsen aan de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit.

Daarnaast heeft de UvA gemeld dat de betreffende memo’s dateren uit 2020 en dat bij de betreffende sectie in het kader van nevenwerkzaamheden in de periode daarna door drie verschillende commissies onderzoek is gedaan waarbij geen schendingen van wetenschappelijke integriteit zijn geconstateerd en dat de faculteit begin 2023 nieuw beleid heeft vastgesteld gericht op borging van integriteit. Naast het gebruikelijke toezicht op de wetenschappelijke integriteit bij het aangaan en uitvoeren van onderzoek zal de UvA een interne evaluatie laten uitvoeren naar de uitvoering van het betreffende project, mede in het licht van de NGWI. De UvA heeft aangegeven bij de evaluatie ook in te gaan op mijn vraag hoe het heeft kunnen gebeuren dat dit memo is opgesteld. Ook gaat de UvA bij de evaluatie kijken of er nog meer sponsorcontracten bij deze vakgroep zijn die de aandacht behoeven. Daarnaast heeft de UvA aangegeven dat zij het evaluatierapport, dat naar verwachting in maart 2024 is afgerond, openbaar zal maken.

Tot slot meldt de UvA, naar aanleiding van de opmerking van het lid Omtzigt over de wenselijkheid van een hoogleraar Toeslagen, dat zij het met mij eens is dat de keuze van onderzoeksonderwerpen bij de instellingen hoort te liggen. Wel wil de UvA in dit licht vermelden dat bij het openstellen van een leerstoel Belastingrecht in het profiel nadrukkelijk ook het maatschappelijk belang als onderdeel van de leerstoel is meegenomen.

Ik heb de UvA laten weten naar aanleiding van dit gesprek vertrouwen te hebben in een goede afhandeling van deze kwestie en ik verwacht dat de UvA er zorg voor draagt dat een integere totstandkoming van onderzoeksovereenkomsten wordt geborgd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven